De Israëlische natiestaat-wet

Afbeelding met tekst: Om dubieuze claims te voorkomen is deze afbeelding verwijderd.

Door Menno ten Brink

Sinds 1948 leven we vrijwillig in de diaspora, er is een keuze. Als we dat willen, kunnen we op aliya gaan. Iedere Jood heeft indirect een paspoort om naar Israël te gaan.

Maar toch, wie bepaalt wie Joods is en wie uiteindelijk dat paspoort mag krijgen? Bij de stichting van de staat werd bepaald dat ieder die een Joodse grootouder heeft, zich kan baseren op de wet op de terugkeer en een paspoort kan krijgen om in Israël te gaan wonen. Het bepalen of je Joods bent, is overgelaten aan de rabbijnen.

Een behoorlijke weeffout is gemaakt bij de oprichting van de staat, toen besloten werd dat er in Israël twee opperrabbinaten zouden zijn: een Sefardisch en een Asjkenazisch, die in Israël met uitsluiting van alle andere stromingen bepalen wie Joods is, en de zeggenschap hebben over alle Joodse aangelegenheden, ook weer met uitsluiting van andere Joodse denominaties, die zij als niet-Joods beschouwen.

Daarmee wordt het grootste deel van de Joden in de wereld buitengesloten, of in ieder geval het Joods leven moeilijk gemaakt. De staat Israël zelf accepteert verklaringen van niet-orthodoxe rabbijnen, mits bona fide natuurlijk, maar huwelijken, en andere private religieuze activiteiten in Israël, zijn nog altijd voorbehouden aan de orthodoxen.

Vrijheid van godsdienst, ook binnen het Jodendom, zou ware democratie zijn in Israël. Israël is het enige land dat wat dat betreft Joden discrimineert. Pas nadat mensen buiten Israël burgerlijk getrouwd zijn, kunnen ze in Israël een choepa krijgen van een niet orthodox geregistreerde rabbijn, omdat het burgerlijke huwelijk wel wordt geaccepteerd door de Israëlische staat, net als het orthodoxe huwelijk dat meteen legaal is in Israël. Dit in tegenstelling tot een niet-orthodox huwelijk.

Op 19 juli 2018 is in Israël de zogenaamde Natiestaat-wet door een krappe meerderheid van de Knesset aangenomen. Een stemming van 62-55 stemmen met 2 onthoudingen. Een jaar lang werd er aan de woorden van deze basiswet gewerkt, als een soort voortzetting of bevestiging van de Onafhankelijkheidsverklaring uit 1948. Hij legt vast dat Israël het nationaal tehuis is van het Joodse volk; maar ja, dat stond al in de Onafhankelijkheidsverklaring. Waarom deze wet nu nodig was, is niet duidelijk, behalve om nationalistische redenen, en om verhoudingen verder aan te scherpen. Op zich lijkt dit ook een trend te zijn als je kijkt naar bewegingen in Hongarije en Polen, reacties op het vluchtelingenprobleem, de houding tegen de ander, bijvoorbeeld ook in ons land, tegen ons, maar ook tegen Moslims. De Natiestaat-wet komt heel erg dicht bij een formulering, deels impliciet via de uitleg, van het verklaren van Joodse superioriteit.

Gelukkig zijn wat scherpe kanten op het laatst uit de wet gehaald, zoals het discrimineren op basis van etniciteit en religie, waar het huisvesting betreft, of het autoriseren van een samenleving samengesteld uit mensen die eenzelfde geloof en nationaliteit (lees Joods) hebben, om het exclusieve karakter van die samenleving te garanderen. Het is nu vervangen met de woorden: een Joodse vestiging in Israël in algemene termen. Alleen Joden hebben zelfbeschikkingsrecht in Israël.

De nieuwe wet verlaagt ook de Arabische taal van officiële taal in Israël, naast het Hebreeuws, naar één met ‘speciale status’ die het wel mogelijk maakt dat hij gebruikt wordt in de Israëlische instituten, maar die geen officiële taal meer is in Israël.

De president van de staat (Rivlin) heeft al gezegd dat verschillende passages kunnen leiden tot schade aan het Joodse volk wereldwijd en in Israël, en het zou als een wapen gebruikt kunnen worden door anderen tegen ons. De wet verscherpt de toch al bestaande tegenstellingen nog meer. En waarom ? Als we kijken naar de verhoudingen met de niet-orthodoxe gemeenschappen in Israël en de wereld, bijvoorbeeld onze Liberaal Joodse gemeenschap en die in de VS van Reform en Conservatieven, de grootste binnen ons volk, worden die op scherp gezet.

De basiswet geeft een eenzijdigheid aan van Israël richting diaspora Jodendom: Israël wordt gezien als van het hele Joodse volk, het vernieuwen van het verbond onder alle Joden, en de band versterken tussen Israël en Diaspora en vice versa, maar legt het initiatief bij het charedie (ultra-orthodoxe) Jodendom in Israël, er is geen tweezijdigheid en geen respect voor alle stromingen binnen het Jodendom. Het gaat om de uitleg bij de wet: “De staat zal in de Diaspora opereren om de band tussen staat en Joods volk te bewaren en de staat zal de culturele, historische en religieuze erfenis van het Joodse volk onder Diaspora Jodendom bewaren.” Maar men noemt niet de invloed die het diaspora Jodendom, ook als pluralistisch Jodendom, heeft op Israël. Het zou wederkerig moeten zijn als Israël ons niet van zich wil vervreemden.

De wet komt uit rechtse, nationalistische en religieuze hoek, het is wel duidelijk welke vorm van Jodendom men hanteert om het Jodendom te bewaren: met uitsluiting van het Liberaal, reform, progressieve en conservatieve Jodendom. Ons liberale uitgangspunt is diversiteit, en pluralisme in Jodendom, maar ook het respect en bescherming tonen naar de Arabische bevolking en de christelijke bevolking als minderheid, in Israël, net als de anderen, zoals de Bahai en Druzen.

Zolang de uitleg van de religieuze regels en deze wet in handen van rechtse politici en wetgevers en die van de orthodoxie ligt, als enige religieuze erkende stroming, is dat een garantie om meer tweespalt te krijgen ten koste van de eenheid van ons Joodse volk, samen met Israël.

Deze wet was niet nodig. Er is een Onafhankelijkheidsverklaring met diverse wetten en regels, die genoeg aangeven dat Israël een Joods land is en blijft, met de naam Israël, de vlag en het volkslied, voor het hele Joodse volk.

Deze wet heeft het uitzicht op religieuze vrijheid en zelfbeschikking voor anderen eerder verder weg gezet dan dichterbij gebracht.

In de Onafhankelijkheidsverklaring in 1948 stond: “complete equality of rights for all its citizens without distinction of religion, race, and sex.” Deze wet bedreigt de basis onder het bestaan van Israël.

Er zijn natuurlijk enorm veel uitdagingen in het moderne Israël. Israël zou zich niet bezig moeten houden met isolationisme en het uitsluiten van de ander, maar integendeel de brug tussen de sociale onevenwichtigheid slaan, gelijke mogelijkheden scheppen voor al haar bewoners, de relaties bevorderen tussen Joden en de Arabische minderheid; het verbeteren van de positie van vluchtelingen en asielzoekers; de relatie tussen religie en staat op een democratische manier regelen, zodat Israël geen theocratie wordt van het charedische Jodendom, maar een echte democratie, waar men de keuzevrijheid heeft om de eigen vorm van Jodendom te kiezen die men wil, geaccepteerd door de staat, zonder dat men steeds blijft zwichten voor de minderheid van Joden in de wereld: de orthodoxie. En vanzelfsprekend om zich te blijven inspannen voor vrede met onze buren.

Op het moment dat de staat Israël het juridisch mogelijk zal maken dat ook anderen dan het charedische Jodendom zelfbeschikking kunnen hebben over hun manier van leven, kan er pas echt sprake zijn van een staat Israël waar (zoals alle Joden dat wekelijks in de gebeden zeggen) het begin van onze verlossing ontluikt.

Menno ten Brink is rabbijn van de Liberaal-Joodse Gemeente (LJG) in Amsterdam.

Categorie:

Home » Columns en opinie » Gastcolumns en blogs » De Israëlische natiestaat-wet