‘Lente-uitjes gooien tijdens dayenu’ (Pesach-serie, deel 4)

Beeld: FB
Beeld: FB

‘Iedere generatie moet zich beschouwen alsof hij zelf uit Egypte gekomen is, staat er in de Hagada. Maar ik kom helemaal niet uit Egypte: ik kom uit Duitsland. Mijn overgrootvader, Abraham Baruch vestigde zich in 1902 vanuit  het Oost-Groningse Bellingwolde in Göttingen. Hij woonde achtereenvolgens op de Gröner Strasse 5/6 (1902), Königsallee 8 (1903), Papendiek 30 (1904), Johanisstrasse 2 (1905), Groner Tor 28 (1912) en de Düstere Strasse 10/11 (1913-1933).

Göttingen had niet alleen een burgemeester die al in de jaren twintig actief NSDAP’er was; ook op de universiteit waren nogal wat docenten nazi’s. Een aantal hoogleraren was er van overtuigd dat het Jodendom niet de benaming was van een bevolkingsgroep of een geloof, maar een ras en een gevaarlijke ideologie.

Dat was niet de enige wetenschappelijke belangstelling waar de kleine Joodse gemeenschap zich op kon verheugen: Een student aan de Universiteit van Göttingen, Achim Gercke, had al vanaf 1925 bijgehouden wie Joods was en waar Joodse families en ‘verjoodste wetenschappers’ woonden. Deze felle antisemiet, waar de Göttinger nazi’s veel aan te danken hebben, en die een glansrijke carrière tegemoet leek te gaan werd overigens in 1935 de NSDAP uitgegooid wegens overtreding van artikel 175 van het Duitse Wetboek van Strafrecht (homoseksualiteit) en was de jaren na de Tweede Wereldoorlog archivaris en amateur-imker.

In aanloop naar de officiële boycot van Joodse winkels op 1 april 1933, ontstonden er in Göttingen rellen. Vanuit het Braunes Haus (Jüdenstrasse 12), het hoofdkantoor van de Kreisleitung van de NSDAP werd al op 28 maart, twee weken voor Pesach, een pogrom georganiseerd en werd onder andere bij Abraham Baruch de ruiten ingegooid. Op de muur werd ‘Gut Schabbes’ gekalkt.

Kort daarna sloten twintig Joodse bedrijven, waaronder de Slagerij van Abraham (die zich in Duitsland Adolf noemde) Baruch. De Joodse gemeente van Göttingen telde rond de jaren dertig van de vorige eeuw zo’n vierhonderd zielen; na 1933 waren er nog maar zo’n honderd over.

Abraham vertrok hals over kop naar Deventer en even later naar Twello, waar hij in loondienst ging werken, totdat hij ook daar ontslagen werd, werkloos bleef, uiteindelijk opgepakt werd en via Vught naar Sobibor werd gestuurd. Het transport vertrok op 11 mei 1943 en duurde drie dagen; Abraham en zijn vrouw, Bertha Baruch – Jacobsohn, zijn op 14 mei vergast. Net als vier van zijn vijf broers en zussen (één zus was met een niet-Joodse man getrouwd en al voor de oorlog overleden) en hun nageslacht, en bijna alle kinderen en kleinkinderen van de veertien (!) broers en zussen van zijn vader Henoch. De uitgebreide familie Baruch bestond uit meer dan tweehonderd personen.

Al deze informatie heb ik later bij elkaar gesprokkeld. Er werd immers niet over gesproken. De fotoboeken, de geschiedenis, en zeker de religieuze geschiedenis, werden niet met ons gedeeld. We wisten dat er een paar neven en nichten waren. Ik weet dat de familie overwegend liberaal-Joods was. Mijn bet-overgrootvader, Selig Jacobsohn, deelde in Sudheim voor shabbat snoepjes uit aan alle kinderen van het dorp. Er is een foto waarop een brandende chanoekia staat. Ik weet dat de meeste ooms bar mitswa zijn geworden, en daarna geen stap meer in een synagoge hebben gezet.

Toen wij thuis gingen seideren, moesten we de geschiedenis dus in belangrijke mate heruitvinden. Gebruiken kwamen en gingen, maar de leukste bleven bestaan: het omstandig uitgelegde verbod om de afikoman te verstoppen dat ieder jaar weer overtreden wordt, het direct na het aan tafel gaan zitten om meteen weer op te staan om als een bezetene rond het huis te rennen, en het elkaar afrossen met lente-uitjes tijdens ‘dayenu’ behoren tot de meest merkwaardige en dierbare tradities.

In de Düstere Strasse 10/11 bevindt zich nu een Thaise Massagesalon. Ik ben er langsgereden toen ik op de motor naar Sobibor reed en weer terug, en verbleef toevalligerwijs op kamer 133 van Hotel Central, Jüdenstrasse 12, vroeger het Braunes Haus, het hoofdkantoor van de Kreisleitung van de NSDAP: ik kende de geschiedenis van het huis nog niet.

Dit jaar seideren we de tweede avond thuis. Met een kleine 20 personen. Vrienden, neven, nichten en kinderen. En lente-uitjes waarmee we elkaar afrossen. Als gezin, als familie. En we vertellen aan onze kinderen over de uittocht uit Egypte omdat we ons beschouwen alsof we zelf uit Duitsland gekomen zijn.’ 

Robbert Baruch is een Joods bestuurder en promiment lid van de PvdA. 

Categorie:

Home » Columns en opinie » ‘Lente-uitjes gooien tijdens dayenu’ (Pesach-serie, deel 4)