Levensles – column Boris Dittrich

Boris Dittrich

Na vier jaar hechte samenwerking in de Eerste Kamer was het onvermijdelijke moment daar. Het afscheid van maar liefst vijf collega’s uit mijn fractie die de politiek gingen verlaten. We kwamen feestelijk met onze medewerkers en stagiaires samen in een klein restaurant in Den Haag. De ene na de andere collega sprak in lovende woorden over de teamgeest, het harde werken, de idealen waar we trouw aan waren gebleven en de vriendschappen die waren ontstaan. Mijn collega Henk uit Groningen had voor elk van ons een afscheidskadootje gekocht, het boekje ‘Levenslessen van een rabbijn’ van Awraham Soetendorp.

Daags later zat ik thuis op de bank, bevangen door de hitte van de eerste tropische dag dit jaar. Ik begon te lezen en stuitte op het verhaal over de jonge Awraham Soetendorp in Israel. Hij vertelde over zijn tijd op de basisschool. Er kwam een nieuwe jongen in de klas. Alle kinderen negeerden hem, hij hoorde er niet bij en mocht niet meespelen. Tegenwoordig zouden we dat gaslighting noemen. Awraham was wel populair en wilde aan deze uitsluiting niet meedoen, hij ging juist kameraadschap met de nieuwe jongen zoeken. Ze liepen samen op van huis naar school en vice versa. Toen merkte Awraham dat de kinderen uit de klas zich ook tegen hem begonnen te keren. Nu werd ook hij genegeerd.

Kort daarop kreeg de jonge Awraham ruzie met zijn vriendje over iets onbenulligs, hij voelde zich beledigd en zei: “Ik ben je vriend niet meer.” Awraham werd weer opgenomen in de groep uit de klas en de jongen liep weer treurig in zijn eentje. De dag erna verscheen hij niet meer in de klas, en ook daarna niet. Awraham had last van een schuldgevoel, ging naar het huis van de jongen en belde aan. Zijn moeder deed open. “Kom jij uit die verschrikkelijke klas? Ik wil jou hier niet hebben!” Ze smeet de deur dicht. Awraham wist niet wat te doen en besloot weer aan te bellen. Het tafereel herhaalde zich een paar keer, tot de jongen tegen zijn moeder riep: “Laat hem toch binnen, mam!” Awraham kwam binnen. Hij had een sinaasappel bij zich, gaf hem die en zei dat het hem speet. De jongen antwoordde: “Het is allemaal goed.” Ze gingen in vriendschap uit elkaar, maar de volgende dagen keerde de jongen niet terug in de klas.

Elke keer als de oude Awraham Soetendorp dit verhaal uit zijn jeugd op scholen in Nederland vertelt, vraagt hij aan de leerlingen: “Wat denken jullie dat er is gebeurd? Wat heeft de jongen gedaan?” Opgewonden roepen de kinderen dan dat hij naar school was teruggekeerd. Ze waren hoopvol en positief. Maar dan vertelde de rabbijn dat de jongen nooit is teruggekomen naar school. Meteen werd duidelijk wat voor impact pesten op school heeft voor degene die gepest wordt, maar ook voor de pester.

Dit menselijke verhaal maakte indruk op me, terwijl ik op de bank zat te lezen. Mijn gedachten gingen meer dan vijftig jaar terug, toen ik een jaar of twaalf was en in de eerste klas van het lyceum zat. Voor me zat een jongen achter zijn lessenaar. Om de een of andere reden had hij geen aansluiting bij ons, de rest van de klas. Ik was een beetje aan het klieren en duwde met mijn lessenaar tegen de rugleuning van zijn stoel. “Hou op,” fluisterde hij een paar keer naar achteren, maar ik ging door. Opeens sprong hij op, pakte de borstel en smeet die met kracht tegen het schoolbord. De krijtjes vlogen in het rond en de juf voor de klas schrok. “Wat doe je? Wat is er aan de hand?” riep ze. Hij keek me aan. Ik verbleekte, was me plotseling ervan bewust wat ik had gedaan, dat ik hem had gepest. Hij antwoordde niet. De juf pakte hem bij zijn arm. “Wat bezielt jou?” riep ze woedend. De andere kinderen lachten. “Niets,” mompelde hij, zijn hoofd gebogen.

De rest van de les moest hij in de hoek staan met zijn rug naar ons toe. Toen de bel ging en we het lokaal uit stormden, ging ik naar hem toe en zei dat het me speet. “Waarom doen jullie zo tegen mij?” vroeg hij met tranen in zijn ogen. Daar had ik geen antwoord op. Ik nam me voor aardig tegen hem te zijn, maar de volgende dag kwam hij niet meer op school.

Deze gebeurtenis ben ik nooit vergeten, diep in me is er dat onrustige schuldgevoel. Toen ik Tweede Kamerlid was, tientallen jaren later, ging ik op werkbezoek bij de Vereniging Vluchtelingenwerk. Het was in een periode dat er heftige politieke discussies waren over het asielbeleid, net zoals vandaag de dag. Ik kreeg een rondleiding. Opeens stond een van de medewerkers voor me, een man van mijn leeftijd. Met zijn naam. Ik herkende hem en nam hem terzijde. “Heb jij in de jaren zestig in Utrecht op het Bonifatius-lyceum gezeten,” vroeg ik voor de zekerheid. Verbaasd keek hij me aan. “Ja.” Opnieuw, welgemeend en goed geformuleerd bood ik hem mijn excuses aan. Hoe had het incident zijn leven beïnvloed? Zouden mijn excuses hem helpen? Hij trok een wenkbrauw op.

Ik ga nu Awraham Soetendorp nadoen, zoals wanneer hij schoolklassen bij het onderwerp pesten betrekt. Beste lezers, wat denken jullie dat mijn voormalig klasgenoot antwoordde?

Lees ook:
Fittie – column Boris Dittrich

“Er gaan net zoveel Israëli’s dood in Nederland als Nederlanders in Israël. Misschien nog wel meer.” Het was deze opmerking in de email die me bij bleef.
Naar aanleiding van mijn vorige column voor Jonet.nl had een man uit Amstelveen me een reprimande gegeven. Hij vond dat ik in die column het beeld neerzette dat Israël alleen maar door aanslagen wordt geteisterd. Dat was helemaal niet de pointe van wat ik geschreven had, maar zo was het bij hem overgekomen..’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Beeldmerk Jonet.nl.Waardeert u dit artikel?

Donatie
Betaalmethode
American Express
Discover
MasterCard
Visa
Maestro
Ondersteunde creditcards: American Express, Discover, MasterCard, Visa, Maestro
 
Kies uw betaalmethode
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren

Categorie: |

Home » Nieuws » Levensles – column Boris Dittrich