MAESTRO, het onvoorstelbare leven van de violist Paul Godwin – boekrecensie

Van Brug Boeken

Een meesterlijk gefingeerde autobiografie van het zwaarbewogen leven van ‘ein Aussergewöhnliches Wunderkind’.

Alvorens ‘Maestro’ te recenseren heb ik een aantal 60-plussers gevraagd of de naam Paul Godwin hen iets zegt. Slechts een wist wie hij was. Een belangrijk initiatief dus van (cultuur)historisch onderzoeker en publicist Ernestine Brikkenaar van Dijk om deze destijds beroemde musicus te portretteren en aldus aan de vergetelheid te ontrukken.

Paul Godwin (1902-1982) is geboren in het (toen) Russische Sosnowiec, thans deel van Polen (Silezië) Bij de burgerlijke stand van die stad is hij ingeschreven als Pinkus Goldfajn, zoon van Szapsa en Rojza Goldfajn-Oksenhendler. Vader Szapsa was eigenaar van Hotel Central, waar ook Joodse bruiloften en barmitswah’s werden gevierd. Daarnaast was Szapsa de chazan (voorzanger) in de plaatselijke synagoge. Een gerespecteerd man binnen de Joodse gemeenschap van Sosnowiec was hij. Het gezin telde acht kinderen, een jaar voor de geboorte van Paul is baby Sura overleden, zo ook Szyfra, die stierf als baby nadat Paul was geboren. Dat jaar overleed zijn broer Benjamin, nadat hij door een paard en wagen is overreden. Paul: ‘Ik was toen vijf jaar oud en herinner me dat mijn vaders zwarte baard in één nacht grijs was geworden (…) Van mijn moeder bewaar ik uit die tijd een beeld dat ze alleen maar huilde’.
Er zou een nog groter onheil over de familie Goldfajn komen; het noodlot van miljoenen Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Wenen
Al op jonge leeftijd zijn de bijzondere muzikale talenten van Pinkus onderkend en wordt hij op tienjarige leeftijd (!) op de trein gezet om in Wenen vioolles te krijgen van de befaamde vioolpedagoog professor Herrman Kaplan. Hij woont bij Kaplan in en krijgt naast vioolonderricht de verantwoordelijkheid over diens huishouding – hij is niets minder dan een dienstmeid die boodschappen doet, het huis schoon houdt en kookt. Tegelijkertijd treedt het Aussergewöhnliches Wunderkind op in bekende muziekhuizen als de Kleine Zaal van de Musikverein: “Eindelijk kwam de eerste avond van mijn eerste echte concert. Kaplan had een matrozenpak met korte broek voor mij gekocht, wat ik kinderachtig vond. Ik was bijna twaalf en dan kan je beste een echt pak aan.”
Het is zijn leermeester, de geassimileerde Joodse Kaplan, die hem aanraadt zijn Ostjüdische naam Pinkus Goldfajn te veranderen in Paul Godwin, dat een Duitse achtergrond suggereert en dus meer cachet verschaft dan de Ostjuden in hun slordige kledij. Paul Godwin is nu zijn naam.

Boedapest
Nadat in 1914 de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken, komt er een einde aan de (huiskamer)concerten en vertrekt Paul op aanraden van Kaplan naar Boedapest om bij de vermaarde vioolpedagoog professor Jenö von Hubay, directeur van de Nationale Hongaarse Muziekacademie, zijn studie uit te breiden en meer theoretische ervaring op te doen.
Paul Godwin heeft in Boedapest een onbezorgde tijd. Hij maakt veel vrienden en verdient bij om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij speelt in operettes, cafés en bioscopen, waar wordt gemusiceerd bij ‘stomme’ films: ‘Eerst bekeek ik de film, daarbij moest ik, als aanvoerder van het orkestje, steeds nieuwe muziek samenstellen (…) en besloot dan op basis van wat ik zag, welke muziek erbij hoorde’.
Aan die muziekaal interessante periode komt een einde als het politieke klimaat in Hongarije – sinds 1918 een soevereine staat – dramatisch omslaat en de antisemitische bendes van Miklòs Horthy pogroms op de Joodse bevolking loslaten. Godwin kent de gruweldaden uit zijn geboorteplaats toen daar in 1908 Kozakken op Joden insloegen om hen te vernederen en angst aan te jagen: “Ik was pas zes jaar oud, maar het beeld van angst en chaos staat in mijn geheugen gegrift en ik merkte dat bij die herinnering van lang geleden mijn hart op hol sloeg.”

Berlijn
Berlijn wordt zijn volgende bestemming, waar hij in 1921 onder auspiciën van Willy Hess studeert aan de prestigieuze Staatliche Hochschule für Musik. Maar vanwege zijn vele schnabbels in de lichte muziek en jazz, dat een affreuze bezigheid is in de ogen van de conservatoriumdocenten, krijgt hij in 1925 zijn congé. Hij is niet langer welkom.
De nazi’s domineren inmiddels de straten in Berlijn en is Paul genoodzaakt om in 1933 de  belangrijke cultuurstad te verlaten. Zijn geliefde stad, waar hij een van de meest populaire Stehgeigers was.

In de loop der jaren heeft Paul vijftienhonderd (!) muziekopnames op zijn naam staan: “Aangezien die platen in een gemiddelde oplage van vijfduizend exemplaren werden geperst, betekende dat er op dat moment zeven-en-een-half miljoen grammofoonplaten van mij over de wereld verspreid waren.” Er breken zware tijden aan: Gescheiden van zijn eerste vrouw, die lid werd van de NSDAP, vlucht hij voor Hitler en diens bendes. De Stradivarius is het enige dat hij nog bezat, zijn financiële vermogen en huis is hij kwijt.

Antwerpen, Scheveningen, Amsterdam
Hij ontmoet de niet-Joodse Friedel en het paar gaat in Antwerpen wonen. Via optredens in Luxemburg en België komt hij in Nederland, waar hij grote successen oogst. Friedel en Paul gaan in 1939 in Scheveningen wonen. Optredens zijn er onder meer in het mondaine Kurhaus en in het populaire familierestaurant Heck’s. Tijdens een optreden in Heck’s op het Amsterdamse Rembrandtplein, wordt het duidelijk dat ook in Nederland het actieve fascisme de kop opsteekt: “Een groep mannen stond op nadat onze slagwerker Boyd Bachmann (…) in het Frans een nummer had aangekondigd. Ze begonnen luid ‘Hollandsch, Hollandsch! Te roepen.” Er ontstaat enorme tumult en vijandige clichés over ‘buitenlanders’ worden gescandeerd.

Dwangarbeider
Mei 1940 wordt ons land wordt door nazi-Duitsland bezet. Na paniek en chaos herneemt het ‘normale’ leven zich. Althans aanvankelijk; Paul Godwin hervatte zijn optredens, maar constateerde dat steeds meer Duitse officieren in het publiek zaten.
Het echtpaar gaat in Amsterdam wonen. Paul werd onder andere concertmeester bij de ‘Kleine Joodsche Revue’. Vanwege steeds heftiger sancties tegen Joden kan hij niet meer optreden en wordt werkloos. Dan krijgt hij als gemengd gehuwde Jood een oproep voor medische keuring en wordt vervolgens te werk gesteld. Dwangarbeid! Hij is  een van de arbeiders die de roeibaan in het Amsterdamse bos heeft gegraven!

Ondanks de lange loodzware dagen is door Godwin en andere dwangarbeiders, medemusici, een strijkkwartet opgericht, ‘het Bosplankwartet’, dat op vrije zondagen optreedt in een woning op het Stadionplein. De nazi’s beginnen op alle fronten te verliezen en op 5 mei 1945 wordt Nederland bevrijd. Buiten op straat is uitbundige feestvreugde, Paul en Friedel gaan naar buiten: ‘Voordat we de straat opgingen knipte Friedel de ster van mijn jasje. Wij huilden allebei’. Zijn ouders en de meeste familieleden hebben de oorlog niet overleefd.

(Inter)nationale successen
Paul wordt gevraagd in het Lido (toen restaurant en partycentrum) voor Canadese militairen op te treden. Hoewel hij niet begrijpt dat er, ondanks het afschuwelijke nieuws over vernietigingskampen en andere gruweldaden, behoefte aan amusement is. Maar er moet geld worden verdiend en hij vormt een orkest. Eind 1946 is hij freelance medewerker bij de VARA-radio, waarvoor hij met Isja Rossican het ‘Stradiva Sextet’ opricht. Andere succesvol radio-optredens is ‘Het Meester Trio’, dat lichtklassieke muziek vertolkt.
Het is ondoenlijk om in een beknopte samenvatting de reeks muzikale successen van Paul Godwin te noemen, maar wel moet vermeldt dat hij optredens had in onder meer Groot-Brittannië, Italië, Frankrijk, Zwitserland en de Verenigde Staten. In 1951 krijgen Paul en Friedel de Nederlandse nationaliteit.

Moeizame zoektocht
Het boek ‘Maestro’ bestaat uit drie delen: Deel één gaat over de levensloop van Paul Godwin, waarin Ernestine Brikkenaar van Dijk zo goed als mogelijk zijn leven reconstrueert, want Paul Godwin zweeg daar over. Hij kon zijn vaak bittere herinneringen niet uiten of (laten) opschrijven. Over zijn jeugd zweeg hij pertinent. In 1972, tijdens een kerst-/chanoeka-etentje bij de ouders van Ernestine krijgt hij van haar een boek met blanco pagina’s waarop zij geschreven heeft: De verhalen van oom Paul. Na zijn dood in blijkt het boek nog leeg te zijn.

Deel twee gaat over persoonlijke herinneringen aan Paul Godwin – die een huisvriend van haar ouders was – en zijn laatste levensjaren. In deel drie wordt uitleg gegeven over de moeizame zoektocht naar informatie over Paul Godwin en zijn Poolse familie. Het moet een ingewikkelde speurtocht voor de schrijfster zijn geweest naar het tragisch leven van de grote musicus Godwin. Uit een interview in Het Parool: ‘Ontelbare keren benaderde ik archieven in Warschau, Wenen, Boedapest en Berlijn en telkens kreeg ik nul op het rekest, simpelweg omdat het betreffende archief door bombardementen en branden in de oorlog vernietigd was’.

De positie van de vrouw
Ondanks de moeite en tegenslagen is ‘Maestro’ een schitterend resultaat. Brikkenaar van Dijk heeft van het door haar (karige) boven water gehaalde feitenmateriaal een prachtige ‘autobiografie’ gecomponeerd, waarin Paul Godwin als het ware zelf zijn (vaak trieste) leven aan zijn dagboek heeft toevertrouwd. De schrijfster geeft niet alleen een indringend beeld van het Europa van begin vorige eeuw tot in de jaren tachtig: significant is de positie van de vrouw, gespiegeld in het gezin van Szapsa en Rojza Goldfajn-Oksenhendler, de ouders van Paul. De man was destijds letterlijk het hoofd van het gezin, hij neemt beslissingen. Zo besluit hij dat Pinkus (Paul) op jeugdige leeftijd naar Wenen moet voor diens muzikale ontwikkeling: ‘Pinkus was overstuur bij de gedachte dat hij weggerukt werd uit het gezin. Die avond ging zijn moeder op de rand van Pinkus’ bed zitten en zei dat ze ook niet wilde dat hij weg zou gaan’.

Paul Godwin bracht zijn laatste jaren door in het Rosa Spier huis in Laren, waar jij in 1982 stierf.
Dankzij deze prachtige ‘geconstrueerde autobiografie’ en persoonlijke memoires van de auteur, wordt de herinnering aan de veelzijdige musicus Paul Godwin levend gehouden. Schitterend!

Terzijde: Een andere beroemde inwoner van Sosnowiec was de Joodse componist en pianist Władysław Szpilman (1911–2000) Roman Polanski baseerde zijn film ‘The Pianist’ (2002) op diens leven. Het leven van Paul Godwin is beslist niet minder boeiend. Is er in ons land een filmregisseur die misschien…?
Op YouTube zijn opnamen van Paul Godwin.  

Titel: ‘MAESTRO, het onvoorstelbare leven van de violist Paul Godwin’
Auteur: Ernestine Brikkenaar van Dijk
Uitgever: Uitgeverij van Brug, Den Haag
ISBN: 9789065234537
Prijs: 20,00 euro

Categorie: |

Home » Nieuws » MAESTRO, het onvoorstelbare leven van de violist Paul Godwin – boekrecensie