Opperrabijn Jacobs moet beveiliging huis opvoeren

Beeld: Speakersacademy
Beeld: Speakersacademy

Antisemitisme groeit, zegt opperrabbijn Binyomin Jacobs. Geleidelijk, als inflatie die niemand wakker schudt. En soms hard, als de stenen door zijn ruit.

Dubbel glas zit er in de achterdeur van opperrabbijn Binyomin Jacobs. Maar dat kon de stenen, die er vorige week donderdag midden in de nacht tegenaan werden gegooid, niet tegenhouden. Een ‘harde, droge knal’ hoorde zijn vrouw Bloema, die even wakker schrok, maar daarna verder sliep. “Het alarm ging niet af, dus ik dacht dat er op straat iets was gebeurd.” Bij het krieken van de ochtend trof Jacobs de stenen aan. Drie vuistdikke keien. Verrast was hij niet. “De week ervoor hadden ze het ook al geprobeerd, toen gingen ze niet door het raam heen. Dit is de culminatie van jaren groeiend antisemitisme.”

Hij stapt zijn achtertuin in en wijst naar een manshoge schutting zo’n vijf meter verderop, waarachter een paadje loopt. “Op dat paadje stonden ze”, zegt hij. Uit voorzorg heeft hij nu een raster bovenop de schutting geplaatst. Hij bukt zich en houdt een zware, rode steen omhoog. “Die hebben ze speciaal ergens gekocht, dit vind je niet zomaar op straat.”

Waarom werden die stenen gegooid, denkt u? Is er een concrete aanleiding?

“Nou ja, het is wel héél toevallig ze nu komen, precies op het moment dat er in Gaza een oorlog aan de gang is. Ik weet natuurlijk niet zeker dat het ermee te maken heeft. En ik zeg ook niet dat antizionisme hetzelfde is als antisemitisme. Maar ze liggen dicht bij elkaar.”

Slaapt u nog wel na wat er is gebeurd?

“Jawel. Maar ik wil wel dat de veiligheid van mijn huis wordt opgevoerd.”

Waar denkt u dan aan? Nog een alarm? Politiebewaking?

“Wie weet. We zijn met de politie in gesprek, we hebben intensief contact. Al betwijfel ik of ze de daders zullen vinden.”

Wat voor types waren die daders, denkt u?

“Hangjongeren, waarschijnlijk. Geen directe buren, want die ken ik, die zouden zoiets nooit doen. Maar de daders wonen wel in de buurt. Vanaf het paadje achter de tuin zie je ons huis nauwelijks, je ziet geen naambordje of nummer, ze moeten hebben geweten waar ik woon. Preciezer weet ik het niet. Het kunnen zowel Nederlanders van Marokkaanse afkomst als autochtone Nederlanders zijn geweest. Want het zijn echt niet alleen Marokkaanse jochies, zoals vaak wordt gezegd. Ook andere kinderen doen het, jongens én meisjes.”

“Ik zal u wat zeggen: in de Tweede Wereldoorlog waren hier geen Marokkanen. Het waren Nederlandse politieagenten die Joden uit hun huizen haalden. Het antisemitisme is iets van alle tijden en ook hier niet iets uitheems. Na de oorlog is het een tijd weggeweest, nu is die oorlog een gepasseerd station en komt het weer terug.”

Al veertig jaar woont Jacobs hier, in dit bescheiden rijtjeshuis in de Amersfoortse wijk Schuilenburg. Hij heeft er zijn acht kinderen zien opgroeien, die inmiddels zijn uitgewaaierd over de hele wereld.

“Toen ik hier kwam wonen maakte ik nooit antisemitisme mee. Nooit. Nu is het haast normaal geworden. Begrijp me goed, ik ben niet achterdochtig van nature. Maar je voelt precies wanneer iets kwetsend bedoeld is. Ik heb het echt niet over het kind dat achterop een fiets naar me wijst en aan zijn moeder vraagt: mama, wat is dat voor een gekke meneer? Ik heb het over automobilisten die naar je toeteren en je agressief aankijken. Jongeren die honend ‘Jehud’ of ‘Joden, Joden’ roepen, of sissende gasgeluiden maken.”

“Dat gebeurt steeds vaker. Ik hoor het ook van anderen. Orthodoxe gezinnen die in Nederland herkenbaar Joods willen leven beraden zich of hier wel hun toekomst ligt. Omdat het Joodse leven hier zo beperkt is, maar ook omdat ze zich zorgen maken over antisemitisme. Ik heb al een aantal gezinnen zien vertrekken.”

Kunt u aangeven wanneer het antisemitisme om u heen begon toe te nemen, en waardoor?
“Nee. Er is niet een kantelpunt, het gaat heel geleidelijk. Maar dat maakt het niet minder gevaarlijk. Het is niet als een beurskrach, meer als een gestaag oplopende inflatie. Een beurskrach schudt mensen wakker, bij inflatie denken ze: het zal wel meevallen.”

Boeketten met rozen staan op de vensterbank, gebracht door meelevende stadsbewoners. Tegen de wanden staan kasten vol met bijbels en talmoedcommentaren, er hangt een geborduurd plaatje van de Klaagmuur en een portret van de Lubavitcher Rebbe uit Brooklyn. Jacobs hoort bij deze chassidische stroming.

Een groepsfoto herinnert aan een conferentie van Lubavitcher rabbi’s op het hoofdkantoor in New York. In de zee van zwarte hoeden en lange witte baarden wijst hij op een hoofdje midden vooraan – dat is hij. Hij draagt een langere baard dan hij nu heeft. Heeft hij hem afgeknipt?

Grijnzend: “Nee hoor. In Nederland rol ik hem op, met kleine pinnetjes onder mijn kin, kijk maar. Ja, je past je een beetje aan aan de cultuur, hè.”

Ook met een kleinere baard ziet Jacobs er Joods genoeg uit om op straat herkend te worden. Een paar weken geleden liep hij langs een groep van vijf tieners. ‘Hitler!’, klonk het.

Jacobs: “Waarom ze dat dan zeggen, geen idee. Ik liep naar ze toe. Normaal hollen ze dan meteen weg, maar deze keer bleven ze staan. ‘Wie riep dat?’, vroeg ik. Het bleef stil. ‘Jullie doen me daar pijn mee. Waarom zeg je nou zoiets?’ We hadden daarna een goed gesprek. Ze wisten niet waarom ze het deden. Gewoon, uit baldadigheid. Best aardige jongens eigenlijk.”

Gewoon een beetje baldadig.
“Ik neem die jongens niet eens zo veel kwalijk. Ze zijn een product van hun opvoeding. Ik zou zo graag eens met hun ouders praten. Die stenen door mijn tuindeur zijn een uitwas, een symptoom. Niet de oorzaak. Wat er bij mensen thuis aan tafel gebeurt, dáár gaat het mis.”

“Laatst stond er aan de overkant van de straat een Turkse vrouw die een Marokkaanse jongen van zes jaar oud in de armen hield. Ze moest hem bijna in de houdgreep nemen. Het kind brulde het uit, wilde het op een lopen zetten. ‘Rustig maar’, zei de vrouw. ‘Je hoeft niet bang te zijn voor die opa’. Het kind had thuis meegekregen dat Joden gevaarlijke mensen zijn. Nu zag hij er voor het eerst een in levende lijve. Hij beefde als een rietje. Tja, als je groot wordt gebracht met het idee dat Joden je ogen uitsteken, is dat logisch. Wat een kind thuis meekrijgt is bepalend voor zijn wereldbeeld.”

Wat valt hier tegen te doen?
“Vorig jaar ben ik met zo’n 150 kinderen uit een achterstandswijk in Arnhem naar voormalig concentratiekamp Westerbork gefietst. Ze waren totaal overdonderd. Wat ze daar hoorden was nieuw voor ze. Ze wísten het niet. Nu wel. Deze kinderen worden later geen antisemiet of racist. Daarom is onderwijs zo belangrijk. Op scholen moet veel meer aandacht voor antisemitisme komen.”

Lees de rest van het interview hier.

(Bron: Trouw).
 

Categorie:

Home » Nieuws » Opperrabijn Jacobs moet beveiliging huis opvoeren