Tropische Chabad-rabbijnen – column Roland Vos

Roland Vos

Op Curaçao ging columnist Roland Vos op zoek naar Joodse sporen en Joods leven. In een van de sjoels wachtte hem, zijn vrouw en dochter een aangename verrassing. “Wat een heerlijke ochtend met een enorm gastvrije ontvangst; en ook nog wat geleerd.”

Ken je dat ook? Dat je elke vakantie in een ander land op zoek gaat naar (sporen van) Joods leven? In Portugal bij elk oud gebouw stoppen om te kijken of er ooit een mezoeza heeft gezeten en in Kroatië op zoek naar niet aanwezige synagogen. In Venetië naar de oude Joodse wijk of waar dan ook op zoek naar een Jodenstraat en het lokale Jodenpleintje.

Onlangs was ik op Curaçao. Met vrouw en volwassen dochter was ik op bezoek bij oude, goede vrienden. Eerst hadden we een ouderwetse vrijdagavond met heerlijk eten; kip, huisgebakken challe, lekkere kiddoesjwijn, goede gesprekken en er werd zelfs gedanst en gezongen. Dat was al heel bijzonder, 7.838 kilometer van huis.

Op zaterdag hadden we een tweede hoogtepunt: een echte sjoelentocht. Voor diegenen die ons niet goed kennen: ik ben niet religieus en kom bijna nooit in sjoel, althans niet voor een dienst. En natuurlijk heb ik veel recepties in alle Nederlandse synagogen georganiseerd, maar daardoor dus ook nooit echt aan een dienst deelgenomen.

Chabad-sjoel

We besloten eerst naar de beroemde Snoa (Mikvé Israël-Emanuelsynagoge) te gaan, een kleine replica van onze prachtige Esnoga in Amsterdam en de oudste nog in gebruik zijnde sjoel op het Amerikaanse continent. Een handjevol mensen luisterde naar de vrolijke noten van het orgel en het gezang van de voorzangeres. Met een smoes gingen we na een kwartiertje naar de Chabad-sjoel Shaarei Tsedek van Rabbijn Refael Silver.

We parkeerden de auto op een behoorlijk vol parkeerterrein bij het mooie gebouw met een groot hek eromheen. Eenmaal binnen gingen de dames ergens door een deur de gebedsruimte ruimte in. Ik moest door een andere deur om in het mannengedeelte te komen, Bescheiden gingen wij op de achterste rij zitten, want de dienst was al een tijdje aan de gang.

Werkelijk direct werden mijn vrouw en dochter opgemerkt door de rabbijn. Hij begroette ze tussen de gebeden door  en vroeg waar ze vandaan kwamen. Kort daarna kwam hij mij de hand schudden en vragen wie ik ben en waar ik vandaan kom. Zo scherp en attent. Tijdens de dienst werd gevraagd voor wiens genezing hij een gebed kon zeggen. Ik schoof wat schuchter naar voren om de naam te noemen van de dochter van een vriend, waarvan we die ochtend hadden vernomen dat ze ernstig ziek is. Nogmaals: ik ben niet religieus maar wie weet helpt het; kwaad kan het zeker niet.

De dienst verliep verder rustig, maar ineens verzocht de rabbijn mij om een mitswe uit te voeren. Ik schrok en realiseerde me dat ik geen idee heb wat ik moest doen. Gelukkig bleek de mij toebedeelde taak niet zo moeilijk: ik mocht de Tora helpen oprollen, een band eromheen doen, de prachtige felgekleurde mantel eromheen doen en de Jat eraan hangen. Het zweet stond op mijn rug van de spanning – of dat kwam gewoon omdat het dertig graden was. Past u op, heren Nederlandse rabbijnen? Dit kan ik dus ook. Het is maar dat u het weet!

Kiddoesj

Na de dienst werden er veel handen geschud. We stelden ons voor en, wensten eenieder goed sjabbes. We werden op sleeptouw genomen naar een aparte ruimte voor de kiddoesj. Ik zag geen kiddoesjwijn of druivensap en dus pakte ik maar een whisky. Best heftig spul zeg voor iemand die niet verder komt dan een glaasje champagne of een gin-tonic, vooral als je daarna ook nog het glaasje van je vrijwel alcoholvrije eega moet wegwerken.

Iedereen ging aan tafel zitten of in de rij staan bij het buffet met prachtige zalmzijdes, salades, challes, kleurige en gezonde gerechten. Ik liet bijna iedereen voorgaan. Dat komt doordat ik het zo gewend ben, want als cateraar of organisator eet je natuurlijk als laatste iets. Tijdens het heerlijke eten raakte ik in gesprek met wat oude Curaçaose mannen en even later ook met de rabbijn. Ook vrouw en dochter raakten in gesprek en ontmoetten zelfs een net geïmmigreerde Amerikaanse moeder en dochter van vrijwel dezelfde leeftijd als zijzelf én met dezelfde voornamen als van henzelf. Toeval of moest dat zo zijn?

Wat een heerlijke ochtend met een enorm gastvrije ontvangst; en ook nog wat geleerd. Complimenten aan rabbijn Silver en grote dank aan mijn vrienden die ons mee hebben genomen. En wat doen die jonge Chabad-rabijnen toch een goed werk!

(Helaas is de dochter van onze vriend inmiddels overleden. BDH)

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Columns en opinie » Tropische Chabad-rabbijnen – column Roland Vos