Bar Mitswa-verhaal – column Tomer Pawlicki

Tomer Pawlicki
FB

 ‘Toen ik nog maar twaalf jaar oud was werd mij vaak de vraag gesteld: “Weet je al waar je je Bar-Mitswa gaat doen?”
“Ik doe niet aan Bar-Mitswa,” antwoordde ik steevast terug.
Zo ontstond op jonge leeftijd mijn eerste Joodse rel. Velen zouden nog volgen. Maar dit was de eerste.

“Hoe kan een Joodse jongen zoals jij geen Bar Mitswa doen,” werd mij door alle verbaasde gezichten tijdens mijn dertiende levensjaar gevraagd.
Velen hebben geprobeerd mij te overtuigen. Velen hebben geprobeerd mijn vader en moeder te overtuigen. Allen hebben gefaald.

Er is één discussie mij het meest bijgebleven van alle discussies. Er waren zoute augurken uit Israël bij betrokken. Zoute augurken zijn mijn zwakke plek.
Samen met mijn vader, de aannemer, was ik mee naar het werk. De klant was een orthodoxe jehoede met baard, pajes en alles wat erbij komt kijken. Mijn vader moest zijn hele keuken eruit slopen en een nieuwe erin plaatsen. Het is maar goed dat hij niet wist dat wij in onze keuken varkensvlees aten. Misschien dat hij dan voor een andere aannemer zou kiezen. Een iets kosjere.

En zoals een goede jehoede hoort te doen toonde hij interesse in het kind van de aannemer.
Veel vragen passeerden de revu. Hier een greep.
“Doe je je best op school? Zeg je je brachot? En waarom zeg je geen brachot? Draag je een keppel? Hou je van voetbal?” Allemaal normale, vriendelijke vragen. Nog geen vuiltje aan de lucht.
“En hoe oud ben je?” vraagt de vrome jehoede. “Twaalf,” antwoordde ik terug terwijl ik gulzig een augurk naar binnen werkte. “Dan vier jij binnenkort je Bar Mitswa,” zei hij met een vonk in zijn ogen.
“Nee, dat doe ik niet,” diende ik de beste man van repliek.

Nog nooit heb ik een stemming zo snel om zien slaan als in die kamer. De geplande onderhandelingen met mijn vader werden uitgesteld. De kamerdeuren werden gesloten. De blik augurken werd van tafel gehaald.
“In godsnaam, waarom wil dit kind zijn Bar Mitswa niet vieren?!” zag ik in de blik van de jehoede.
“Ik kan mijn Bar Mitswa beter herinneren dan mijn bruiloft,” was zijn eerste argument om me te winnen. En in mijn ogen misschien wel de treurigste.

Terugdenkend. Waarom wilde ik destijds mijn dertiende verjaardag niet in de synagoge vieren?
Al mijn klasgenoten keken er halsreikend naar uit. Veel snoep en cadeau’s werden er beloofd. En met een beetje geluk kreeg je ook een som geld.
Maar ja, een leraar die Joodse les gaf zei me ooit: “Als je niet religieus leeft, waarom zou je dan je Bar Mitswa wel vieren. En die woorden vonden meer weerklank dan de belofte van cadeau’s en snoep. Daarnaast kreeg een klasgenoot van me tijdens zijn Bar Mitswa een chocotoff naar zijn hoofd gegooid. Geen idee waarom eigenlijk. Maar die dingen kunnen hard aankomen.

Na twee uur met de jehoede te hebben gesproken stemde mijn vader in. Ik moest mijn Bar Mitswa doen. Hij wilde zelfs dat ik het zou doen. We kregen weer augurken. Zelfs ik dacht even dat ik het wilde.
Toen we thuiskwamen vroeg ik wie dit gaat regelen.
“Jij toch?” zei hij. “Maar jij wil het,” zei ik.
Uiteindelijk heeft niemand het geregeld. En tot op de dag van vandaag vier ik nooit mijn verjaardag. Had ik het toch moeten doen?
Dit jaar word ik dertig. Een mooie leeftijd om het alsnog te vieren?
Het is in ieder geval nooit te laat om volwassen te worden.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » Bar Mitswa-verhaal – column Tomer Pawlicki