‘Arnold van den Bergh, Anne Frank en de Joodsche Raad. In 1944?’ – Ruben Vis

Gelderblom en Vis (TK)

Door Ruben Vis

Documentairemaker Thijs Bayens kwam in oktober 2018 bij mij. Hij wilde me vertellen over het cold case-onderzoek naar wie Anne Frank heeft verraden. Twee jaar geleden, eind januari 2020, zocht hij opnieuw contact. Die afspraak, ditmaal bij hem op kantoor in Amsterdam-Noord, is nooit doorgegaan. Geannuleerde afspraken herinner ik me niet en ook staat me niet bij waarom ze niet zijn doorgegaan. Van de wel doorgegane afspraak met Bayens herinner ik me hoe hij vertelde over het idee dat zijn familie Joods is, maar misschien toch ook niet, en dat dit verwarrende gegeven veel met hem deed. Ik kreeg het gevoel dat hij met deze persoonlijke ontboezeming mijn vertrouwen wilde winnen, wat natuurlijk mag.

Nu is Bayens dus samen met onder andere onderzoekersleider oud-FBI-man Vince Pankoke met een conclusie gekomen. Het gaat om de uitkomst van het cold case-team dat op de zaak is gezet. Het zou de Amsterdamse notaris Arnold van den Bergh zijn geweest die Anne Frank, haar ouders, haar zus Margot en de andere Achterhuis-onderduikers heeft verraden. Van den Bergh was Joods. En dat maakt de zaak opzienbarend.
 
Afgelopen maandagochtend barstte het nieuws los. De avond ervoor had CBS in Amerika al de helft van het wekelijkse tv-programma 60 Minutes eraan gewijd, inclusief een kort interview met onze Nederlandse rabbijn Menachem Sebbag die door Bayens en zijn team was gevraagd als ethisch kompas. Want ja, deze uitkomst vraagt wel om een zielentoets. De NOS had die maandagochtend een nieuwsverhaal, Bayens kwam dezelfde avond op tv bij praatprogramma M en de Volkskrant publiceerde een interview met hem. Ook plaatste die krant een lang artikel dat het onderzoek in grote lijnen weergeeft. In dat artikel staat:

‘Het team traceert een kleindochter, achterhaalt dat Van den Bergh zijn drie dochters heeft laten onderduiken, maar waar de notaris en zijn vrouw hun laatste oorlogsjaar hebben doorgebracht, blijft onduidelijk. Over onderduik hebben ze het nooit gehad, vertelt de kleindochter aan hen. Vaststaat, zo blijkt uit de naspeuringen van het cold case-team, dat zij nooit zijn gedeporteerd, zoals de andere leden van de Joodse Raad.’

Zuiveringsonderzoek
Wie was Arnold van den Bergh? In een paar muisklikken weet je dat hij geboren is in Oss, notaris werd in Amsterdam, getrouwd was, drie dochters had, lid was van de Joodsche Raad en dat hij voor en na de oorlog vooraanstaande bestuursposten innam in Joods Amsterdam. Ja, ook na de oorlog. Er werd weliswaar een zuiveringsonderzoek naar hem en zijn mede-Raadsleden, voor zover nog in leven, ingesteld maar dit was geen reden om hem niet opnieuw in een aantal Joodse welzijnsbesturen op te nemen. In een naoorlogs politierapport over de Achterhuis-arrestatie komt zijn naam voor. Of het vinden van dit rapport een ingewikkelde zoektocht was, blijkt niet. Otto Frank noemde hem. Een politiefunctionaris schreef het op. Het briefje dat Frank kort na de oorlog kreeg en waarvan een afschrift is bewaard, is, om in de termen van cold case te spreken, wel een bewijsstuk dat niet eerder boven tafel kwam.

Op deze kattebel staat op dat Van den Bergh, met adres en al, de verrader is geweest. Interessanter nog dan het boven water komen van het briefje is de vraag waarom het politierapport nooit serieuze aandacht heeft gekregen. Net als Van den Bergh was Otto Frank na de oorlog ook Joods bestuurder. Frank was in Frankfurt liberaal-religieus en hij werd bestuurslid van de LJG Amsterdam. Niet onwaarschijnlijk dus dat hij en Van den Bergh elkaar in naoorlogs bestuurlijk Joods Amsterdam zijn tegengekomen. Ook nadat de notaris in het briefje aan Frank werd genoemd.
 
Google is geduldig
Ook de uitspraak ‘Het team traceert een kleindochter’, is minder spannend dan het ‘traceert’ suggereert. Van den Bergh had drie dochters, zo blijkt uit zijn Joodsche Raad-kaart (staat online). Ook online is te vinden dat één van hen is getrouwd en wie de kinderen uit dat huwelijk zijn. Achterhalen dat Van den Bergh zijn drie dochters heeft laten onderduiken is ook geen vondst. Er is een heel rapport over de vraag of een bepaalde onderduiker met haar onderduiknaam, dezelfde is als de derde dochter van Van den Bergh. Het gaat om een onderzoek dat ook weer gewoon op internet te vinden is. Dus waarom daar zo ingewikkeld over doen? Traceren, achterhalen… Google is geduldig.
 
Maar waar de notaris en zijn vrouw hun laatste oorlogsjaar hebben doorgebracht, blijft volgens de Volkskrant, dat zich baseert op Bayens’ cold case-team, ‘onduidelijk’. Hoezo onduidelijk? Ten tijde van de arrestatie van Anne Frank en de andere Achterhuis-onderduikers zat Arnold van den Bergh ondergedoken:

‘Oktober 1943: In de familie de Gorter wordt verteld dat een Duitse buurman [van Van den Bergh, die inmiddels niet meer bij het Vondelpark woont, maar gedwongen was te verhuizen naar de Minervalaan] – wellicht bovengenoemde Herbert Knoke – het gezin van den Bergh had gewaarschuwd dat ze zeer binnenkort zouden worden opgepakt. Het gezin is toen via de achtertuinen gevlucht naar de achterliggende straat. Van daaruit zijn de tweeling en de ouders gescheiden naar elders gebracht, de ouders naar Laren en de tweeling naar Noord-Scharwoude.’

Die datering, oktober 1943, heeft betrekking op ‘wordt verteld’. Want de waarschuwing moet voor 29 september 1943 zijn geweest, de dag die het einde betekende van de Joodsche Raad. Pas op 4 augustus 1944 werden Anne Frank, haar ouders en zus en de andere onderduikers gearresteerd. Als Van den Bergh gevangen zou hebben gezeten, staat hij als zodanig geregistreerd op een deportatielijst naar Westerbork of Vught en met een aantekening op zijn Joodsche Raad-kaart. Op die kaart staat echter niets over internering. Dus zou de bron op internet, die meldt dat de ouders vanuit de hoofdstedelijke Minervalaan zijn ondergedoken in Laren, wel kloppen?

Familiale link
De wereld is soms verrassend klein. Mijn oom zat toevallig ondergedoken in Laren. Via hem kwam ik maandag in contact met de oorlogsonderzoeker die promoveert op Joodse onderduikers in het Gooi. Kortom: ik vroeg het de man die alles weet van Laren in de oorlog. Nadat ik ook de naam van Van den Berghs vrouw aan hem geef, antwoordt hij bevestigend: “Ja, ze zaten ondergedoken in Laren.” Duidelijker kun je het niet krijgen. Zou Van den Bergh zijn verraad vanaf zijn schuiladres hebben gepleegd? Hoe dan?
 
Veel verrassing wekt ook dat de Joodsche Raad over een lijst zou hebben beschikt met adressen waar Joden waren ondergedoken. Het wordt door critici in twijfel getrokken, want ze hebben er nooit over gehoord. Ze waren er niet bij; hebben onderzoek gedaan en daarop hun mening gebaseerd. Ik dacht meteen: wat zou Mirjam Bolle zeggen, de inmiddels 105-jarige oud-secretaresse van de voorzitters van de Joodsche Raad. Hoewel zij nu in Israël woont en in Jeruzalem prima aanspreekbaar is, werd ze maandag niet door de media bevraagd.

En dan, als er al een lijst met onderduikadressen was: er was in augustus 1944 geen Joodsche Raad meer. Professor David Cohen beschreef in een dictaat dat hij maakte voor het toenmalige RIOD, nu NIOD, hoe de allerlaatste razzia plaatsvond. Ook de beide voorzitters werden gearresteerd en naar Westerbork overgebracht. Het was 29 september 1943, Rosj Hasjana, bijna een jaar voordat de SD voor de boekenkast stond waarachter zich het Achterhuis bevond. Cohen schrijft: ‘Aus der Fünten die mij zei dat dit de totale Liquidation was. Asscher bevond er zich met zijn familie, Sluzker en allen die vroeger nog waren vrijgesteld. … In Westerbork werd Asscher en mij in een onderhoud met Aus der Fünten en de commandant meegedeeld, dat de Joodsche Raad had opgehouden te bestaan’.

Op het briefje komt de Joodsche Raad niet voor. Bij de Jüdische Auswanderung (JA, het bureau van de Duitse bezetter dat de deportaties organiseerde) zou een hele lijst van door Van den Bergh opgegeven adressen van schuilplaatsen hebben gelegen.

Twintig mannen
De cold case-groep heeft niet alleen een nieuw licht geworpen op de Anne Frank-arrestatie maar in het spoor van haar werk ook andere informatie naar boven gehaald. Dat is een knap staaltje werk. Er bestaat een vrij bekende foto van de twee voorzitters en de leden van de Joodsche Raad die dateert uit het najaar 1942. Daarop zien we twintig mannen waarvan een deel aan de lange zijden en een korte zijde van een tafel zit, en de rest er omheen staat. Op de tafel ligt een aktetas, een voorzittershamer, wat papieren; vergaderstukken misschien en er staan twee asbakken. Op de achtergrond een staande kapstok die volledig wordt ingenomen door jassen en hoeden. Aan de wand een neutraal schilderij van een paar zeilschepen.

Eén man op deze foto heeft een baard. Het is opperrabbijn Philip Frank. Die was sinds 1937 opperrabbijn van Noord-Holland met uitzondering van Amsterdam. Lodewijk Hartog Sarlouis was opperrabbijn van Amsterdam en eerder ook lid van de Joodsche Raad. Op 22 oktober 1942 wordt Sarlouis opgepakt, naar Westerbork gestuurd en binnen een week doorgestuurd. Daarmee was voor de leden van de Joodsche Raad duidelijk dat het lidmaatschap ervan ook geen bescherming bood. De plek van opperrabbijn Sarlouis in de Raad werd ingenomen door Philip Frank, zodat ik concludeer dat de foto en een tweede foto die vrijwel identiek is, dateert van na 22 oktober 1942.

Op het bijschrift staan de namen van de mannen die we zien, maar enkelen zijn vermeld als onbekend. De man naast Frank heet A. van Dam. Dit is Abraham van Dam, directeur van de Bank voor Onroerende Zaken in de Sarphatistraat. Hij was lid van de financiële commissie van de Joodsche Raad. Zijn dochter was getrouwd met een zoon van Abraham Asscher.

Iets verderop staat helemaal aan de zijkant van het gezelschap professor Juda Lion Palache. Cohen schrijft dat ‘allen die vroeger nog waren vrijgesteld’ bij die razzia waren opgepakt. Toch lijkt hetgeen hij beschrijft niet te kloppen. Palache arriveerde met zijn vrouw pas in Westerbork op 2 februari 1944, waarna ze al vrij snel werden doorgestuurd naar Theresienstadt en daarna naar Auschwitz. Daar zijn ze na aankomst vermoord. Waarschijnlijk kon Palache met zijn vrouw Sophia Wilhelmina De Pinto een Calmeyer-bewijs tonen waaruit bleek dat zij, Portugezen en geen Joden waren. Dat heeft hen slechts vier maanden mogen baten, want toen werden ook zij in Westerbork geïnterneerd.

Schuilnaam Van Dam?
Nu blijkt dat A. van Dam eigenlijk A. van den Bergh moet zijn geweest. Dat blijkt uit het onderschrift bij de foto in het boek over het werk van het cold case-team. Zou iemand er doelbewust ‘Van Dam’ van hebben gemaakt en geprobeerd hebben Van den Berghs naam als Joodsche Raad-lid te neutraliseren? Het lijkt onwaarschijnlijk. Dan had er voor hem ook wel ‘onbekend’ gestaan, zoals bij een aantal anderen het geval is. A. van Dam is dus A. van den Bergh. Het is in ieder geval een voorbeeld van bij-informatie die de zoektocht van Bayens’ team heeft opgeleverd. Wat wel vreemd is, is dat het boek verder geen enkele foto van Van den Bergh bevat.

Geheel rechts op de foto zit een man die in vergelijking met de rest wat excentriek overkomt. Hij heeft als enige een driedelig zwart pak aan en een vlinderdas om. Hij draagt een bril zonder montuur, heeft zwart achterovergekamd haar en een vrij forse snor. Hij poseert wat anders dan de andere mannen. En het lijkt alsof hij zich met zijn lichaamshouding wil onderscheiden van de rest. Op de ene foto kijkt hij stuurs voor zich uit. Op de andere foto kijkt hij indringend in de lens van het fototoestel. Op één van de foto’s houdt hij zijn arm zodanig dat het zicht wordt ontnomen op de Jodenster die op zijn jasje is genaaid. Volgens het bijschrift is deze man W.A. Mendes da Costa. Maar ook dit blijkt niet te kloppen. A. van Dam is niet A. van Dam maar A. van den Bergh. En ik kom tot het verrassende oordeel dat W.A. Mendes da Costa niet W.A. Mendes da Costa blijkt te zijn.

In de Snoge
W.A. Mendes da Costa…? Ik ken die naam. Die ben ik onlangs nog tegengekomen. Want vorige maand stuitte ik op een relaas van Sal Mendes Coutinho uit de periode oktober 1944 tot mei 1945. Coutinho vervulde de functie van Samaas (assistent-organisator van de diensten) in de Portugese synagoge en bestierde een Joodse begrafenisonderneming. Hij had een Sperre die wel stand hield waardoor hij tot het einde van de oorlog Joden kon begraven op de Portugese begraafplaats in Ouderkerk en op de Asjkenazische begraafplaats in Diemen. Zelfs onder de moeilijkste omstandigheden ging hij ermee door. Soms vervoerde hij een overledene zelfs met een handkar lopend naar de begraafplaats. Dit blijkt uit het relaas dat Coutinho heeft bijgehouden en dat ik onlangs gedigitaliseerd online vond maar waar tot nu toe geen of weinig aandacht voor is geweest. Coutinho begint zijn stuk als volgt:

‘De bedoeling van deze te maken aantekeningen is, een klein overzicht te hebben, van de verschillende werkzaamheden en verdere bijzonderheden, sinds het vertrek v/d heer I. Jacobsen, 3 Sept. ’44, en het daardoor ook ingetrokken dienstverlof van den Heer W.A. Mendes da Costa.’

Mijn interesse werd gewekt. De man op de foto van Joodsche Raad-leden, W.A. Mendes da Costa, was dus in oktober 1944 nog in Amsterdam?! Terwijl wij weten dat ook de Raad-voorzitters op 29 september 1943, een jaar eerder dus, op het laatste transport zaten dat uit Amsterdam moest vertrekken. Als Mendes da Costa in oktober 1944 in Amsterdam was, betekent dit dat andere Joodsche Raad-leden (Van den Bergh?) op 29 september 1943 niet naar Westerbork op transport waren gesteld?

Het blijkt toch anders te zitten. De man op de foto is niet dezelfde als de man in het relaas van Coutinho. Net als het niet A. van Dam is die op de foto staat, is het ook niet W.A. Mendes da Costa die vanachter zijn vlinderstrik recht in de camera kijkt. W.A. Mendes da Costa is Willem Arthur Mendes da Costa. Wie ons echter aankijkt is diens vader, de bijna 72-jarige Abraham Jacob Mendes da Costa. Hij was tot april 1939 secretaris van de Portugees-Israëlietische Gemeente en overleed op 11 mei 1943 in Amsterdam.

Palache op de foto
W.A. Mendes da Costa is zijn zoon Willem Arthur (Pim), die zijn vader was opgevolgd als secretaris van de Portugese Gemeente. Pim was géén lid van de Joodsche Raad. Uit de vermelding door Coutinho van W.A. Mendes da Costa aan het begin van zijn relaas blijkt dat Pim Mendes da Costa blijkbaar een of andere vorm van Sperre had die het hem mogelijk maakte om net als Coutinho legaal in Amsterdam te zijn na de laatste razzia, na de totale Liquidation. Coutinho noemt het dienstverlof. In de terminologie van Westerbork is dienstverlof: verlof om geen arbeid in het kamp te hoeven verrichten. Dit was mogelijk voor gevangenen die specifieke functies bekleedden en daardoor buiten het kamp mochten werken of verblijven, terwijl hun familie in Westerbork vast zat. Dat zal ook voor Pim da Costa hebben gegolden, die in 1942 was getrouwd met Judith Anna Palache, de dochter van professor Juda Lion Palache. Hij was lid van de Joodsche Raad en staat op de foto vlak achter de vader van Da Costa.

Volgens de Westerbork-administratie was Mendes da Costa op 30 april 1944 al bijna drie maanden in het doorvoerkamp. Niet onmogelijk is dat hem van daaruit ‘dienstverlof’ wordt verleend waardoor hij nadien toch in Amsterdam kon zijn. Uit het relaas van Coutinho blijkt dat door het vertrek van Jacobsen op 3 september 1944 het dienstverlof van Pim da Costa vervalt. Dan moet het snel zijn gegaan. Heel snel, want in de trein die de volgende dag meer dan tweeduizend Westerbork-gevangenen naar Theresienstadt transporteerde, bevond zich ook Pim Mendes da Costa. Als sterfdatum en -plaats van Pim worden genoemd: 2 december 1944 in Dachau. Hoe hij van Theresienstadt in Dachau terecht is gekomen is onbekend, zoals er zoveel onbekend is over de moord op zes miljoen keer een mens.

Het bijschrift bij de foto zal binnenkort wel worden veranderd van A. van Dam naar A. van den Bergh, naar de Joodse notaris die voortaan bekend staat als ‘de Anne Frank-verrader’ gaat immers nu alle aandacht uit. Pim da Costa blijft die voetnoot in de Sjoa-geschiedenis waarvan zelfs zijn naam werd geplakt op de man die niet hij maar zijn vader blijkt te zijn.

Volhardend
De hele episode die nu al enkele dagen duurt doet mij steeds meer afvragen wat Thijs Bayens bij mij kwam doen. Hij vertelde over zijn plan om voor eens en altijd vast te kunnen stellen wie Anne Frank had verraden. Hij klonk rustig maar tegelijkertijd vasthoudend en overtuigd van zijn missie. Maar waarom eigenlijk, waarom moest die vraag eigenlijk worden beantwoord?

Met de verrassende uitkomst zal geen rekening zijn gehouden, denkt de argeloze lezer. Maar als het zo is dat de naam van de Joodse notaris Van den Bergh van meet af aan in beeld was, dat David Barnouw er twintig jaar geleden al over repte, dan kun je jezelf ook de vraag stellen: voor wie rakel je dit punt op? Niet voor niets schakelde Bayens een rabbijn in. Maar er is meer dan een rabbijn: Bayens had met zijn team alles geregeld, ook aan de publiciteit moet hij maanden hebben gewerkt. De PR was tot in de puntjes verzorgd. Op maandag 17 januari zou het gaan knallen, en zo geschiedde.

Blijkbaar kon niets het cold case-team van Bayens meer stoppen. De trein reed en denderde door. Die trein had op 15 december 2021, precies een maand voor de grote Van den Bergh-onthulling definitief tot stilstand moeten komen. Blijkbaar heeft Bayens het totaal gemist: de getuigenis van Rudie Cortissos in het ‘Baudet Holocaust Corona-proces’ had Bayens tot bezinning moeten brengen. Zo indrukwekkend, zo emotioneel en tegelijkertijd zo ingetogen, sprak Cortissos in de rechtszaal. Hij is net zo’n Portugese Jood als Mendes da Costa. Net zo verknocht met zijn Portugese synagoge – de Snoge – zijn Mokum en zijn Jodendom als Pim en diens recht in de camera kijkende vader met vlinderstrik.

Sjoa-overlevende Cortissos, een volwassen, snikkende man in de rechtszaal: “De Holocaust heeft zo’n invloed op ons leven dat het binnen vijf minuten weer uitgebreid ter sprake komt. Iedere avond weer.” Zou Bayens toen hebben gedacht: misschien toch maar niet doen. Nee dus. Terwijl dat de boodschap is geweest die Cortissos ons op 15 december meegaf, live vanuit de rechtszaal in Amsterdam.

Lees ook:
Barnouw over Cold Case Anne Frank: ‘De conclusie van dit boek is zwak’

Historicus en politicoloog David Barnouw is deskundige op het gebied van Anne Frank. Sinds het bekendmaken van het nieuws over het Cold Case-onderzoek, naar wie het meisje en haar mede-onderduikers heeft verraden, wordt hij platgebeld door journalisten uit binnen- en buitenland. Hij heeft vrij kort geslapen. “Ik moest er vroeg uit.” Barnouw, die eveneens Jonet-columnist is, heeft het boek bestudeerd en geeft aan Jonet.nl in een interview met zijn uitgebreide visie op het onderzoek. “Dit onderzoek heeft de schijn van wetenschappelijkheid. Hun conclusie is een van de uitkomsten, want de smoking gun ontbreekt nog steeds.”

Categorie: | |

Home » Nieuws » ‘Arnold van den Bergh, Anne Frank en de Joodsche Raad. In 1944?’ – Ruben Vis