Caro van Eyck – Joodse iconen van weleer – Achtergrond

Een van de bekendste Nederlandse actrices van Joodse komaf was Caro van Eyck. Eigenlijk had ze een andere naam, maar door de naamsverandering lukte het haar mogelijk om door te breken. In de Jonet-serie ‘Joodse iconen van weleer’ blikt Awraham Meijrs terug op de loopbaan en het leven van Caro Van Eyck.
Voor de toneelspeler vlecht het nageslacht geen kransen – Friedrich Schiller
Wellicht was de achternaam Taytelbaum té Joods voor een carrière aan het toneel en werd Gerarda Jacoba Everdina Taytelbaum daarom Caro van Eyck, een solide Nederlandse (achter-)naam van de actrice die één van de bekendste in ons land zou worden.
Rothko
Dat een Joodse naam tegen je gebruikt kan worden, is een helaas bekend fenomeen. Ik moet denken aan Marcus Rothkowitz (Daugavpils, Letland 1903 – New York City 1970) die door een vriend werd aangeraden zijn Joodse naam aan te passen, omdat Joods ‘niet echt lekker lag’ in de VS. Het werd Mark Rothko, de wereldberoemde kunstschilder. De legendarische tv-persoonlijkheid Harvey Zeiger liet zich Larry King noemen, Allan Stewart Koningsberg werd Woody Allen. Er zijn talloze voorbeelden van het weggummen van Joodse namen.
Caro van Eyck dus, die in 1915 in Batavia, de hoofdstad van toen nog ‘Nederlandsch Indië’, werd geboren als de middelste van de drie kinderen van Machiel en Gerardina Taytelbaum. Vader Machiel was Joods, moeder was waarschijnlijk half-Joods. In 1928 verhuisde het gezin naar Nederland, waar het in ‘s-Gravenhage – tegenwoordig beter bekend als Den Haag – ging wonen.
Carriere
Na het gymnasium en een kandidaatsstudie rechten in Leiden, ging Caro bij het studententoneel, waar ze onder meer de hoofdrol in La machine infernale van Jean Cocteau speelde. In die periode ontdekte ze haar acteertalenten en besloot ze zich geheel aan het beroepstoneel te wijden. Ze volgde privélessen en een cursus in Bath (VK) waarna ze in 1936 als volontair bij het Vereenigd Rotterdamsch-Hofstad Tooneel, debuteerde. De artistieke leiding bij dit gezelschap was in handen van de destijds befaamde Cor van der Lugt Melsert.
Een paar jaar daarna kreeg ze een contract bij het Residentie Tooneel (Den Haag) Daarna volgden de Haagse Comedie, het Amsterdams Toneelgezelschap, het Rotterdams Toneelgezelschap, Toneelgroep Theater (Arnhem) en Ensemble (Zuid Nederlands toneel) onder leiding van Karl Guttmann.
TV-beroemdheid
Niet alleen in het theater glorieerde ze – in 1960 was haar de Theo-Mann-Bouwmeesterring toegekend – maar ook en vooral via tv bereikte ze een groot publiek in series als Ritmeester Buat (1968) De kleine zielen (1969-1970) De kleine waarheid (1970-1971) De stille kracht (1973-1974) en Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan (1975 -1976).
In 1975 stond ze op de planken met het door haarzelf geschreven soloprogramma Allemaal mensen, waarmee ze haar veertigjarig toneeljubileum vierde. Haar laatste ‘grote’ was in de tragikomedie Een gelukkige hand, onder regie van Karl Guttmann. Hiervoor ontving ze de Theo d’Or-onderscheiding. Wegens ziekte werd ze door actrice Mary Dresselhuys vervangen.
Haar toneel- en tv-carrière was dus zonder meer succesvol, haar huwelijksleven daarentegen was dit niet. In 1938 trouwde ze met collega-acteur Paul Steenbergen, maar dat huwelijk hield niet lang staand. Daarover straks meer.
Berufsverbot
Een jaar na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kreeg ze ondanks haar artiestennaam met Arische spruitjeslucht een Berufsverbot, wat dus een – voorlopig – einde van haar succesvolle carrière betekende. In 1942 werkte ze korte tijd als caissière in een kapperszaak en hield ze clandestien voordrachten in huiskamers – zelf noemde ze dat ‘zwart voordragen’ – waarmee ze wat geld verdiende. Daarnaast bleef ze een toelage van het toneelgezelschap van Melsert ontvangen.
In 1943 liep haar huwelijk met Paul Steenbergen op de klippen omdat hij verliefd was op een andere vrouw. De echtscheiding werd echter uitgesteld tot na het einde van de oorlog, omdat haar huwelijk met een niet-Jood enige bescherming bood.
Na de bevrijding kon Van Eyck weer aan de slag bij Johan de Meester en vanaf 1947 bij zijn opvolger Cees Laseur, werd ze een toonaangevende karakterspeelster en tragédienne. Ze speelde klassieke titelrollen in Antigone van Sophocles en Medea van Euripides en schitterde als Klytaimnestra in Euripides’ Iphigeneia in Aulis. In 1948 trouwde ze met de journalist Alex Sternheim (pseudoniem: Alfred Pleiter) bekend als vertaler van de musical My Fair Lady, waarin Wim Sonneveld (1917- 1974) glorieerde.
Persoonlijke noot
In 1950 verliet Caro van Eyck de Haagse Comedie waarna ze bij verschillende toneelgezelschappen speelde, zoals het Vrije Toneel, het Amsterdams Toneelgezelschap, Toneelgroep Theater, het Rotterdams Toneel en Toneelgroep Ensemble, waar de schrijver dezes regie-assistent was en haar daar leerde kennen.
Op 6 oktober 1973 toen de Jom Kipoer-oorlog uitbrak en ik mij hardop verbaasde dat Israël, dat er toen al prat op ging misschien wel de beste inlichtingendienst van de wereld te hebben, niet in de gaten had dat Egypte en Syrië een aanval aan het voorbereiden waren. Caro vond dat ik als Jood dat niet zo luid moest verkondigen.
Sterven
Ook haar huwelijk met Sternheim hield maar kort stand, waarna ze in 1952 trouwde met de twintig jaar oudere filmproducent en voormalig internationale scheidsrechter Hans Boekman. Op 15 september 1979, een jaar na zijn dood, stierf Caro van Eyck op 63-jarige leeftijd in haar huis in Amstelveen. Haar lichaam had ze ter beschikking van de wetenschap gesteld.
Beeldcredit: https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Caro_van_Eyck#/media/File:Caro_van_Eyck,_Bestanddeelnr_928-4722.jpg
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren