Doe mij nog maar zo’n oudhollandsche oliebol – column Awraham Meijers

Awraham Meijers
Facebook

De wat oudere journalist heeft zich moeizaam uit bed geworsteld. Erg moeizaam. De fysieke soepelheid uit z’n jeugd heeft hem voorgoed verlaten, dat wordt dagelijks duidelijker. Het sixpack van ooit is nu een weerbarstig tonnetje rond de navel. Als hij vroeger naar een meisje keek, lachte ze hem toe. Als hij nu zou wagen naar een meisje te kijken – desnoods eentje van vijftig plus – kan hij woedende blikken verwachten. Hij denkt aan Goethe, die heeft gezegd dat het geen kunst is om oud te worden, maar het een kunst is ermee te leven.

Zo, de voeten hebben de vloer bereikt, staan stevig. Nu met bovenmenselijke inspanning de rest van het korzelig lichaam. ‘Bijna negen uur, hoogste tijd voor langslapers’, zou zijn moeder zeggen. Vaak denkt hij aan haar, als hij ’s morgens opstaat. Ook wel aan zijn vader, maar minder. Eerlijk gezegd denkt hij meer aan zijn hondje, dat alweer twaalf jaar dood is. Waarom dat zo is kan hij niet verklaren, de band met zijn vader was gewoon prima. Misschien omdat zijn hondje nooit iets van hem eiste?

Nadat de wat oudere journalist zich heeft gedoucht en is aangekleed, gaat hij de planten water geven, daarna ontbijten met twee geroosterde boterhammetjes, eentje met geitenkaas de andere met komijnekaas, een kopje koffie om het weg te spoelen. Zijn vrouw vertelt iets wat niet tot hem doordringt.

Dan loopt hij naar zijn werkkamer om op de eerste dag van 2021 in zijn dagboek – dat hij niet dagelijks bijhoudt – te schrijven over het afgelopen jaar. Hij noteert: ‘Trouwens, na elke dag ligt er een jaar achter ons, steeds meer jaren, een fenomeen dat drie maanden na de geboorte begint. Want eenmaal ter wereld gekomen ‘besta’ je al negen maanden. De herinnering van babylief aan die eerste levensfase: slinks lakengeritsel, het gezoem van de aanstaande ouders, de Echo die schaamteloos registreert, het comfortabele vruchtwater en vertrouwde gebons van het moederhart. Na negen maanden kost en inwoning komt Mensje ter wereld. Een driewerf hoera. Iedereen dolblij. En zo hoort het. Of de-wolk-van-een-baby ook opgetogen is, valt in ieder geval niet af te lezen van het verkrampte rossige rimpelsmoeltje en onbedaarlijk gegil.

Té snel breekt de leeftijd van schoolrapporten aan en neemt Mensje zich voor om na elk fiasco het vanaf nu beter te doen – “Echt waar pappa, mamma, oom, tante, meester, juf, agent, God”. Elke dag weer neemt Mensje zich iets goeds voor, dus nóg aardiger zijn voor zijn ouders, bordje leegeten, ouderen helpen oversteken, hondje uitlaten, van zijn Bar Mitswa een feest maken, hoewel hij niets met religie heeft.

Na het zoveelste relatie-echec neemt de inmiddels (jong)volwassen Mens zich voor nóóit meer verliefd te worden: ‘Is aan mij niet besteed – Zeker weten!’
Dan komt toch het moment van: ‘Trouw tot de dood ons scheidt’. En dat lukt. ‘Maar over het algemeen’, noteert de wat oudere journalist, ‘blijkt Iedere dag weer dat veel goede voornemens de mist ingaan – “Maar morgen doe ik het beter”.’ En hij sluit zijn dagboek.

‘Uiteraard betekent 31 december een mijlpaal’, oordeelt de wat oudere journalist, hardop denkend. ‘Het vanaf nu beter doen dan het afgelopen jaar. Die traditionele intentieverklaring van de gouden kans die je jezelf biedt, is een serieuze aangelegenheid. Niks jezelf voor de gek houden; je gaat de zaken stevig aanpakken nu. Geen half werk’.

Zo neemt de wat oudere journalist zich ieder jaar voor om definitief met roken te beginnen: ‘Kalmpjes met één pakje sigaretten per dag en dat geleidelijk opbouwen tot twee, en als het een beetje meezit drie pakjes. Misschien wat meer bier drinken? Een extra glas wijn gaat er ook wel in’. Zoals het veelal met goede voornemens gaat komt er niets van terecht. Tja, de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.

Gisterenavond met zijn vrouw het coronajaar afgesloten en zich samen voorbereid op het vervolg van die coronasores. Met een glas champagne in de ene hand en een oudhollandsche oliebol in de andere, besluit hij dit jaar milder – is niet hetzelfde als begripvoller – te oordelen over de alsmaar blunderende Israëlische politici en vooral de man van Sara Netanyahu, die het presteerde om op de valreep van 2020 voor een regeringscrisis te zorgen. Hij hoopt de komende verkiezingen te winnen, zodat hij, zoals Sara hem influisterde, uit handen van justitie blijft.

“Ik zal milder voor hem zijn,” besloot de wat oudere journalist: “Niet omdat ‘ie het heeft verdiend, maar vooruit. Dat enkele obscure moslimlanden betrekkingen met Israël hebben aangeknoopt is toch wel leuk. Kunnen ze op Israël terugvallen als de oorlogzuchtige Iraniërs uit de slof schieten.” De wat oudere journalist glimlachte om zijn eigen woordspeling.

Dan weer ernstig. “Maar mild zijn voor de bespottelijke ultra-orthodoxen, die een groeiend gevaar vormen voor de democratische samenleving, de volksgezondheid in het kader van de bestrijding van het coronavirus, en de positie van de vrouwen in dat land? Ik denk het niet. Maar natuurlijk zijn het in Israël niet allemaal non-descripte  politici en extreme reli-dwepers, dus hanteer ik het landelijk gemiddelde,” besloot de wat oudere journalist zijn monologue intérieur. En hardop tegen zijn vrouw: “Maar ja joh, de turbulente samenleving van Israël maakt het mij wel moeilijk. En verdomd, het lukt mij ook nu weer niet met dat milde. Wedden? Mij rest slechts unverfroren kritiek. Begrijp je? Doe mij nog maar zo’n oudhollandsche oliebol.”

Lees ook:
‘Kan een coördinator eeuwenoude chronische Jodenhaat oplossen?’ column Awraham Meijers
Goed nieuws, vrienden: de overheid schakelt een coördinator in om het antisemitisme in ons land aan te pakken. En reken maar dat dit een rigoureuze actie gaat worden. Sakkerju, eindelijk dus het eeuwenoude probleem met wortel en tak elimineren. Ik kan haast niet wachten en ben zelfs de lockdown, de eenzame Kerst, en een miezerig Oud en Nieuw vergeten.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Doe mij nog maar zo’n oudhollandsche oliebol – column Awraham Meijers