‘Een goede vlucht’ – column Naomi Italiaander

Naomi Italiaander
Alexander Schippers

‘Voor het eerst vloog ik vanuit Israël naar Nederland met Transavia. Lekker goedkoop en gunstige vertrektijden.

Transavia staat nou niet echt bekend om zijn comfort. De gifgroene stoelen brengen je binnen enkele minuten in psychedelische staat.  Goedkoop is het zeker, maar je zit bij je buurman op schoot, je hebt geen beenruimte en voor je drankjes moet je betalen. Ik wist dat ik voor een goedkope vlucht gekozen had en ik wist ook wat de gevolgen konden zijn. Ik sommeerde mezelf dus op te houden met zeuren.

Daar zat ik, aan het raam, met naast mij twee mannen met aanzienlijk overgewicht. Soms heb je dat, dat je kookt van woede, althans dat heb ik. En dat je dan het liefst iemand door elkaar wil rammelen. Zo ook deze dag.

Naast mij zat een man met een dikke Rolex, breeduit over de armleuningen en met zijn benen wijdbeens, zodat ik nog verder in de verdrukking kwam. Een uur lang beet ik op mijn tong. Terwijl deze man snurkte kon ik alleen maar denken wanneer deze nachtmerrie voorbij kon zijn.

Toen de man naast mij wakker werd, was mijn kookpunt bereikt en zei ik toch lichtelijk ontvlambaar: “Zit je altijd zo breeduit? Ik vind dat niet erg sociaal. Je zit niet in de business class.” De man keek mij met een brede lach aan. “Sorry, normaal vlieg ik inderdaad altijd business class, ik ben niet gewend om zo krap te zitten.” Was hij nou serieus of nam hij een loopje met mij Hij bood in elk geval oprecht zijn excuses aan en stelde zich aan mij voor als Sam. Zijn buurman stelde zich met een Arabische naam voor die ik niet kon verstaan. Zijn armen en benen waren inmiddels teruggetrokken en één van de meest intrigerende momenten van mijn leven deed zich vervolgens voor.

Sam bleek een hele aardig vent. Het type dat veel lacht en met zachte stem praat. Maar hij was niet alleen. Samen met zijn zakenpartners gingen zij een weekend naar een beurs voor plastic in de RAI. Mijn nieuwsgierigheid nam de overhand en ik vroeg wat zij daar gingen doen. Sam bleek de grootste fabrikant van plasticflessen in Israël te zijn. Alle waterflesjes van het merk Eden zijn bij hem gefabriceerd.

“Het is de eerste keer dat mijn zakenpartners naar Amsterdam gaan, dus we plakken er nog een aantal dagen gezelligheid aan vast,” vertelde Sam. Ik hoorde de Arabische naam en vroeg gelijk of de man naast hem ook een Israëli was. “Ik heb mijn bedrijf van de grond af aan opgebouwd en deze man naast mij is al die jaren mijn grootste compagnon geweest. Hij is een Israëlische Palestijn en ik ben gewoon Israëli, maar dat is absoluut geen obstakel. Hij is zelfs één van mijn beste vrienden. We doen al ruim 15 jaar zaken en we delen lief en leed.”

Ik weet iets dat veel mensen niet weten: dat 20% van de Israëlische bevolking Arabier is. Van die 20% gaat een heel groot deel gewoon naar de universiteit en neemt gewoon deel aan het arbeidsproces. Maar wat hoor je daarvan terug in de Nederlandse media? In Nederland maakt men zich druk om de herkomst van een sinaasappel. Wat men daarbij vergeet is dat als we producten uit de West Bank gaan labellen, dat men daar niet alleen de ‘Zionisten’ mee worden benadeeld, maar ook de Palestijnen in Israël en de  Palestijnen op de West Bank, die allemaal deelnemen aan het arbeidsproces.

Ondanks de oorlog, kent Israël vele banden tussen Joden en Arabieren, die men door de haat tegen alles wat naar Jodendom riekt, simpelweg niet onderkent. Sam staat voor mij symbool voor de banden die er tussen Joden en Arabieren kunnen zijn. Maar vooral ook voor wat het Westen niet in wil zien, dat Israël niet een bezetter is, maar een democratie die aan iedereen, Jood, Arabier, Rus, Ethiopiër, Soedanees of elke andere vertegenwoordigde nationaliteit, kansen biedt, die deze mensen nergens anders in het Midden-Oosten hadden gekregen.

Ik wil Transavia hartelijk danken voor de krappe groene stoelen, die deze ervaring mogelijk hebben gemaakt.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » ‘Een goede vlucht’ – column Naomi Italiaander