Etty Hillesum als wapen in de buurtstrijd – column David Barnouw

Radio 1

Bouwen, bouwen, bouwen. In Amsterdam komen er vele honderden woningen bij in Noord en in de voormalige Houthavens en de plannen voor het Sluisbuurt en Havenstad ontwikkelen zich ook snel. Op details na is iedereen blij dat er zoveel bijgebouwd wordt; mensen willen wonen.

In Amsterdam-Zuid wordt ook gebouwd, maar vooral op of onder bestaande woningen. Eigenaren die graag wat meer ruimte willen, zetten er een verdiepinkje op of graven de kruipruimte uit. Daar komt dan een extra slaapkamer in, een zwembad, een wijn- of een SM-kelder. De investeringen zijn bij de huidige huizenprijzen snel terugverdiend. Ook worden complete panden gesloopt om plaats te maken voor eigentijdse woonstulpen. Dat kan en mag allemaal in deze knetterlinkse stad.

De buren zijn meestal minder blij, wat het geeft een hoop stof, lawaai en ongemak én er is natuurlijk gewoon sprake van jaloezie en afgunst.
Niet alles kan en mag; zo zijn panden met een (gemeentelijke) monumentenstatus redelijk beschermd. Voor de eigenaren is dat vaak een gruwel, want ze mogen nog geen spijker in de muur slaan, maar voor de omwonenden kan het een zegen zijn. Zo lag er een plan om in de Gabriël Metsustraat om drie panden te slopen en die te vervangen door nieuwbouw. “Het wordt opgehoogd met een volledige etage waardoor het daglicht voor sommige bewoners minder wordt, er komt een uitbouw en en bomen sneuvelen,” aldus één van de omwonenden.

De inzet van bomen is altijd een sterke actie, maar hier was meer nodig. De percelen hadden namelijk geen enkele monumentale waarde, maar kijk eens, wie had daar gewoond? Etty Hillesum! En die had gelukkig ook geschreven, want daar, op nummer 6, zijn haar oorlogsdagboeken tot stand gekomen. Ze woonde daar van 1937 tot 1943 bij Hans Wegerif, eerst om de huishouding te doen, maar later deelde zij ook het bed met hem. Gelukkig was het niet zo ver weg van de Courbetstraat 27, waar de chiroloog (= kwakzalver) Julius Spier handen las. Bij Etty ging het verder dan handen lezen, want zij werd naast zijn secretaresse ook zijn vriendin.

Etty Hillesum werd nu met succes ingezet om sloop te voorkomen. Als het pand dan geen historische waarde had, ondanks acties van het Cuypersgenootschap en de lokale Heemschut-erfgoedvereniging, dan had het door haar dagboeken in elk geval cultuurhistorische waarde, ja, het was overduidelijk ‘oorlogserfgoed’. Ik hoop wel dat de actievoerders zich schamen door een paar pandjes gered te hebben over de rug van een vermoorde Joodse schrijfster. Niet erg koosjer, vind ik.

Eind goed, al goed, want het college van burgemeester en wethouders zagen in dat het slopen van de panden eigenlijk een ontkenning van de Holocaust betekende en nummer 2, 4 en 6 waren gered! Het is niet te hopen dat er op nummer 6 een Etty Hillesum-museum wordt gevestigd, want dan gaan de omwonenden natuurlijk klagen over al de museumbezoekers.

Ik heb een advies voor alle Amsterdammers die tegen sloop of verandering van hun buurpand zijn; koop het monumentale boek van Bianca Stigter: Atlas van een Bezette Stad, Amsterdam 1940-1945. Daarin kun je heel snel vinden of je buurpand tot ‘oorlogserfgoed’ omgekat kan worden. En ik stel voor dat huizen waarvoor minstens drie struikelstenen liggen, voor altijd ongemoeid blijven. Die oorlog is er niet voor niets geweest!

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Etty Hillesum als wapen in de buurtstrijd – column David Barnouw