Als goj op de Dam – column Javier Guzman

Javier Guzman
Javier Guzman (Beeld: Chloé Leenheer)

‘Tijdens de viering van Chanoeka op de Dam stond ik met een keppel op naast het podium, waarop ik even later een kaars mocht aansteken. Ik voelde mij vereerd. Maar vooral heel nerveus, omdat ik bang was fouten te maken. Koortsachtig was ik hardop de drie Hebreeuwse woorden aan het repeteren: “Chag Chanoeka sameach, chag Chanoeka sameach, chag Chanoeka sameach.” Ik was zo geconcentreerd dat ik niet doorhad dat ik al een tijd van voor naar achteren aan het wiegen was. Ik voelde een hand op mijn schouder en keek opzij. Het was mijn beste vriendin. “Stop!” zei ze streng. “Je ziet er net uit als een biddende Joodse man.” Wellicht, dacht ik, maar dan wel eentje die tegelijkertijd een beroerte staat te krijgen. Waarom deed ik mijzelf dit toch aan?

“Je kan ook chag sameach zeggen,” zei een politieman achter me op geruststellende toon. Hij maakte zich duidelijk zorgen om mijn geestelijke gesteldheid. “Maar Chanoeka is het enige woord dat ik al ken!” reageerde ik paniekerig. Het zweet stond op mijn voorhoofd. Ik zag hem twijfelen of een nekklem niet beter was om me rustig te krijgen. Oké, sprak ik mijzelf vermanend toe: stel je niet zo aan, en kijk vooral niet naar de kerstboom aan de overkant, want dan zal je net zien dat je prompt de verzamelde Joodse menigte een fijn kerst wenst!

“Chag Chanoeka sameach, chag Chanoeka sameach, chag Chanoeka sameach”, prevelde ik verder.

“Hallo,” zei een keurig geklede man in het Engels, met licht Israëlisch accent. “Hoe gaat het?” Hij stak zijn hand uit. “Eh, ja goed, ja,” antwoordde ik, terwijl ik zijn hand schudde met mijn zweethandje. “Zeker weten?” vroeg hij vriendelijk. “Ja, ja, absoluut, ja. Dank je wel!” riep ik, “en hoe is het met u?” “Goed, dank je.” antwoordde hij kalm. “Ik hoorde dat jij een komiek bent.” vervolgde hij. Ik keek hem stomverbaasd aan. “Eh… ja?” stamelde ik, “ja eh, dat ben ik…” “Dat is leuk,” zei de man. Er viel een korte stilte. “Ze vertelden me van alles over je!” Nee toch, dacht ik: alles? “Allemaal leugens,” zei ik met licht overslaande stem. “Nou,” zei hij, “de verhalen waren anders allemaal goed, hoor.” Ik probeerde mezelf te herpakken voor zover er iets te herpakken viel. “Wat doet u voor de kost?” vroeg ik hem zo nonchalant mogelijk. “Ik ben de nieuwe vice-ambassadeur van Israël,” antwoordde hij. “Ah,” zei ik, “dat is ook leuk.”

Op dat moment realiseerde ik me dat ik zichtbaar transpirerend met een Israëlische diplomaat stond te praten, terwijl het bekend is dat terroristen veel transpireren voor ze een aanslag plegen. Het zweet gutste nu over mijn voorhoofd. Ik was ervan overtuigd dat het de kaars die ik nog moest aansteken direct zou doven.
Ik kreeg het steeds warmer. Even hoopte ik dat mijn hoge lichaamstemperatuur het zweet deed verdampen. “Woont u in Amsterdam?” vroeg ik. “Nee, ik woon in Den Haag,” antwoordde hij, “waar de ambassade is.” “Ach,” antwoordde ik, “natuurlijk…” “Den Haag is mooi, maar Amsterdam is de mooiste stad!” riep ik met net iets teveel bravoure. “Waar woonde u in Israël?” vroeg ik. “Jeruzalem,” zei hij. “Dat is… eh, ook mooi.” stotterde ik met een vuurrood hoofd. “Woonde u vlakbij ‘de Muur’?” vroeg ik. “Ja.” antwoordde hij. “Ik bedoel natuurlijk niet de veiligheidsmuur maar de Klaagmuur,” grapte ik onbeholpen. “Dat had ik al begrepen,” zei de man droog.

“Chag Chanoeka sameach!” wenste ik de vice-ambassadeur toe, toen ik naar het podium rende. De wind zorgde ervoor dat de kaars maar moeilijk aanging. Mijn gestuntel duurde zo lang dat ik even overwoog om mezelf dan maar aan te steken. “Chag Chanoeka sameach,” riep ik hees in de microfoon. Van schaamte werd mijn hoofd zó rood en warm dat ik bang was dat het zou exploderen. Ik zag de krantenkoppen al voor me: Komiek ontploft tijdens viering Chanoeka op de Dam. “We hadden het kunnen weten,” stelde een politiewoordvoerder, “want hij transpireerde wel héél erg.” “Blussen was dan ook niet nodig,” vertelde een brandweerman ter plaatse. “Door de explosie ontbrandden alle kaarsjes tegelijk,” zei een boze ooggetuige, “en dat mag helemaal niet.”

Waarom deed ik mezelf dit aan? Waarschijnlijk om dezelfde reden waarom ik enthousiast reageerde toen mij deze column werd aangeboden. Ik ben gek op geinige verhalen en draag als goj de Joodse gemeenschap een warm hart toe.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Als goj op de Dam – column Javier Guzman