Lang parkeren – column Ya’akov Almor

Almor

Wie al eens een column of blog van mij heeft gelezen weet dat ik zo’n kleine anderhalf jaar vanuit Herzliya, in het centrum van Israël, naar het woestijndorp Mitzpe Ramon op de Negevhoogten en zo’n tachtig kilometer ten zuiden van Be’er Sjeva ben verhuisd.

“Hoe gauw raak je in zo’n gemeenschap ingeburgerd? Is het wel verstandig om als een alleenstaande man, die dik de vijftig voorbij is, in een dorp, waar je vrijwel niemand kent, te gaan wonen? En veroordeel je jezelf niet tot een eenzaam bestaan?” zo vroegen menigeen kennis en vriend mij? Allemaal goede vragen die ik meer als een uitdaging dan een obstakel zag. Ik ging aan de slag dus.

Binnen een maand was ik deel van iets meer dan een handjevol mannen en vrouwen die elkaar vier, vijf keer per week bij het ochtendgloren in het gemeentelijke 25-meterbad treffen. We zwemmen dan een paar kilometer – de een meer dan de ander.
Een paar maanden na mijn verhuizing kreeg ik een telefoontje van de directeur van de gemeente Mitzpe Ramon. Hij heet Dror. “Klopt het dat je ooit als fundraiser hebt gewerkt? Daar willen we wel eens wat meer over horen.” Een gemeenschappelijke kennis had over mij uit de school geklapt. De gesprekken met de gemeente zijn nog steeds gaande…
Een keer in de maand treffen de leden van de kleine maar bijzondere Massorti-Conservative gemeente elkaar op vrijdagavond voor ‘kabalat sjabbat’ en de volgende morgen voor het ochtendgebed en de toralezing in een klaslokaal in de muziekschool. Het is een gemoedelijke, ongedwongen groep mensen van allerlei pluimage en in leeftijden van tien tot tachtig. Op vrijdag eten we dan samen en met hen vierde ik mijn eerste Seder in Mitzpe Ramon.
And last but not least, op donderdag- en vrijdagavonden ben ik vaak in Mitzpe Ramon’s fameuze JazzClub te vinden – waar week na week uitstekende live uitvoeringen van verbazend veel lokaal and internationaal talent te zien en horen zijn.

Ik verveel me dus niet. Maar betekent het bovenstaande nu dat ik al goed geïntegreerd ben of alleen maar dat ik een sociaal vaardig mens ben?

Een aantal weken geleden landde ik om vier uur ‘s ochtends op Ben Gurion Airport. Ik was doodop, had op de vlucht uit Mumbai geen oog dichtgedaan en had na een uur of vijf bovendien flinke kramp in mijn benen gekregen. Ik was daarom blij om een uur later op ‘lang parkeren’ eindelijk in mijn auto te kunnen stappen. Nu nog even betalen en gauw naar huis.
De betaalautomaten van lang parkeren bevinden zich vlak bij de uitgang van het enorme parkeerterrein. Je kunt je auto even naast het gebouwtje zetten, naar binnen hollen, betalen en wegwezen. Althans, dat is de procedure wanneer alles werkt zoals het moet.

Na mijn ticket te hebben ingevoerd gaf de machine aan dat er tweehonderd sjekels moesten worden betaald. Het plastic is geduldig en de machine slikte graag mijn VISA-kaart in. Om hem vervolgens weer uit te spuwen met de mededeling dat de kaart ongeldig was.
Geen nood. Ik heb nog een kaart. Een Mastercard. Proberen we die. Maar ook deze kaart werd geweigerd. Dan maar baar geld. Maar mijn portemonnee bleek leeg!
Wat nu? Hoe los ik dit probleem om kwart over vijf op vrijdagochtend op?
De dienstdoende receptionist van het kantoortje ‘lang parkeren’ was, ondanks mijn groeiende paniek en irritatie, uiterst vriendelijk en behulpzaam.
Geen paniek, hij had dit geval al vaker meegemaakt en de oplossing was simpel.

“Je credit card,” zei hij, “is niet alleen voor kredietbetalingen, maar is ook je bankpasje waarmee je geld kunt trekken. Ga met de shuttle terug naar de terminal, trek geld en komt terug. Ik garandeer je dat dat werkt. En laat je auto maar even hier staan, ik let er wel op.” Kwart over vijf ‘s ochtends, en de man maakte mijn hele dag al goed.

Gedurende de vijf minuten wachttijd schreef ik vervolgens in een paar dramatische zinnen een post op Facebook: ‘Zit vast op lang parkeren op BGA, credit cards werken niet, geen cash, hoe kom ik hier nu weg, wordt vervolgd’.

Een half uur later was ik terug, maar met geld in mijn vuist.
Een paar minuten voor zessen startte ik mijn auto en vrijwel onmiddelijk begon de autotelefoon te rinkelen.

“Met wie spreek ik?”

“Dror!” (de directeur van de gemeente Mitzpe Ramon)

“Kan ik dat parkeergeld nog even voor je betalen zodat we je hier vandaag nog terugzien?”

Even later, ik was het vliegveld nog niet eens helemaal uit, belde Ruthi, een van mijn zwemmaatjes. “Zal ik evenvoor je betalen? Je bent vast aardig gaar van die reis.”

En nog vijf minuten later belde mijn kapster. “Tout va bien? Zit je nog steeds vast? Kan ik je helpen?”

Wat een thuisgevoel…

Categorie: |

Home » Nieuws » Lang parkeren – column Ya’akov Almor