Geenszins platteland – gastcolumn Ya’akov Almor

Ya'akov Almor

Eén van mijn Amerikaanse Facebookvrienden, die in Arizona eenzaam op het platteland woont, schrijft regelmatig over haar – goed geplande en nauwkeurig voorbereidde – bezoeken aan de meest dichtbijzijnde stad voor haar inkopen en benodigde dienstverlening. Wat bijzonder, denk ik dan altijd, dat land en die staat zijn zo groot dat mensen wel bijna honderd kilometer moeten rijden om in een plaats ‘van enige betekenis’ te geraken.

Maar een paar weken geleden besefte ik eigenlijk voor het eerst dat ik zelf nu ook op het platteland woon. Vanzelfsprekend kan Ramat HaNegev – de Negevhoogte – geenszins platteland genoemd worden, maar we bevinden ons zonder twijfel ‘out in the sticks’, zo niet ‘stones.’ Mitzpe Ramon telt weliswaar meer dan vijfduizend inwoners, maar er is geen garage, zelfs geen ‘pantsjermacher’ (een bandenreparateur), geen opticien, geen computer- of mobiele telefoonwinkel, geen shopping mall en maar één enkele, vaak dure, supermarket. Voor alle bovengenoemde en vele andere zaken moet je zo’n tachtig kilometer noordwaarts, naar Be’er Sheva.

En daarom vertrok ik op die bewuste donderdag, ‘s ochtends heel vroeg, met een lange lijst van uit te voeren taken. Ik was om iets na vijven op en zat om twintig voor zes achter het stuur. Eenmaal op de weg, net voorbij Avdat, besefte ik dat ik wel twintig dagen niet op pad (en derhalve buiten Mitzpe Ramon) was geweest. Andere, meer veterane ‘Mitzpa’iem,’ (bewoners van Mitzpe Ramon) hadden mij er al voor gewaarschuwd… “Je komt hier niet makkelijk weg…”   Ik hoorde Hotel California van The Eagles al op de achtergrond spelen.

Precies een uur later reed ik Noord-Be’er Sheva’s industriezone binnen en was ik een taxichauffeur net twintig seconden voor om als eerste op het afgeleefde terrein van “Sol Test” in de rij te staan. Sol Test is een van de bedrijven waar je de jaarlijkse Israëlische APK van je auto kan laten uitvoeren. Mijn tien jaar oude Honda is in goede staat dus ik had de hoop dat mijn wagen en ik er zonder al teveel problemen door zouden komen.
Bij “Sol Test” gingen ze, zo meldde het voorheen blauwe, nu wit uitgeslagen bord op de droevige stalen deuren, om zeven uur open. Ja, vast…
De taxichauffeur brak een pakje Marlboro open en bood mij de eerste van de twintig sigaretten aan. Ik wilde niet onbeleefd zijn maar was in zowat twintig tellen klaar met die sigaret.
Twintig na zevenen kwam de secretaresse aanstiefelen. Tegen de tijd dat alle werknemers op hun post waren, stonden er wel twintig wagens te wachten.
Om twintig voor acht was ik gelukkig op tijd bij de Honda-garage voor de van te voren afgesproken onderhoudsbeurt. Het hoogblonde hoofd van de administratie – het was 8 Maart, Internationale Vrouwendag, dus uitkijken geblazen en niks geen secretaresse – bleek jarig. Zij was gekleed alsof ze de helft jonger was en ik wenste haar een goede twintigste verjaardag. Het leverde me een stuk roomtaart op.

Bij aankomst had ik gemeld dat wanneer ik harder dan twintig kilometer reed, je een verdacht bijgeluid kon horen dat luider werd bij hogere snelheden. Ik had derhalve geconcludeerd dat er in een van de wielen een probleem was, waarschijnlijk met de kogellagers. Wat wil je ook, de auto is tien jaar oud, dan kan er wel eens iets kapot gaan.

Na een twintig minuten kwam de zeer bekwame servicemanager vragen of ik een technische achtergrond had. Hoe zo? vroeg ik Ik vertelde trots dat ik jaren geleden een keer op Weg 20 stil was komen te staan met een kapotte radiatorslang en dat ik die provisorisch met masking tape goed genoeg had kunnen oplappen om de auto twintig kilometer verder naar een garage te kunnen rijden. Maar verder geen heb ik weinig ervaring met autotechniek.

“Maar u had gelijk,” zei de service manager, “De kogellagers in het rechter achterwiel zijn aan hun eind. We hebben de benodigde onderdelen in voorraad.” Twee uur en twintig minuten later kwam ik daar weg met een rekening van 2.200 shekel.

Vervolgens was het op naar BIG, de grootste ‘stripmall’ in Noord-Be’er Sheva. Eerst naar de supermarkt Rami Levi, toen door naar de opticien, Office Depot, vervolgens naar een andere stripmall, naar MAX, the variety store, onze variant van de Action, en als toetje naar de gloednieuwe IKEA. Ik zou er maar voor één dingetje naar binnen, maar kwam met twintig items bij de kassa. Van die hotdog daarna had ik nog het meeste spijt.

Om twintig over vier was ik thuis.

Ya’akov Almor emigreerde in 1982 naar Israël en woont sinds 2017 in het zuiden van het land. Hij is internationaal werkzaam als strategisch adviseur en communicatiespecialist, en schrijft regelmatig over zijn belevenissen en zijn inzichten in Israël’s cultuur en politiek. In november 2017 schreef hij al eens een gastcolumn voor Jonet, over vrouwen in het Israëlische leger.

Categorie:

Home » Columns en opinie » Gastcolumns en blogs » Geenszins platteland – gastcolumn Ya’akov Almor