Maroronderzoek: tragisch, goed, onafwendbaar en nutteloos (Robbert Baruch)

Robbert Baruch
Wikipedia

‘Dat er een onderzoek komt naar de besteding van de Maror-gelden is even tragisch en goed als onafwendbaar en nutteloos. Goed, omdat het hopelijk klaarheid brengt in een aantal verdachtmakingen die aan het adres van enkele betrokkenen gedaan worden, tragisch omdat het ongetwijfeld een nieuwe episode van jaloezie, verdachtmakingen en slecht geschreven stukken in NIW zal losmaken, en onafwendbaar omdat de verdeling van de MAROR-gelden vanaf het begin een opeenvolging van gekonkel, dubbele agenda’s, slecht bestuur en goede bedoelingen was. Maar het zal de onvrede niet wegnemen, en niet bijdragen tot een heropbouw van de Joodse gemeenschap in Nederland.

Niemand kwam terug
De persoonlijke en emotionele schade van de Sjoa is voor onze generatie maar moeilijk voor te stellen. We kennen de verhalen van onze (groot-)ouders maar hebben zelf niet ervaren hoe het was om “terug te komen”, hoewel je je kan afvragen of er iets was om naar terug te komen. Alle context was immers verloren. Familie, huizen, scholen, kleine en grote bezittingen; niets was er meer. Niemand kwam terug; er was niets om naar terug te komen.

Schade
Het berekenen van de economische schade, daarentegen, is eenvoudiger. In 1999 gebeurde dit pas voor het eerst systematisch, door Helen Junz; zij kwam tot de conclusie dat in 1938/1939 het totale Joodse vermogen op ongeveer anderhalf miljard gulden. In de jaren vijftig zijn effecten en onroerende goederen grotendeels teruggegeven aan nabestaanden. Dit geldt ook voor onder dwang verkochte bedrijven en een deel van de in de oorlog afgekochte levensverzekeringspolissen. Daarnaast zijn schadevergoedingen betaald door de Nederlandse en West-Duitse regeringen en hebben de beheerders van voormalige roofinstanties zoveel mogelijk hun crediteuren vergoed. Organisaties als Jokos, Cadsu en Sico droegen bij aan de restitutie van materiële en immateriële schade, en beoogden sieraden bij de rechthebbenden terug te krijgen.

Maror
Het proces van restitutie aan individuele rechthebbenden was gebrekkig geregeld. Bovendien was een gedeelte van het geroofde geld niet aan rechthebbenden gekoppeld; en er is geknokt om dit geld, afkomstig van de roof van Joodse Nederlanders, terug te krijgen naar de Joodse gemeenschap. Als uitkomst van deze discussie is in 1999 en 2000 door de overheid, banken, verzekeraars en het beurswezen 364 miljoen euro Maror-geld (Morele Aansprakelijkheid Roof en Rechtsherstel) bijeengebracht als teruggave van niet opgeëiste banktegoeden, aandelen en levensverzekeringen. Voor uitkeringen aan individuen was 268 miljoen Euro beschikbaar. In Nederland en Israël zijn verschillende stichtingen opgericht om de Maror-gelden te verdelen over individuele Shoah-getroffenen en hun nabestaanden, en over collectieve Joodse projecten.

Gemeenschap
Het huidige conflict gaat over de besteding van het collectieve gedeelte in Israël. Er wordt met beschuldigingen en verdachtmakingen gestrooid; er zou fraude gepleegd zijn, te ruim gedeclareerd en de boekhouding zou niet kloppen. Een onderzoek kan hier helderheid in brengen. Maar zal ook niet tot tevredenheid leiden. Het is in de publiciteit terechtgekomen alsof er een onderzoek komt naar alle bestedingen. Dit is niet juist. Het gaat uitsluitend over de collectieve bestedingen in Israel. Dat hier vragen over gesteld worden is niet opmerkelijk. Het gaat om grote bedragen en de vraag naar transparantie en verantwoording klinkt overal, dus ook in de Joodse wereld. Over de Nederlandse situatie wordt niet gerept. Mensen die een aanvraag hebben gedaan, of anderszins betrokken zijn bij de verdeling van collectieve maror-gelden weten immers dat er in Nederland zoveel checks and balances, om niet te zeggen Calvinistische prudentie wordt toegepast dat het risico op fraude zeer laag is. Maar dat neemt de onvrede niet weg. Het onderliggende probleem van de verdeling van de gelden heeft immers te maken met het feit dat er in Nederland geen Joodse gemeenschap is. Er zijn bestuurders, een handvol winkels en over het algemeen slecht gevulde synagogen, maar een gemeenschap, met structuren en een “gevoel van erbij horen” bestaat niet. De pijn, frustratie en oprechte wens om voor de eigen achterban iets te betekenen voeden het wantrouwen.

Bestuurscultuur
Bij de discussie over de verdeling van de Maror-gelden leidde dit tot problemen. De Joodse organisaties die vergaderden over de bestedingen en reglementen daarvoor, kwamen grotendeels op voor hun eigen achterban, die in totaliteit maar een klein gedeelte van de Joodse Nederlanders omvatte. Immers: verreweg het grootste gedeelte van die Joodse Nederlanders is niet aangesloten bij enigerlei Joodse organisatie. Onderdelen van deze discussies waren bovendien onfris; leed werd vergeleken en er werd door sommigen gedacht (althans gesproken) in verschillende categorieën Joden. Ten slotte: Joods Nederland kenmerkt zich niet door een open en sterke bestuurderscultuur. Nogal wat mensen kennen elkaar te goed, zitten te lang op dezelfde posities en sommige organisaties kunnen maar moeilijk een draai naar de 21e eeuw maken, al is het maar ten aanzien van transparantie, aanspreekbaarheid en communicatief vermogen. Een tragisch gegeven. Veel van de oude generatie bestuurders hebben zich succesvol ingezet voor het heropbouwen van hun organisaties, en soms worden vragen over hun huidige functioneren opgevat als persoonlijke kritiek.

Teleurstelling
De uitkomst van de verdeling van de collectieve marorgelden is een bureaucratisch stelsel van goede bedoelingen, tot stand gekomen met de ambitie om alle bestuurlijk betrokkenen in gelijke mate teleur te stellen. Het geld wordt verdeeld aan de hand van pijlers, en op basis van subsidie-aanvragen. Daar kan van alles bij zitten. Er zijn projecten die zeer succesvol zijn, en projecten die jammerlijk gefaald hebben. Maar tot een herstel van de gemeenschap heeft het niet geleid. Er is te weinig geïnvesteerd in de fundamenten van de Joodse gemeenschap (kennis, leiderschap), en er is maar mondjesmaat aandacht voor het bereiken van mensen die in de periferie van het Jodendom bewegen. In tegendeel; door het gekrakeel en gekissebis, en door het sektarisme heeft het Joden alleen maar van het Jodendom afgestoten. De grootste frustratie moet toch wel zijn dat noch het Liberale, noch het Nederlands-Israelitische, noch het Portugees-Israelitische kerkgenootschap er in geslaagd zijn om een gebedenboek te maken waarmee mensen die niet geschoold zijn in de eredienst enige houvast hebben.

Opbouw
Het echte onderzoek dat moet plaatsvinden, is naar de effecten die de restitutie heeft gehad. De echte afrekening moet plaatsvinden op basis van resultaten. Vervolgens moeten de echte noden van de Joodse gemeenschap benoemd worden, en niet op basis van subsidies, maar op basis van een omvattend plan geledigd. Onderwijs, leiderschap, tikkun olam, toegang tot de Joodse eredienst zijn de eerste fundamenten die daarbij opgezet moeten worden.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Maroronderzoek: tragisch, goed, onafwendbaar en nutteloos (Robbert Baruch)