‘Mijn moeder was geen warme vrouw’ – interview met Marcel Möring

Marcel Möring
Marcel Möring

Door Femmetje de Wind

Marcel Möring (1957) werd geboren in Enschede en groeide op in een Joods gezin in Assen. Möring debuteerde op 33-jarige leeftijd met de roman Mendels erfenis. Voor zijn tweede boek Het grote verlangen kreeg hij de AKO Literatuurprijs. In 1997 kwam In Babylon uit, een bestseller die wereldwijd werd vertaald. Daarna schreef Möring nog drie romans, die minder haken naar het grote publiek. Zijn meest recente roman, Amen (2019), is een van zijn meest persoonlijke boeken. In deze vertelling voert hij Sam Hagenau op, een archeoloog die werkzaam is op het terrein van Kamp Westerbork. Dat gegraaf in de grond levert Hagenau eigenlijk weinig inzichten op. De grotere strijd die hij voert, vindt plaats in zijn hoofd. Hij wil weten waarom zijn vrouw hem verlaten heeft. Niet zo verwonderlijk, want Möring schreef de roman in een periode dat hij zelf in scheiding lag. “Ik heb geprobeerd echt heel diep te gaan in dat rouwgevoel, dat altijd aanwezig is. Het gemis van die vrouw gaat eigenlijk over een ander gemis, een dieper gemis.”

Het boek ‘Eden’ (2017) open je met een uitspraak van James Joyce: “History is a nightmare of which I’m trying to awake.” Kun je iets vertellen over jouw familiegeschiedenis?

“Er werd thuis niet over gepraat en niemand scheen ook iets te weten, en als mensen wel iets wisten, wist je niet zeker of het wel klopte. Als je niets weet, weet je ook niet wat je moet achterhalen. Ik ben nu 62 en ik denk dat ik nog maar een heel klein stukje van onze familiegeschiedenis ken. Wat ik concreet weet, is door een Duitse fan van mijn werk uitgezocht. Hij stuurde me een mailtje dat hij mijn stamboom wilde trekken. Het resultaat was dat ik jaren later met mijn kinderen een week op stap ben geweest in Worms, de plek waar mijn familie vandaan zou komen.”

“Maar er was daar weinig over van het Joodse leven. Het getto was er nog wel, en een oude sjoel, de oudste van west Europa. Ook is er een Joods kerkhof dat dateert uit 900, maar daar is ook niets meer te vinden. Die Duitsers hebben het helemaal dood-gerestaureerd, daar zijn ze goed in. Het is net een soort Madurodam. Toen ik terugkwam in Nederland ontdekte ik dat mijn familie helemaal niet uit die streek komt, behalve degene die naar Nederland is gekomen en die opperrabbijn van Amsterdam werd, Abraham Wirmeise. Nou goed, we hadden er dus geen zak aan.”

Een teleurstelling?

“Ach, nee. Ik vind dat juist het aardige van geschiedenis, dat je op een dwaalspoor wordt gebracht. Je gaat erheen, in een stikhete auto, 43 graden, kinderen, koffers, etcetera. En dan kom je terug en ontdek je dat er niets van klopt. Ik ben blij dat ik niet te veel weet. Het ontbreken van de geschiedenis is voor mij vooral belangrijk omdat ik haar zelf kan invullen en die leegte wordt dan een roman in mij.”

Simon Schama schreef: “Wat de Joden in de eerste plaats verbindt, is hun verhalen.” Herkenbaar?

“Ja, in zekere zin. Maar er waren bij mij thuis geen verhalen. Mijn moeder is geboren in Rotterdam, ze is ondergedoken met haar zusje in de buurt van Enschede, in separate gezinnen. Mijn vader is niet-Joods, ja zijn familie wel, maar die hebben zich in de negentiende eeuw laten bekeren. Na de oorlog kwam niemand terug. Mijn moeder was heel jong dus er is eigenlijk geen continuïteit in onze geschiedenis, in de verhalen in onze familie. Het begint eigenlijk allemaal in 1957 als mijn ouders trouwen en ik geboren word. Mijn leven begint dus vanaf nul.
Schama heeft wel gelijk, maar de geschiedenis van het Engelse Jodendom is heel anders dan die van de Europese Joden. Hier is de geschiedenis doorgeknipt, er ontbreken stukken, de verhalen zijn onderbroken en dat werkt nog steeds door.”

Hoe werkt die geschiedenis voor jou persoonlijk door?

“Ik heb me altijd voorgenomen daar heel pragmatisch in te zijn. Ik weet nog dat ik in de jaren tachtig door JMW [Joods Maatschappelijk Werk, FdW.] werd benaderd voor een werkgroep tweede generatie. Dat verzoek heb ik met hoongelach ontvangen en geweigerd. Het was natuurlijk eerder een wensdroom dan dat ik daar heel goed over na had gedacht. Ik zag wat de oorlog met de generatie van onze ouders had gedaan maar ik dacht, met ons gaat het toch goed?”

“Ik merk wel dat naarmate ik ouder word, ik het lastiger begin te vinden. Daar komt ook een schuldgevoel bij kijken. Wat zal ik nou zeuren over wat er een generatie vóór me is gebeurd? Daardoor beland je een beetje tussen hamer en aambeeld. Ik ben opgevoed met flink zijn en doorgaan, maar dat betekent ook dat je vrij veel in jezelf niet goed ziet, omdat je zo gericht bent op dat doorgaan. Een groot houvast is mijn werk. Ik zit hier ’s morgens vroeg al achter mijn tafel en zolang ik deze plek heb is het goed. Maar als ik naar buiten stap is er niet zoveel en dan moet ik bijvoorbeeld over mezelf gaan nadenken en dat vind ik lastig, dus dan ga ik toch maar weer achter die tafel zitten. Het schrijven is een win-win situatie voor mij.”

Via de personages kan je een deel van jezelf vinden?

“We hebben geen familie maar met mijn personages kan ik wel een familie samenstellen. In al mijn romans komen families voor. En het huis, waar de familie woont. Ik ben zelf twintig keer verhuisd. Ik woon hier nu al drie jaar, prachtig midden in de natuur, maar het is niet mijn thuis. Dat heb ik nog nooit gevonden en ik denk ook niet dat ik dat ooit nog vind. Wel in mijn boeken, daar ben ik thuis.”

Ook in jouw boeken kunnen je personages dat ‘thuis’ niet goed vinden?

“Klopt. Is dat niet het verhaal van het Europese Jodendom? Wie is thuis? Wie voelt zich thuis? Er is een inherente thuisloosheid.”

Nog steeds?

“Helaas wel. Het is wel geen oorlog momenteel, maar er gebeuren toch vervelende dingen. Mijn dochter bijvoorbeeld is van school gewisseld omdat ze dagelijks werd lastiggevallen met antisemitische opmerkingen en filmpjes op social media.”

Wat was dat voor school?
“Het Montessori lyceum in Rotterdam. En ze hebben er niets aan gedaan. Ik ben nog gaan praten, maar ze zeiden, u moet het niet zo serieus nemen. We hebben nu dat hele racisme-debat. Je kunt het wel fixeren op huidskleur, maar het gaat puur om het apart stellen van een groep. En de Joden zijn de lakmoesproef voor discriminatie.”

Ik ben zelf ook een tweede-generatiekind. Ik heb me ook proberen te verzetten, je zoekt toch naar het succes in plaats van naar het verdriet. Maar ik ben me steeds meer bewust dat de geschiedenis invloed heeft op mijn leven, op de keuzes die ik heb gemaakt. En ik vraag me af: wat is het precies dat ons nog steeds kwelt?

“Dat kun je niet vangen in een thema of een begrip. Bij hele grote trauma’s, zoals slavernij of een vliegramp is er een herstelperiode en kun je daarna verder, maar voor het Jodendom is die er niet. De oorlog wordt voor iedereen geschiedenis maar niet voor ons. Ook niet voor onze kinderen. Ik was heel optimistisch toen ik kinderen kreeg, omdat ik dacht dat die er niet mee belast zouden worden, ik heb echt geprobeerd ze de goede en leuke dingen mee te geven van het Jodendom, zoals Chanoeka en Pesach, Seideravond. Het blijkt een heel dun laagje te zijn. Het woekert daaronder toch weer door.”

Bij ons thuis was het ook gezellig, maar toen ik het huis uit ging kreeg ik last van angsten, depressie. Ik las dat jij in analyse bent geweest vanwege een depressie, zou je die depressie ook willen terugvoeren op onze geschiedenis?

“O ja, dat weet ik zeker, daar is niet aan te ontkomen. Er is een hele generatie opgevoed door beschadigde mensen, ook al denken ze zelf dat ze niet beschadigd zijn. Kijk, er waren twee strategieën. Er niet over praten en doorgaan, nou dat is heel succesvol tot je zestig wordt en dan kom je jezelf tegen. Of er wel over praten, maar dan gaat het niet goed met je. Bij mij thuis werd er niet over gepraat, maar dan snijd je je emotioneel ook af van je kinderen.
Mijn moeder is dit jaar overleden, dat was geen warme vrouw, als ik dat eufemistisch mag zeggen. Brand is erger, dat was haar standpunt.”

Hoe ben je daarmee om gegaan als kind?

“Wat ik lastig vond was dat niemand zich met mij bemoeide. Toen ik mijn middelbare schoolexamen had gedaan, had ik nog nooit met mijn ouders gesproken over wat daarna. Op een septemberochtend werd ik wakker en mijn moeder stond bij mijn bed en zei: ‘Moet je niet naar school?’ Ik zei: ‘Mam, ik heb examen gedaan.’ Ze zei: ‘En wat nu dan?’ Ik dacht, ja wat nu dan?! We hebben nooit ergens over gepraat! Ik was al heel jong alleen en zo is het eigenlijk altijd gebleven. Ik ben nu ook weer alleen.
Ik ben een product van de geschiedenis vóór mij, van mijn ouders, maar ook van de Joodse geschiedenis. En ik heb er altijd moeite mee om dat te zeggen.”

Waarom?

“Ik wil niet de geschiedenis van het Jodendom annexeren voor mijn gevoelens.”

Het is ook moeilijk omdat het tweede-generatiesyndroom geen ‘diagnose’ is. Er is geen hard bewijs dat wij nog mogen lijden om wat de generaties voor ons is aangedaan.

“Ik vind het niet zo belangrijk of het bewezen is. Er is ook nog zoiets als anekdotisch bewijs en dat is overweldigend. Alleen al in de literatuur. Er is een dichotomie tussen het persoonlijke en het algemene. Ik voel me te klein ten opzichte van die geschiedenis. En ja, ik heb dan het gevoel dat ik het leed annexeer. Dat kan er ook mee te maken hebben dat ik buiten de Randstad ben opgegroeid, daar waren heel weinig Joden. Toen ik van Enschede naar Assen verhuisde verdubbelden wij de plaatselijke Joodse bevolking. Ik voel me ten opzichte van het rijke Joodse leven in Amsterdam altijd een beetje ambivalent. Ik hoor daar niet bij. Bovendien ik ben 1,95 meter en ik speel geen viool … dus ja.”

Maar je bent wel schrijver. Heeft het zin om te spreken van Joods schrijverschap?

“Volgens mij wel, maar dertig jaar geleden had ik iets anders gezegd. Toen ik mijn eerste roman aan het schrijven was, had ik me voorgenomen: ik ga niet over Joden schrijven, dat is allemaal zo passé, maar ja op een gegeven moment ging de hoofdpersoon Mendel heten en toen dacht ik, oei het gaat fout. Enfin, ik heb nooit meer over iets anders geschreven. Iets anders interesseert me ook niet.”

Haal je de pijn daarmee ook niet naar binnen?

“Ja.”

Maar je hebt geen keus?

“Er is ook zoiets als te veel geschiedenis. Ik denk als de Joodse cultuur ergens last van heeft dan is het te veel geschiedenis. Een geschiedenis die veroorzaakt is door anderen. Wij moeten daarmee in het reine zien te komen. Het is typisch Joods om dat in de vorm van verhalen te doen, midrasjiem. Dat is de kern van mijn schrijverschap, om de verhalen te vertellen. Niet in een serie gegevens, dat weten we nou wel. Simon Wiesenthal heeft dat gedaan: 365 dagen ellende uit de Joodse geschiedenis. Ik kijk naar wat die ellende betekent in het leven van mensen, hoe de geschiedenis met ons meereist. Ik ben nu bezig met een nieuwe roman van zevenhonderd pagina’s en ik dacht vanochtend nog, het gaat dus gewoon allemaal over die geschiedenis die je nog steeds achter je aan sleept en waar je niet los van kunt en wilt komen.”

MEER WETEN OVER MARCEL MORING? LEES HIER DE REST VAN HET INTERVIEW DAT ONDER ANDERE GAAT OVER ZIJN NIEUWSTE BOEK, OUDER WORDEN EN ISRAEL

Logo Crescas - Joods Educatief Centrum.

Dit artikel is gepubliceerd in samenwerking met Joods educatief centrum Crescas.

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Mijn moeder was geen warme vrouw’ – interview met Marcel Möring