Thuiskomen – column Raya Lichansky

Raya Lichansky (courtesy)
Raya Lichansky (courtesy)

‘Iets zijn wat je nooit geweest bent, of: iets worden wat je altijd al was?’ Misschien moet ‘je’ hier vervangen worden door ‘ik’, waarmee deze column meteen een heel persoonlijk verhaal wordt. Tijdloos, maar ook actueel. En ‘iets’: dat is Joods, in de zin van identiteit, affiniteit, en dat niet te omschrijven gevoel van thuis horen, nee, van thuis zíjn.

Terugkijkend ben ik me gaan realiseren dat velen allang zagen waar ik geen idee van had. Dat studentenfeestje in een souterrain in de Van Eeghenstraat, waar ik meteen als vanzelfsprekend werd opgenomen – het waren Joodse studenten, maar dat wist ik niet – mijn eerste reis naar Israël, ter voorbereiding van een El Al-groepsreis met een culinair thema, ‘omdat ik met mijn achternaam natuurlijk wel alles zou weten over de Israëlische keuken’. Het kostte heel wat overredingskracht om duidelijk te maken dat ik er nooit geweest was. Dat vormde overigens geen enkele belemmering, en leverde mij, eenmaal in Israël, meermaals de vraag op ‘of ik nog op familiebezoek ging’.

Na tien dagen rondreizen wist ik zeker dat ik terug moest, om uit te zoeken wat mijn naam met Israël te maken had. Een half jaar later ging ik op bezoek bij Ya’akov Lishansky z.l., een oude heer die een naam te verliezen had als de man die de duizenden jaren oud kooktradities van het land nieuw leven in had geblazen. “Pas je op met de zon?”, zei hij bij mijn vertrek, “Wij Lishansky’s hebben een gevoelige huid.”

In de jaren daarna heb ik me suf gezocht om sporen te vinden die me de weg zouden wijzen naar de man wiens kennelijk zo bekende achternaam ik draag, maar ik kwam er niet achter. Dan maar niet, ik had genoeg van die vruchteloze zoektocht. En Joods? Het zal wel, maar als je niets weet kun je ook niets vragen. Het zou lange tijd mijn mantra zijn.

Ondertussen had het lot kennelijk anders beslist: ik kreeg steeds vaker werk binnen de Joodse gemeenschap, van interviews voor het NIW en de Hakehillot, de periodiek van de NIHS, tot het hoofd- en eindredacteurschap van de website Joods.nl en de Crescas-nieuwsbrief. Als doende werd ik steeds vertrouwder met alles was Joods is en vonden mijn gesprekspartners voor de interviews dat ze mij ‘natuurlijk niets hoefden uit te leggen’? Ze moesten eens weten… dacht ik vaak.

Nog altijd verbaas ik me erover hoe natuurlijk het proces van me thuis voelen in het Jodendom is verlopen. Dat de vondst van mijn vader Morduch Lichansky z.l. (1905-1996) in 2016 daar als een uitroepteken achter is komen te staan. Ik heb mijn plek in die grote Joodse familie Lichansky in Minsk en Riga. Van hen is, voor zover ik weet, niemand meer in leven, maar ík ben er om hun namen te noemen.

Zo ben ik, zonder het te weten, geworden wie ik altijd al was. En dat voelt dus echt als thuiskomen.

Lees ook:
Menoeche – column Raya Lichansky

‘Zomaar een datum op mijn kalender: 7 maart, maar toch iets minder ‘zomaar’; 7 maart zou het tweede lustrum markeren van mijn werkzaamheden voor Joods Educatief centrum Crescas. Bijna tien jaar zou ik de wekelijkse nieuwsbrief onder mijn hoede hebben, maar dit heugelijke feit haalde ik nét niet: begin oktober besloot ik te stoppen. De directe aanleiding was de onverwachte komst van ons derde kleinkind…’ 

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Thuiskomen – column Raya Lichansky