Toerisme – David Serphos op Curaçao
‘Het ritme op Curaçao is anders dan in Nederland. “Mañana”, grappen Nederlanders vaak om aan te geven dat de Caribische rijksgenoot geen haast heeft. Ik ben blij met dat ritme, al herinner ik me van 25 jaar geleden, toen ik eerder hierheen terug verhuisde vanuit Amsterdam, dat het toen wel even wennen was. Nu kan ik het Latijns-Amerikaanse tempo beter waarderen. Op het moment dat je alles naar West-Europese maatstaven gaat meten, kan je hier beter niet komen.
Toerisme als economische pijler
Waar we op Curaçao zeker nog wel het nodige kunnen – en moeten – verbeteren is de klantgerichtheid, met name in de toeristische sector. Vergeleken met ons buur(ei)land Aruba, lopen we drastisch achter. Het product toerisme is daar verankerd in de mentaliteit van de bevolking. Ook diegenen die niet rechtstreeks binnen die sector werken, realiseren zich dat elke bewoner het visitekaartje van het eiland is. Op Curaçao is dat besef nooit doorgedrongen. Dat komt onder meer door het feit dat hier – anders dan op Aruba – nooit is gekozen voor het toerisme als hoofdpijler van de economie. De industrie – onder meer olieraffinage, droogdok en containeroverslag – financiële dienstverlening (offshore en trust), grote overheidsbedrijven en een enorm ambtenarenapparaat hebben de bevolking afgeleid van die ene sector die een grote potentiële groeiscenario kan bieden. Maar daarvoor is het van belang dat de overheid het tot een speerpunt van beleid maakt.
Milieubewustzijn
Curaçao is mooi. Maar het eiland kan nog veel mooier zijn. Als de mensen minder rotzooi uit hun auto’s zouden werpen bijvoorbeeld. De struiken langs de wegen – ook op de toeristische routes – liggen vol met plastic, huisraad en soms hele vuilniszakken vol met onduidelijke inhoud. Er zijn tal van initiatieven van vrijwilligersorganisaties die met regelmaat de straat op gaan om delen van het eiland op te ruimen. Maar dat zou niet nodig moeten zijn. Het besef moet er komen dat het eiland ons aller thuis is, een plek waar we graag gasten ontvangen. De overheid moet daar jong mee beginnen, door op de lagere scholen meer te doen aan het creëren van milieubewustzijn. Ook het vak ‘service’ zal op jonge leeftijd een belangrijke rol moeten gaan spelen. Want met dienstbaarheid staat of valt de toekomst van Curaçao. Dat onderwerp is een pijnlijke, want noem dienstbaarheid en het gezicht van veel van mijn eilandgenoten betrekt.
Waarom is de Arubaan zo dienstbaar en is dat begrip veel Curaçaoenaars vreemd? Opvallend genoeg is men op beide eilanden erg gastvrij. Daar ligt het dus niet aan. Men is op Curaçao net als op Aruba warm, hartelijk en goedlachs. Dus waarom ligt het dienstbaar zijn hier zo anders en zo gevoelig? De meest aanvaardbare uitleg is dat er een essentieel verschil is tussen de geschiedenis van de beide eilanden en de afkomst van hun grootste bevolkingsgroepen.
Blanken hebben hier driehonderd jaar de dienst uit gemaakt in het openbare leven. De arbeidskracht in de haven, in de handel en op de plantages werd geleverd door hierheen getransporteerde slaven wier uitbuiting een pijnlijke en traumatische ervaring is geweest. Niet zozeer na de beëindiging van de slavernij in 1863, maar pas na de revolte van 30 mei 1969, toen een grote groep arbeiders een staking aangrepen om een groot deel van de binnenstad in vlammen te doen opgaan, zijn de verhoudingen veranderd. De blanke bestuurselite maakte plaats voor de achterkleinkinderen van slaven. Met de macht van de bisschop en van de Shell-directie was het gedaan. En daarmee vermoedelijk ook met de (onvrijwillige) dienstbaarheid van de zwarte Curaçaoenaar. De Shell vertrok in 1985. Het toerisme bleek in die tijd erg gevoelig voor de devaluatie van de Venezolaanse Bolivar. Amerikaanse toeristen kozen veelal voor het hun bekendere Puerto Rico en St. Thomas. Van Nederlands toerisme was nauwelijks sprake. De machtig geworden vakbonden, met eigen politieke partijen in de regering, pompten de inkomsten uit de offshore in een duur ambtenarenapparaat en het in stand houden van verliesgevende overheids NV’s.
En toen klapte de offshore industrie.
Slechts 78 kilometer verwijderd van de Curaçaose westkust, is de koloniale geschiedenis van Nederland heel anders. Aruba is nooit een handelscentrum geweest. Evenmin is daar sprake geweest van de import van slaven en van de inzet van slavenarbeid. Dezelfde Caiquetios bevolkten het eiland. Vandaag de dag stammen de meeste Arubanen van hen af. Toen in 1925 (net als 20 jaar eerder op Curaçao) een olieraffinaderij werd opgericht, was er voor veel Arubanen (en voor veel toegestroomde bewoners van Bovenwindse eilanden) werk. Begin jaren ’60 kwam het Amerikaanse toerisme van de grond en achtereenvolgende Arubaanse regeringen speelden daar positief op in. Klantvriendelijkheid was van levensbelang voor het eiland, maar ook helemaal geen probleem voor de autochtone Arubaan. Toen de Lago Oil & Transport Company, een dochteronderneming van Standard Oil of New Jersey (Exxon) in 1985 de deuren sloot, was de eenduidige keuze voor het toerisme gauw gemaakt. Hoezeer de twee grootste politieke partijen al decennialang met elkaar strijden, over de focus op toerisme is iedereen het met elkaar eens geweest.
Geschiedenis omarmen
Tot zover een klein stukje college, waarbij ik me verontschuldig voor de onvolkomenheden die het ongetwijfeld bevat. Maar het algemene beeld is duidelijk: toerisme op Curaçao is – in tegenstelling tot Aruba – altijd een ondergeschoven kindje geweest. Die tijd moet voorbij zijn. Curaçao beschikt over een enorm potentieel. Met eenduidig overheidsbeleid kan het toeristische product Curaçao zich meten met dat van Aruba en elk ander Caribische bestemming. Het eiland heeft veel te bieden. Maar eerst moet de geschiedenis worden omarmd en voor het economisch belang van het eiland te gelde worden gemaakt.
De unieke binnenstad met zijn Nederlandse 17e eeuwse architectuur behoort tot Unesco Werelderfgoed. De landhuizen zijn schitterend. De baaien zijn prachtig. De goed onderhouden synagoge uit 1732 en ook de oude Joodse begraafplaats (Beth Chayim) op Blenheim behoren tot de oudste in het Westelijk Halfrond. Maar bovenal: de mensen zijn hier ontzettend aardig….’
Lees de rest van deze gastcolumn via deze link.
David Serphos werd geboren op de Nederlandse Antillen en groeide op in Nederland. Van 1989 tot 1998 woonde hij met zijn jonge gezin op Curaçao, waar hij het familiebedrijf bestierde, actief was in de politiek en voorzitter was van de liberale Sefardisch-Joodse gemeenschap. Van 1998 tot 2008 was hij directeur van de orthodox-Joodse gemeente NIHS Amsterdam. Daarna was hij onder meer directeur van de Collectieve Israël Actie. Van 2015-2016 was hij betrokken bij Jonet.nl als redacteur. Momenteel bevindt Serphos zich weer op het tropische eiland om een communicatieopdracht te vervullen. Hij houdt een maandelijkse blog bij, dat tevens wordt gepubliceerd op Jonet.
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren