Was ‘Pijpelijntjes’ provocerend bedoeld?
Was ‘Pijpelijntjes’, Jacob Israël de Haans homoseksuele roman van meer dan een eeuw geleden, provocerend bedoeld? En waarom bleef hij in Palestina nadat hij zeer serieuze doodsbedreigingen kreeg en uiteindelijk werd vermoord ? Journalist Maarten Dessing ging voor Knack in gesprek met biograaf Jan Fontijn.
Jacob Israël de Haan (1881-1924) was één van de meest intrigerende schrijvers uit de Nederlandstalige literatuur. Hij schreef, amper twintig jaar oud, de eerste openlijk homoseksuele roman: ‘Pijpelijntjes’. Later werd de Joodse dichter en romancier een zionist. In 1919 vertrok hij als correspondent van het Algemeen Handelsblad naar Palestina, waar hij vijf jaar later werd doodgeschoten. Het was de eerste keer dat een Jood werd vermoord door een andere Jood, zoals de daad, ook nu nog, in Israël wordt herinnerd. De neerlandicus Jan Fontijn, die eerder een biografie van Frederik van Eeden publiceerde, beschreef De Haans fascinerende leven in het even interessante als lezenswaardige ‘Onrust’, dat afgelopen woensdag verscheen.
De Haan is hoofdzakelijk bekend om twee gebeurtenissen die niets zeggen over zijn kwaliteit als schrijver. Maar Fontijn is resoluut: ‘Hij kon zeer goed schrijven. Dat is de voornaamste reden waarom hij mij zo intrigeert – naast zijn moed om ‘Pijpelijntjes’ en, vier jaar later, ‘Pathologieën’ te publiceren. Vooral zijn latere werk maakt hem een groot dichter. Zijn kwatrijnen beschouwde hij als een geestelijk dagboek. Die heb ik goed kunnen gebruiken om zijn stemmingen te peilen. En zijn feuilletons voor de krant – twee, drie per week – zijn fantastische goede reportages. Daar kon ik ook veel uit putten, die waren zeer persoonlijk.’
Wordt hij in 2015 nog gelezen?
“Volgens mij wel. Van Oorschot bracht in 1952 zijn verzameld werk in een tweedelige dundrukuitgave. Gerrit Komrij maakte dertig jaar later een bloemlezing die heel goed werd ontvangen. Het homomonument aan de Westermarkt in Amsterdam bevat een regel van hem. In zijn geboorteplaats Smilde wordt hij regelmatig herdacht. Er is een Jacob Israël de Haan Genootschap. Zijn twee romans worden regelmatig herdrukt (‘Pijpelijntjes’ vorig jaar nog door uitgeverij Astoria, MD). Men denkt er nu ook over zijn feuilletons te herdrukken. Ik heb mensen daar enthousiast voor weten te maken. Dus ja, hij is echt een levend auteur gebleven.”
Ook ‘Pijpelijntjes’ heeft, nu homoseksualiteit alom geaccepteerd is, blijvende literaire waarde?
“Ik kan dat eigenlijk niet beoordelen, ik lees het misschien te veel met literair-historische ogen. Ik vind zelf in ieder geval van wel. De Haans dialogen doen me denken aan het werk van Harold Pinter: absurde gesprekken die in niets verzanden, veel woorden gebruiken maar niets zeggen, een voortdurend langs elkaar heen praten. Maar ik vind ‘Pijpelijntjes’ nog steeds gedurfd. Ik hoor dat ook van anderen. Van studenten bijvoorbeeld, die het werk van Reve kennen en dit toch behoorlijk schokkend vinden. Het leven van twee homoseksuelen wordt heel indringend weergegeven.”
Waarom schreef De Haan ‘Pijpelijntjes’?
“Hij leerde de arts Arnold Aletrino kennen, die in navolging van iemand als de Duitse seksuoloog Magnus Hirschfeld wetenschappelijke artikelen schreef waarin hij probeerde niet langer polemiserend over het onderwerp te praten. De Haan liet zich uitgebreid door hem voorlichten en beschreef vervolgens het leven van twee mannen: recht voor zijn raap, een totale shock voor die tijd. In ‘Pathologieën’ beschreef hij daarna onverbloemd de sadomasochistische kant van een relatie, meer dan vijftig jaar voordat Reve daarop verder gaat.”
Maar deed hij dat om te provoceren?
“Ik denk dat hij dat deed omdat hij vond dat het moest kunnen. Vanuit het idee: ik ben homoseksueel, het is deel van mijn leven, waarom kan ik dat niet rechtstreeks neerpennen? Hij paste daarin in de traditie van naturalistisch-realistische romanciers. Kijk naar wat Emile Zola zoveel jaar daarvoor durfde te schrijven. Hij beschreef uitvoerig het hoerenleven en welke seksuele aberratie ook. Dus, moest De Haan hebben gedacht, waarom kan dat in Nederland niet? Hij was verrast over het shockeffect van zijn eigen boek. Hij raakte door de roman zijn kinderrubriek in de socialistische krant Het Volk kwijt. Hij was daar woedend over. De ‘Open Brief aan P.L. Tak’, waarin hij daartegen protesteerde bij de hoofdredacteur, is één exclamatie van woede en teleurstelling.”
Hoeveel mensen hebben destijds ‘Pijpelijntjes’ gelezen?
“Dat zou ik echt niet weten. Hoogstens duizend mensen. Aletrino en De Haans vrouw kochten de oplage van de eerste druk op (omdat De Haan zijn personages herkenbaar modelleerde naar Aletrino en hemzelf, MD). Kort daarna verscheen de tweede, herziene druk. Het was geen eye-opener voor een grote groep mensen: zo is dus het leven van een homoseksueel. ‘Pijpelijntjes’ werd trouwens afschuwelijk besproken.”
Ondanks zijn literaire reputatie schrijft u gek genoeg niets over De Haans homoseksuele contacten.
“Omdat daar niets van bekend is. Hij kon er uiteraard niets over kwijt in zijn feuilletons, maar hij kon er bijvoorbeeld ook niet over schrijven in brieven aan Frederik van Eeden, vijfentwintig jaar lang een van zijn beste vrienden. Van Eeden was katholiek geworden toen De Haan in Palestina zat, hij wilde er eigenlijk niets over horen. Hij kon er, zeker na zijn twee romans, alleen indirect over schrijven. Hij toonde belangstelling voor homoseksuele auteurs als Georges Eekhoud, met wie hij correspondeerde, of Oscar Wilde, voor wie hij Reading Goal bezocht. Wilde had daar gevangen gezeten. En in zijn feuilletons schreef hij veel over zijn vriendschap met Adil. Ik denk dat hij een verhouding met hem had, maar daar is geen bewijs van.”
De Haan lijkt ook op jongens te zijn gevallen – gezien de voorliefde van zijn alter ego in ‘Pijpelijntjes’ bijvoorbeeld.
“Ja. Hij schrijft in zijn feuilletons uitvoerig over zijn omgang met Arabische jochies. Hij vond het prachtig zoals ze met blote pootjes rondliepen of naakt de zee in doken. Hij heeft duidelijk een erotisch-esthetiserende blik. Maar het blijft de vraag of hij pedofiel was. Ik kan dat niet beoordelen.”
Hij was in ieder geval geen veelvraat. Hij onderdrukte zijn seksuele verlangens, zoals blijkt uit zijn kwatrijnen. Keerde hij daarom ook terug naar het Joodse geloof? Om daarin steun te vinden bij het onderdrukken van zijn verlangens.
“Dat denk ik wel. Al verweet hij God ook dat hij was wie hij was. Het is eigenlijk Uw schuld, schreef hij, U staat dit toe. Want ook de zonde komt van God. Daarnaast speelde heimwee naar zijn jeugd een rol. Hij kon op latere leeftijd met een zekere tederheid schrijven over de keren dat hij met zijn vader naar de synagoge ging, over de viering van feestdagen, over de gezelligheid van de kring thuis. Het was voor hem de tijd dat de wereld nog overzichtelijk was, toen hij zijn nog niet bewust was van zijn homoseksualiteit. Dat kreeg hij langzaam in de gaten toen hij – vijftien, zestien jaar oud – op de kweekschool zat. Dat moet voor hem een grote schok zijn geweest.”
Eenmaal zionist geworden vertrekt hij naar Palestina. Daar raakt hij echter al snel teleurgesteld. De Haan was orthodox gelovig, maar de seculiere zionisten hadden geen enkele boodschap aan hen. Ook vond hij het maar niets dat de zionisten deden alsof Palestina een leeg land was waar geen Arabieren wonen. Het samenleven tussen Joden en Arabieren was ook toen al zeer precair.
“Ja. Het is een rotzooitje hier, schreef hij. De zionisten hebben alles ingepikt, laten zich er goed voor betalen, maken snoepreisjes. En de orthodoxen worden gediscrimineerd – al is dat een te groot woord ervoor. Door zich actief voor deze groep en voor deze Arabieren in te zetten, maakte hij zich niet geliefd bij seculiere zionisten. In Nederland waren zij al snel woedend op hem. Zij zagen zijn feuilletons als anti-propaganda. En in Israël waren ze ontzettend bang voor hem, ook al streed De Haan alleen maar met zijn pen. Zijn moordenaar van de Hagana – elitetroepen ter bescherming van de Joden in Palestina – dacht: ik heb de pogroms in Odessa meegemaakt, ik wil niet dat hij mijn wereld hier kapot maakt, hij moet uit de weg geruimd worden.”
Maar waarom koos De Haan ervoor zich zo in te zetten voor de orthodoxen en Arabieren? Het lijkt wel alsof hij er behoefte aan had bij de minderheid te behoren.
“Hij heeft altijd tot minderheden behoord. Als Jood hoorde hij er niet echt bij in Nederland. Als homoseksueel was hij een outsider. Hij was getekend als marginaal mens. Maar je merkt in zijn brieven dat hij voordeel zag in die positie: door afzijdig te staan kon hij scherper de Nederlandse burgerij portretteren en analyseren. Kon hij de hypocrisie in seksuele verhoudingen beter observeren.”
Hij had dus inderdaad een behoefte om bij de minderheid te behoren?
“Dat kun je je afvragen, ja. Toen hij naar Palestina trok zocht hij aansluiting bij de Agoedath-gemeenschap. Die waren immers net als hij orthodox. Hij moest daardoor een maatschappelijke teleurstelling slikken. Hij had gedacht dat hij als succesvol jurist zou worden binnengehaald als belangrijk iemand, maar de zionisten moesten hem niet. Toch moet hij het ook prettig hebben gevonden dat hij zo een point of view had om de machthebbers aan te kunnen vallen. Dat is zeker een wezenlijke trek van hem.”
Waarom?
“Carry van Bruggen, zijn zuster, schreef na zijn dood: ‘Hij gaf veel’. Hij was vrijgevig: met zijn geld, maar ook met zijn energie. Maar ook: ‘Hij eiste veel van mensen’. Ze mochten niet marchanderen met de waarheid. Als je zo’n instelling hebt, vervolgde zij, kom je in conflict. De Haan had dan ook geen talent als diplomaat. Anders had hij zeker een hoge functie kunnen bereiken. Nu gaf het hem iets radicaals. Bovendien hield hij er van om een beetje te pesten. Een paar maanden voor de moord bezocht hij Arabische vorsten als Abdoellah [van Jordanië, md] en Hoessein (van Hedjaz, Abdoellahs vader, MD). Hij wist heel goed dat de zionisten daar woedend over zouden zijn.”
Was de moord een verkapte zelfmoord? De Haan bleef ondanks zeer concrete doodsbedreigingen in Palestina.
“Hij zei regelmatig dat het hem niet zou verbazen als hij eerdaags vermoord zou worden. Hij werd ontslagen op de rechtsschool waar hij les gaf. Zijn studenten keerden zich van hem af. Hij werd in zijn gezicht gespuugd op straat. Er is ook een brief van zijn vrouw bewaard gebleven die hem schreef: in godsnaam, kom naar huis, ik kom je halen zodra ik vakantie heb. Die brief heeft hij niet meer gelezen. Toen was hij al vermoord. Als nuchter mens kan mij het ook alleen maar verbazen dat hij is gebleven.”
Waarom zou hij dan dood hebben gewild?
“Ja, zijn doodsdrift, daar heb ik hele bladzijden aan gewijd. In zijn poëzie ging het, zeker in zijn latere jaren, voortdurend over het conflict tussen het moment – het carpe diem, het genieten, de erotiek – en de eeuwigheid. Hij verlangde ernaar om los te komen uit het momentdenken en op te gaan in de eeuwigheid.”
Is hij in Israël eigenlijk nog bekend?
“Israël… De Haan zou geprotesteerd hebben tegen die naam, zeker als je het hebt over de periode voor de staat in 1948 werd gesticht. Het is het land van de Palestijnen. Maar hij wordt in Israël zeker gezien als belangrijk figuur in hun geschiedenis. De moord kun je vergelijken met die op premier Rabin vele decennia later. Er worden regelmatig publicaties aan hem gewijd. Zijn werk is ook deels vertaald in het Hebreeuws. Zijn gedichten, niet zijn romans.” [bl]
Auteur: Maarten Dessing
Bron: Knack.be
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren