Ariel Sharon overleden

Ariel Sharon (Beeld: kids brittannica)
Ariel Sharon (Beeld: kids brittannica)

Zijn gezondheidstoestand ging vorige week sterk achteruit. Sharon lag in coma sinds 4 januari 2006, net iets meer dan 8 jaar. Hij kreeg toen een ernstige hersenbloeding. Sindsdien heeft beademingsapparatuur hem in leven gehouden. Vorige week verslechterde zijn toestand ernstig. Vitale organen hielden op te functioneren, zijn dagen waren volgens de ziekenhuisdirectie geteld. Donderdag zeiden de artsen nadrukkelijk dat de dood van de voormalig leider nabij was. De hele dag waren familieleden bij hem in het ziekenhuis. De voorbereidingen voor de staatsbegrafenis zijn vorige week al in gang gezet.

Ariel Sharon, ook wel Arik genoemd, werd in 1928 geboren als Ariel Scheinermann. Hij zag het levenslicht in mosjav Kfar Malal, die destijds in het Britse Mandaatgebied Palestina lag. Zijn ouders waren Joodse immigranten die trachtten een mosjav op te bouwen. In 1942, op veertienjarige leeftijd, ging hij bij de Haganah, de Joodse voorloper van het Israëlische leger. Toen in 1948 de staat Israël gevormd werd, was Sharon aanvoerder van een peloton van de Alexandroni-Brigade. Hij raakte gewond in de Tweede Slag bij Latrun. In 1951 begon hij met een studie geschiedenis en cultuur van het Midden-Oosten aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Anderhalf jaar later werd hij gevraagd om terug te keren naar het leger en hoofd te worden van de nieuwe eenheid 101.

Die eenheid ondernam enkele aanvallen die hielpen het moreel van de Israëli’s te herstellen. Ze ondernam ook een actie bij het dorpje Qibya op de Westelijke Jordaanoever in de herfst van 1953. Bij die aanval werden meer dan zestig Palestijnse burgers door de eenheid van Sharon gedood. Een incident tijdens de Suezcrisis van 1956, waarbij Sharon tegen zijn orders inging om de Mitlapas te veroveren, kostte aan veertig soldaten van zijn eenheid het leven. Hij wachtte hier niet op versterkingen, maar besloot meteen aan te vallen. Het voorval wordt door veel commentatoren gezien als tekenend voor een van de karaktertrekken van Sharon: dapper maar impulsief. De aanval mislukte, en dat schaadde voor een aantal jaren de carrière van Sharon.

Tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 was Sharon opgeklommen tot generaal. Hij leidde een belangrijke divisie in gevechten om de Sinaï. In 1969 werd Sharon hoofd van het Zuidelijke Commando van het Israëlische leger, waarbij hij ook verantwoordelijk was voor de bezetting van de Gazastrook. Gedurende de Jom Kipoeroorlog in 1973 lukte het Sharon een doorbraak door het Egyptische front te forceren en daarna het Suezkanaal over te steken, waarbij hij weer militaire orders negeerde. Hij drong een heel eind Egypte binnen. Deze actie maakte van hem een oorlogsheld voor veel Israëliërs. In februari 1974 verliet hij het leger.

In 1977 ging Sharon de politiek in, waarbij hij al gauw aansluiting vond bij de rechtse Likoed-partij van premier Begin. Hij was minister van Landbouw en van Defensie. Onder zijn ministerschap viel Israël in 1982 het zuiden van Libanon binnen om daar bases van Palestijnse milities aan te vallen. Sharon gaf de Falangisten de vrije hand in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. De dorpen werden omsingeld door het Israëlische leger, zodat de vluchtelingen niet weg konden. De Falangisten, sinds 1978 getraind door Israël, vermoordden volgens een schatting van het Rode Kruis zo’n 2.750 personen, onder wie veel vrouwen en kinderen.

Een Israëlische onderzoekscommissie – de Kahane-Commissie – oordeelde dat Sharon indirect schuldig was, voornamelijk wegens nalatigheid. Hij werd door Begin ontslagen. Het voorval leverde de reputatie van Sharon blijvende schade op. De haat bij veel Palestijnen voor hem werd er door gevoed. Toch lukte het hem om in verschillende kabinetten als minister terug te keren. Hij was onder meer minister voor Infrastructuur en Huisvesting.

In 2000 maakte Sharon zijn definitieve come back door als oppositieleider namens Likoed de Tempelberg te bezoeken, waaronder de Al-Aqsamoskee en de Rotskoepel. Hij werd hierbij omringd door zo’n duizend veiligheidsagenten. De Tempelberg, de heiligste plaats in het jodendom, is in rangorde ook de derde heilige plaats van de islam, en is daarom zeer omstreden. Palestijnen op de berg begonnen met stenen te gooien en de definitieve uitbraak van de Tweede Intifada was hiermee een feit. Deze zou vijf jaar duren.

In 2001 werd Sharon verkozen tot minister-president. Hij ging een brede, rechtse coalitie aan met de Arbeidspartij-Meemad en twee ultra-orthodoxe partijen. Zijn tweede regering vormde hij na een verkiezingsoverwinning. De regering-Sharon II bestond aanvankelijk uit de Likoed (40 zetels), de seculiere Shinui-partij (15 zetels), de Nationale Unie (7 zetels) en de NRP (6 zetels). In 2004 werden de Nationale Unie en Shinui uit de regering gezet. De eerste was tegen het plan-Sharon voor terugtrekking uit de Gazastrook, de tweede stemde tegen de begroting voor 2005. Ook parlementsleden van zijn eigen partij en de NRP lagen dwars bij het plan tot terugtrekking uit de Gazastrook. Een NRP-minister stapte op en een Likoed-minister werd ontslagen. In december werden ook de ministers van Shinui uit de coalitie gezet, nadat deze fractie tegen de begroting van de regering-Sharon gestemd hadden. Begin 2005 slaagde Sharon er in zijn minderheidsregering toch een nieuwe meerderheid te geven door andere partijen toe te voegen.

Een van de grootste ‘werken’ van Sharon was de terugtrekking van Israël uit de Gazastrook. In 2004 zette hij eigenhandig het plan door, ondanks dat hij het parlement niet achter zich had. Zo’n 7.500 kolonisten werden onder dwang uit de strook verwijderd (later, in 2007 nam Hamas de controle over het gebied met geweld over. Sindsdien is de vijandigheid vanuit de strook jegens Israël toegenomen). In 2005 richtte Sharon zijn eigen partij Kadima op, waarin kopstukken uit de Arbeidspartij en Likoed zitting namen.

Op 17 december 2005 kreeg Sharon een lichte beroerte en werd hij voor korte tijd opgenomen. Nog geen maand later, 4 januari 2006, werd hij nogmaals opgenomen in het Hadassah Ziekenhuis in Jeruzalem, ditmaal met een ernstige hersenbloeding. Pas na een operatie van zeven uur werd de bloeding gestopt. Op 6 januari kreeg Sharon opnieuw een hersenbloeding en werd hij nogmaals geopereerd. Hij werd drie dagen in een kunstmatige coma gehouden om de druk op zijn hersenen te kunnen verlagen. Op 9 januari 2006 werd hij bijgebracht. Hij kon zelfstandig ademen en reageerde op pijnprikkels in zijn rechterzijde. Echter, hij opende zijn ogen niet, en kwam niet bij bewustzijn. Sharon onderging een nieuwe operatie op 15 januari, waarbij hij een tracheotomie onderging. Sindsdien is Sharon niet meer bij kennis geweest, maar hij wordt wel in leven gehouden.

Ehud Olmert nam zijn taken sinds 4 januari waar. Op 11 april 2006 werd door de Israëlische regering officieel besloten dat het premierschap van Sharon eindigde. Hij werd permanent ongeschikt verklaard om zijn ambt uit te oefenen, omdat hij sinds 4 januari 2006 in coma ligt. De Israëlische wet bepaalt dat in een dergelijk geval binnen honderd dagen een permanente vervanger moet worden aangewezen. Daarom werd Ehud Olmert officieel de opvolger van Ariel Sharon als Eerste Minister van Israël.

Categorie: |

Home » Achtergrond » In memoriam » Ariel Sharon overleden