‘Die Mörder sind unter uns’ – column David Barnouw

Radio 1

De eerste naoorlogse Duitse speelfilm is zelden te zien, maar een maand geleden was hij op de Nederlandse tv: Die Mörder sind unter uns van Wolfgang Staudte. Op 16 oktober 1946 vond de première plaats in Berlijn van deze antifascistische DEFA-film onder auspiciën van de militaire Sovjetautoriteiten.

Staudte had eerst geprobeerd zijn film onder te brengen bij de Amerikanen, hetzij de Britten, want er was toestemming én geld nodig van de militaire bezetters van Duitsland. De Amerikanen waren druk bezig de honderden Hollywoodfilms die de Duitsers niet hadden mogen zien, in zoveel mogelijk bioscopen te vertonen. Zij voelden eigenlijk niets voor een Duitse filmrenaissance; de USA had tenslotte al die verdreven Duitse regisseurs en spelers opgevangen en aan het werk gezet in Hollywood. Potsdam-Babelsberg was vóór de oorlog het Duitse Hollywood en de Sovjets hadden daar in 1946 DEFA opgericht, die naast een paar duizend documentaires zo’n zevenhonderd speelfilms zou produceren.

De film was ook de eerste van de zogenaamde Trümmerfilme, waarbij de, liefst Berlijnse, ruïnes het decor vormen voor verfilmingen. Natuurlijk in zwart-wit, want een ruïne in kleur is al minder duister en spannend. Het is niet voor niets dat al snel vergelijkingen met westerns werden gemaakt, zo zouden de canyons van Stagecoach uit 1939 van John Ford eenzelfde decor vormen als de ruïnes in ‘Die Mörder‘.

Het verhaal van Die Mörder is helder. Een door shell shock beschadigde en zwaar drinkende arts vol zelfmedelijden, Hans Mertens, bewoont het appartement van Suzanne, die terugkeert uit een concentratiekamp en die haar woning opeist. Mertens mag er blijven wonen en zij zullen na enige tijd ook het bed delen. De arts komt toevallig in aanraking met zijn voormalige Wehrmacht-commandant, die in 1940 een Pools dorp heeft uitgeroeid. Deze man is het voorbeeld van het vleesgeworden Wirtschafswunder (al eind 1945!) en bezit een fabriek waar legerhelmen worden omgeturnd tot potten en pannen. Op kerstavond 1945 wil Mertens de fabrikant doodschieten, nadat deze zijn arbeiders heeft toegesproken, maar Suzanne weerhoudt hem ervan. De film eindigt met een oproep om de moordenaars die nog vrij rondlopen, te berechten.

De lof was groot voor deze film en er werd verwezen naar het Duits expressionisme en de invloed van gangsterfilms en westerns. Het gaat over de oorlog en de verwerking ervan en is het aanzien nog meer dan waard. Eén keer is een krantenkop te zien: ‘Twee miljoen burgers vergast’, want Joden spelen nog geen rol in deze film. In 1948 verschijnt bij DEFA de eerste speelfilm waarin antisemitisme en de Holocaust centraal staan; Ehe im Schatten van Kurt Maetzig en in hetzelfde jaar Die Affaire Blum van Erich Engel.

DEFA deed zijn best anti-nazi-films uit te brengen, maar kon deze niet vanuit het niets produceren. Zo had regisseur Staudte in 1940 een rol in de antisemitische film Jud Süss van Veith Harlan gespeeld en Ernst Wilhelm Borchert (Hans Mertens) was in 1941 te zien geweest in U-Boote westwärts. Hildegard Knef, Suzanne, was nog te jong om echt fout te zijn geweest. De ‘foute’ fabrikant had geen nazi- of oorlogsblazoen.


Lees ook:
Etty Hillesum als wapen in de buurtstrijd – column David Barnouw

‘Bouwen, bouwen, bouwen. In Amsterdam komen er vele honderden woningen bij in Noord en in de voormalige Houthavens en de plannen voor het Sluisbuurt en Havenstad ontwikkelen zich ook snel. Op details na is iedereen blij dat er zoveel bijgebouwd wordt; mensen willen wonen. In Amsterdam-Zuid wordt ook gebouwd, maar vooral op of onder bestaande woningen…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Columns en opinie » ‘Die Mörder sind unter uns’ – column David Barnouw