‘Een vuistslag in your face’

Tomer Pawlicki
FB

‘Soms word ik overvallen door de behoefte om iemand in zijn gezicht te slaan.

Iemand die ik niet nog niet zo goed ken, net heb ontmoet. De persoon in kwestie is nietsvermoedend. En zijn of haar reactie is voor mij een raadsel. Dat gegeven maakt die behoefte sterker.

Ik stel me voor hoe ik mijn vuist plant in iemand zijn of haar gezicht. Hoe die persoon vervolgens zou reageren. Vol verbijstering. Schaamte. Woede. Verdriet. Angst. Mij een klap terug zou geven. Mij simpelweg aan zou kijken, de situatie niet begrijpend. Misschien wel weg zou lopen en zorgen dat ie mij nooit meer tegenkomt.

Ik heb me tot nu toe altijd kunnen inhouden op dit soort momenten. Met trots kan ik zeggen dat ik nog nooit iemand heb geslagen in zo een situatie. Ik word tegengehouden door te vertrouwen in mijn omgeving. Wellicht nergens op gebaseerd. Maar het is er. Ik word namelijk ook niet willekeurig door net ontmoette mensen in mijn gezicht gestompt.

Op 4 mei mocht ik weer eens mijn solo Dank zij de oorlog spelen in het Amsterdamse theater de Brakke Grond. Op die dag werd ik ook uitgenodigd om op mijn oude Joodse middelbare school, het Maimonides, een fragment daaruit voor te dragen. Daar stond ik wel voor open.

Bij aankomst viel me op dat de beveiliging aanzienlijk serieuzer werd genomen dan elf jaar terug. Een bewaker vroeg me mijn identiteitsbewijs te tonen terwijl ik was aangekondigd.

Voordat ik aan de beurt was liepen we met de hele school, onder begeleiding, naar het monument van het ondergedoken kind. Daar werden bloemen gelegd door de leerlingen en hield de rector een voor de helft onverstaanbare speech (zijn microfoon viel steeds uit, het was best wel grappig). De Nederlandse vlag werd halfstok gehesen. En de Israëlische en Nederlandse volksliederen werden gezongen. Ook half verstaanbaar. Wederom ‘technische problemen’. Maar in feite de schuld van een bemoeizuchtige moeder zonder organisatorisch talent. Die daar zelf blijkbaar anders over dacht. Volgend jaar een andere moeder.

Bij terugkomst sprak ik de leerlingen toe. Ik vertelde waar de Tweede Wereldoorlog goed voor was en stond daarna open voor vragen.

Die vragen kwamen moeizaam op gang. Een leerling attendeerde mij erop dat we in tegenstelling tot wat ik zeg in mijn tekst, wij Joden niet in vrijheid leven. ‘Ik kan niet naar school zonder bewaking. Ik heb niet de vrijheid om een Joods leven te leiden in Nederland. Om Joods te zijn.’

Alhoewel dit de mening was van één leerling zette mij dit aan het denken. Hoe kan het dat ik als Joodse man die mening niet deel?

Ik verzuip in de vrijheid. Leef niet in angst om op deportatie te worden gezet. Ik ervaar zelfs geen beperking bij de islamitische slager die mij adviseert in mijn liefdesleven.

Toegegeven, ik leef niet in een Joodse gemeenschap. Ik ga niet naar school in een bewaakte omgeving en bezoek weinig Joodse instellingen die onder bewaking staan. In tegenstelling tot de leerlingen van Maimonides word ik niet elke dag zichtbaar geconfronteerd met mogelijke antisemitisme. Of ik kies ervoor het niet te zien. Ik weet het niet.

En dat is precies waar het verschil zit. Dat onzichtbare vertrouwen in de maatschappij, ontbreekt.

Door die muren bedoeld als bescherming zullen zij zich steeds meer naar binnen keren, klonteren. Fysiek veilig, mentaal in gevaar. Elke dag.

Zij verwachten dagelijks die vuistslagen in hun gezicht. En zoals ik zei, als dat vertrouwen weg is. Waarom dan niet zelf eens uithalen?

Ik kan je een plek aanwijzen waar dat al gebeurt.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » ‘Een vuistslag in your face’