Oud-bestuurder en Sjoa-overlevende Frieda Menco-Brommet (93) overleden

Friede Menco
Joods Monument

Auschwitz-overlevende en oud-Joods bestuurder Frieda Menco-Brommet is op 93-jarige leeftijd overleden. Menco-Brommet stond erom bekend haar ervaringen van de Sjoa met de buitenwereld te delen. Tevens was de bestuurder binnen Liberaal Joodse Gemeente (LJG) Amsterdam, waar ze het voorzitterschap bekleedde. Ook was ze voorzitter van het Verbond voor Progressief Jodendom in Nederland. Menco-Brommet was de eerste vrouwelijke voorzitter en stond ook aan de basis van de Vrouwengroep van de LJG. Zondag wordt ze begraven, zo meldt de Amsterdamse LJG-rabbijn Menno ten Brink. Jarenlang gaf ze voorlichting en les op scholen over haar Holocaustverhaal, maar ook kwam ze soms in de media om haar mening of verhaal te doen.

Tot 1940
Frieda Menco-Brommet kwam op 11 augustus 1925 ter wereld. Ze was enig kind. Haar vader Joël (Jo) Brommet was etaleur, onder meer voor De Bijenkorf in Amsterdam en was getrouwd met Rebecca Ritmeester. De kleine Frieda groeide op in een typisch Joods middenklasse gezin, waar godsdienst geen rol speelde in het dagelijkse leven. Net als veel vooroorlogse Joodse Nederlanders was het gezin volkomen geassimileerd. Toen De Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnen vielen, wilde Jo Brommet met zijn vrouw en kind via IJmuiden naar Groot-Brittannië vluchten, maar dit lukte niet. Later verklaarde Menco-Brommet daarover: “Terwijl de taxi met draaiende motor stond te wachten, kwam plotseling de moeder van mijn vader op bezoek. Ze woonde in de buurt en kwam wel vaker onverwachts langs. Zij vroeg wat er aan de hand was. Mijn vader antwoordde dat we probeerden weg te komen naar Engeland, waarop mijn oma zei: en wij dan? Mijn vader heeft de taxi toen weggestuurd. Het was een verschrikkelijk moeilijk en emotioneel moment.”

Onderduik
Na de Duitse inval werd het voor Menco-Brommet langzamerhand duidelijk wat het betekende om Joods te zijn. Door de anti-Joodse maatregelen werd de bewegingsruimte voor Joden almaar kleiner. Op zestienjarige leeftijd, in september 1941, moest ze haar school verlaten voor een aparte school voor Joodse kinderen. Toen ze in de zomer van 1942 een oproep kreeg om te werken in Oost-Europa kreeg ze van haar vader schuurpapier, waarmee ze haar huid volledig moest bekrabben zodat het leek alsof ze roodvonk had. Dit werkte. Later besloot haar vader om met het gezin onder te duiken. Op het onderduikadres in Warmond werd de familie financieel uitgeknepen en kregen ze weinig te eten. Vader Jo wilde weg komen en betaalde zesduizend gulden om met zijn gezin in het neutrale Zwitserland te komen, iets wat nooit is gelukt. Later betaalde hij nog eens negenduizend gulden tevergeefs aan dezelfde persoon. Uiteindelijk bleek dat het echtpaar bij wie het gezin onderdook oplichters waren. In 1944 verraden ze hun onderduikers en algauw werd het gezin naar het oosten gestuurd.

Auschwitz
In Westerbork belandde de familie in de strafbarak. Voor dochter Frieda was dit relatief gezien een vooruitgang. Ze kreeg er meer eten en kreeg weer contact met andere mensen. In het doorvoerkamp ontmoette ze Anne Frank, die net als zij een tijd in de onderduik had gezeten en was verraden. Op 4 september 1944 moest het gezin Brommet op transport naar Auschwitz. Samen met in totaal 1.019 Joden zaten de Brommets in dezelfde trein als de Franks. De treinreis was een horrorfilm die drie dagen duurde. Op het perron van Birkenau moesten de gevangenen, nog kapot van drie dagen en twee nachten in een beestenwagen, vier rijen vormen. Zeker 549 mensen kwamen in de rijen terecht die direct naar de gaskamers leidden. Frieda en haar moeder komen in ‘de goede rij’ terecht, samen met 470 anderen. Zij krijgen alleen een nummer op hun arm getatoeëerd en moesten zich uitkleden. Alle haren werden afgeschoren en iedereen moest onder de douche. De jonge Friede liep ziektes – waaronder roodvonk – op en kwam in de ziekenbarak terecht, waar ook Margot en Anne Frank lagen. Zij werden later naar vrouwenkamp Bergen-Belsen gestuurd, waar ze de dood vonden.

Vrouwengroep
De jonge Brommet overleefde Auschwitz en kwam terug in Nederland, waar ze haar leven weer moest opbouwen. Zij trouwde met Herman Menco, met wie ze jarenlang samen was. In 1962 stapten ze over van het NIK naar de LJG Amsterdam. Menco-Brommet werd in 1964 als een van de eerste lid van de net opgerichte LJG Vrouwengroep. De vrouwen zorgden voor allerlei activiteiten en bouwden samen een netwerk op. Eens per maand werd er vergaderd. Dit waren de vrouwen niet gewend. Mirjam Soetendorp, die de groep oorspronkelijk opgezet had, had ondersteuning nodig en al gauw nam Frieda Menco-Brommet de leiding op zich. Zij werd voorzitter van de Vrouwengroep en is dat tien jaar gebleven. De Vrouwengroep werd steeds belangrijker en vanuit de groep ontstond de wens om mee te praten in het bestuur de kehilla. Liesl Bergmann kwam als eerste in het LJG bestuur, als toehoorder. In 1988 werd Menco-Brommet gekozen als voorzitter van de LJG Amsterdam, een functie die ze twee jaar zou uitoefenen. Het bleef een goed gebruik dat één lid van het dagelijks bestuur van de Vrouwengroep ook in het bestuur van de LJG Amsterdam plaatsnam, zodat er altijd goed contact was tussen de besturen.

Stolperstein en NS
In haar latere jaren vertelde Menco-Brommet steeds vaker over de oorlog en haar ervaringen tijdens de Sjoa. Ze gaf interviews, ging op bezoek bij schoolklassen en werkte mee aan een boek over haar verhaal. In 2017 lieten zij en haar kinderen een Stolperstein leggen voor haar vermoorde vader Jo Brommet. De steen werd gelegd door de Duitse kunstenaar Günter Demnig, die daarvoor naar de Amsterdamse Rooseveltlaan kwam. Daar woonde het gezin voordat het in de onderduik ging. Frieda was zeventien jaar toen ze met haar ouders voor het laatst daar de trap afliep. Nooit heeft ze echt afscheid van haar vader kunnen nemen. “Deze steen draagt de naam van mijn vader én van mijn zoon Joël, die zijn naam heeft mogen erven,” aldus de hoogbejaarde Menco-Brommet in 2017 tegen Het Parool. “Het is fantastisch om de warmte van iedereen om mij heen te voelen.” Eind 2018 deed ze weer van zich horen toen NS besloot om een commissie in te stellen die moet nagaan welke Joden recht hebben op een schadevergoeding van het bedrijf. “Het grijpt me aan,” zei de 93-jarige Amsterdamse tegen De Telegraaf toen ze moest zoeken naar de woorden om haar gevoel te beschrijven. “Waarom heeft het zo lang moeten duren? Waarom? Er zijn zoveel slachtoffers die dit niet meer meemaken. Dit had veel eerder moeten worden gedaan. Ik vind het verschrikkelijk. Diep treurig.”

Categorie: |

Home » Nieuws » Oud-bestuurder en Sjoa-overlevende Frieda Menco-Brommet (93) overleden