God, Jodendom en Oranje – column Paul Damen
‘Het was weer Koningsdag, dat we van harte meevieren al was het maar vanwege het halachisch zaklopen en kosjer koekhappen – een hele verademing na dat ene ei en die halve radijs van Pesach. En straks staan we weer met de koning op de Dam om onze doden te herdenken. Maar was van hún kant het Oranjehuis, te beginnen met Willem van Oranje, de Joodse bevolking eigenlijk wel zo goedgezind als vaak wordt voorgesteld? Nou nee, dus. Behalve bij Willems claim af te stammen van het huis van David, blijkt de “Vader des Vaderlands” allesbehalve een vader voor Joodse Nederlanders te zijn geweest. De Oranjes waren altijd nogal opportunistisch naar de “Joodse natie”.
Geld lenen bij de Joden
Willem van Oranje leende voor zijn onafhankelijkheidsstrijd tegen Spanje graag thema’s uit de de Joodse geschiedenis. In pamfletten poseerde Willem als Mozes, die dezelfde strijd tegen Filips II voerde als Mozes’ gevecht met de farao. Hetgeen Van Oranje niet weerhield om daarbij antisemitische stereotypen in te zetten, door de Spaanse “wreedheid en hooghartigheid” te wijten aan hun “Moorse of Joodse bloed”.
Niettemin was Joods kapitaal bij de Oranjes altijd welkom als er gevochten moest worden. De Zwijger leende van Duitse Joden en stadhouder Willem III leende van Gabriël Lopes Suasso en van de Engelse Joden, waar zijn Stuart-familie kind aan huis was bij de Joodse bankiershuizen. Als tegenprestatie brachten de Oranjes bezoekjes aan een synagoge, zoals men bij de bank gaat kijken of er nog geld op de rekening staat. Zo volgde prins Maurits al in 1609 de lijkenstoet van de Portugese Jood Samuel Palache en bracht Frederik Hendrik in 1642 in gezelschap van zijn zoon, de latere stadhouder Willem II, een bezoek aan de Portugese synagoge. En de Joden lieten zich dit graag aanleunen. Relatief vrij van vervolging en gebonden aan de Talmoedische regel “dina de-malchoeta dina”: het recht van het land is het geldende recht, dus gehoorzaam de overheid en hou de politiek buiten. En behoud goede klanten als de Oranjes zodat ze hun liefde voor het Joodse volksdeel minimaal uitten bij het vermogende deel ervan. Van geregeld Oranje-bezoek aan arme Hoogduitse Joden in die tijd is weinig bekend.
Joden in de adelstand
De bancaire bewondering van de Oranjes blijkt nog uit de Hebreeuwse g’dsnaam (JHVH) op het plafond van de Oranjezaal van paleis Huis ten Bosch. Niet omdat, zoals de rondleider stelt, “de Joden onder Frederik Hendrik gelijke rechten kregen”. Pas anderhalve anderhalve eeuw later, in 1796 in de Bataafse tijd, werden de Joden als gelijke burgers erkend, en toen waren de Oranjes reeds ruim verjaagd. Maar de weduwe Amalia van Solms wist nog goed dat haar man Frederik Hendrik nog geen kanon had kunnen afschieten zonder de sponsoring van Joodse bankiers als Isaac Israël Lopes Suasso, baron, bankier en parnas van de Portugees-Joodse gemeente; en diens zoon Francisco Lopes Suasso. Zij stonden garant voor het Oranje-kapitaal en de Suasso’s werden dan ook, nogal ongebruikelijk voor Joden, in de adelstand verheven. Maar wel pás vanaf 1818, omdat daarvoor Joden van dezelfde Oranjes geen edelman móchten worden.
‘Ook aan Spanje ontsnapt’
De methoden van de Oranjes om van Joden geld los te kletsen, grensden aan chantage. Joden werden eraan herinnerend dat ze “ook aan Spanje ontsnapt” waren, maar dat hun verblijf wél afhankelijk was van de vorstelijke gunsten. Zo verkreeg Oranje een lagere rente en veel hogere bedragen voor beleende goederen. Daarbij maakte Willem van Oranje handig gebruik van het het antisemitische beeld van Joodse woeker en schraapzucht. Op afbeeldingen zie je vaak oriëntaals geklede Joden iets té begerig loeren naar de goudschat die Willem de Zwijger, met het doel die te belenen, voor hun voeten heeft uitgestald. Een zeldzame combinatie van Oranjeliefde en antisemitisme.
Die financieel sterke ‘hofjoden’ beschermden hun mede-Joden vaak tegen de belangen van de opkomende regentenklasse en hun gilden in. Maar eind 18de eeuw móést wel gekozen worden tussen patriotten en prinsen. Joden kozen voor de Oranjes en werden daarmee eerder dan elders in Europa bij de politiek betrokken. Maar niet altijd in hun voordeel.
Fransen geven Joden gelijke rechten
Terwijl de patriotten hen gelijke rechten wilden toekennen, boden rijke Joden bij de patriottische opstand van 1787 bescherming aan stadhouder Willem V en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen. Zij doken onder bij bankier en tabaksplanter Benjamin Cohen in Amersfoort, waar ook Willem’s hoofdkwartier was gevestigd. Dat zouden patriotten hen nooit vergeven. Tien jaar later tijdens de Bataafse Republiek, een Franse vazalstaat, werd Joden bij elk debat over gelijke rechten meteen hun eerdere Oranjegezindheid verweten. Uiteindelijk drukten de Fransen die gelijke rechten erdoor – niet de Oranjes. Dat betekende vrijheid maar ook gedwongen afscheid van cultuur en talen als Jiddisj en Ladino. Toen de Oranjes weer, ditmaal als koning, de macht hadden bleef gek genoeg onder Joden het idee bestaan dat door die koninklijke bescherming het antisemitisme hier minder virulent was dan elders. In werkelijkheid nam door assimilatie van Joden zélf het antisemitisme af. Niet veel, maar toch.
Koning Gorilla
Zo kon de Joods-Portugese dichter Isaac da Costa vrijuit overstappen naar de gereformeerde kerk, waar Willem van Oranje nog steeds als Mozes gold en de Oranjes “het ultimum refugium, de kleur des lichts, als alles aan de horizon donker was!” En kon de Friese dichter Alexander Cohen overstappen naar het atheïstisch anarchisme en naar de hem per koets passerende koning Willem III roepen: “Leve Domela Nieuwenhuis! Leve ‘t socialisme! Weg met Gorilla!” Dat Koning Gorilla verwees hij naar een anoniem schotschrift tegen het “perverse leven” van de Vorst: “te V. deed hij op klaarlichten dag de vuilste sletten in het logement komen, de villa A. bevolkte hij met veile meiden, te C. in het hotel R. vertoonde hij zich naakt als een zwijn in den tuin, terwijl dames voorbij kwamen”.
Cohen kreeg een half jaar cel, maar vluchtte naar Parijs waar hij met zijn anarchistische echtgenote Kaya nog 68 jaar gelukkig was. Om vervolgens monarchist te worden en het juist op te nemen voor Willem III. Ondanks à tout peché miséricorde, même aux péchés de goût (schuldig aan alles, zelfs aan gebrek aan smaak) vond hij de Oranjevorst zelfs sympathiek: “hy zal wel eens een flesch wyn teveel hebben gedronken – de man zal zich vervééld hebben – en misschien lustte hy jenever, een akelige drank, vind ík. Ik twyfel er niet aan dat hy wel eens een aardige meid in haar wangen zal hebben geknepen en, horresco horrens, in haar billen, tout comme moi.”
Oranjebloesems
En over billenknijpen gesproken: als de stokoude Willem III niet aan de twintigjarige Emma was gekoppeld, met als resultaat Wilhelmina, waren de Oranjes uitgestorven. Bij haar aantreden als koningin 1898 publiceerde opperrabbijn Tal zijn “Oranjebloesems” over de goede relaties tussen Oranje en de Joden. Maar op de feestpoort in de Jodenbreestraat moest de tekst “Israël en Oranje” vervangen worden door “Nederland en Oranje”. Honderd meter verderop stonden de Joodse socialisten het prinsesje uit te fluiten en hun strijdorgaan Ons Blad te verkopen: “een kind [Wilhelmina, PD] verdient in eene week f 28.000, en heeft 163 rijtuigen, terwijl duizenden arme kinderen bibberen van koude en rammelen van honger!” Na ingrijpen van rabbijn Dünner verplaatsten deze “verachtelijken” hun demonstraties naar buiten de Jodenbuurt. Toch beschouwde de socialistische voorman Henri Polak de Oranjes als “een fopspeen, met een ‘nuttelooze en machtelooze koningin”. Hun zionistische ideaalstaat lag in Palestina, waar bij Wilhelmina’s zilveren huwelijk in 1926 de Nederlandse Zionistenbond haar eerde met een “Oranje-Bosch”. Voor de socialistische zionisten was Oranje het Grootkapitaal – waar ze trouwens, gezien het forse Oranje-aandelenpakket bij Ned. Handels Maatschappij en Koninklijke Olie, niet ver naast zaten.
Koningin Wilhelmina
Wilhelmina en Joden, dat vlotte ook niet erg. Na de machtsovername door Hitler in september 1933 zouden volgens Wilhelmina die “gewijzigde wereldomstandigheden ons zeker een gelukkige toekomst brengen”. Op datzelfde moment werden Duitse Joden als tweederangsburgers de straat over geranseld. Om gevlucht naar Nederland te zien hoe Wilhelmina’s dochter begin 1937 trouwde met de vage nazi Bernhard op de tonen van het door Juliana aangevraagde Horst Wessellied en de nu aangetrouwde “kouwe kant” de Hitlergroet bracht. En persoonlijk had Wilhelmina ook weinig met die gevluchte Joden, voor wie begin 1939 een centrale opvang zou komen in Elspeet, twaalf kilometer van Paleis Het Loo. Tot Wilhelmina aan minister van Binnenlandse Zaken Van Boeyen schreef dat “Hoogstdezelve bepaald betreurt” dat het kamp om de hoek kwam. Waarna Westerbork werd gebouwd, dat later onder licht andere leiding nog diensten bewees.
Dat tijdens de Tweede Wereldoorlog koningin Wilhelmina slechts zijdelings in haar radio-Oranjepreken verwees naar de massamoord op Joodse Nederlanders, viel niet eens op omdat ze nationaal symbool was geworden van het verzet. Maar niet in Joodse kring: de journaliste Henriëtte Boas vatte in 1954 de naoorlogse verhoudingen kernachtig samen: “bij de Oranjes is zeker geen vijandigheid naar de Joden, maar oprechte interesse evenmin”. Bij Wilhelmina’s overlijden in 1962 werd zij door Jitschak Dasberg herdacht als iemand, die “de Nederlandse Joden de boodschap van vrijheid” had bezorgd. Toen driekwart al dood was, ja.
Juliana niet met Joden in contact
De verstandhouding was nog allesbehalve hartelijk. Op bevrijdingsdag 1955 constateerde opperrabbijn Aron Schuster in een volle snoge, in gezelschap van Juliana, Bernhard en de hele regering, dat “een antisemitische ideologie haar sporen in Nederland had nagelaten, zelfs in kringen waar dit voorheen ondenkbaar was geweest”. Met “die kringen” doelde hij op de Oranjes. Juliana bepleitte begin jaren vijftig gratie voor de Duitse oorlogsmisdadigers Fischer, Aus der Fünten en Lages, ondanks felle protesten uit de Joodse gemeenschap. Dezelfde Juliana plaatste haar kinderen Beatrix, Irene, Margriet en Marijke – later Christina – op de Nieuwe Baarnsche School bewust in een parallelklas om maar niet met Joden in contact te komen.
Bijna een Joodse prinsgemaal
Maar beter ten halve gekeerd dan enzovoorts: een maand na Schusters felle protest bezocht Juliana onuitgenodigd een Joods Bejaardenhuis in Den Haag, en sindsdien lopen de Oranjes ostentatief de Joodse deuren plat. Bijna had ons land een Joodse prins-gemaal gehad, want Beatrix zag wel wat in de knappe Israëlische voormalige schaapsherder David Minchky, die zij als diplomaat begin jaren zestig leerde kennen na een aardbeving in Iran. Nimmer daarna ondernam het regeringsvliegtuig zo vaak retourtjes Iran. Maar net zoals bij haar moeder bracht de ruim gesorteerde Duitse adel uitkomst, middels Claus von Amsberg, een voormalig lid van de Hitlerjugend en Wehrmacht, wat vooral de Joodse intellectuele elite massaal tegen de Oranjes deed keren.
Toen was echter al gebleken uit Lou de Jong’s baanbrekende tv-serie de Bezetting en Presser’s “Ondergang” dat de Oranjes in de oorlog geen poot voor Joden hadden uitgestoken. De bekende columniste Renate Rubinstein was niet de enige die tot een boete van 75 gulden werd veroordeeld wegens het opplakken van de tekst “Claus Raus!” Dezelfde Claus wilde graag in gesprek met de de Amsterdamse opperrabbijn Aron Schuster, maar die hield dat af. Wel keurden Joodse bestuurders zowaar eensgezind Amsterdam als trouwlocatie af. Bij hun gesprek in burgemeester Van Hall’s ambtswoning meldden Beatrix en Claus zich plotseling aan de voordeur. Na het gesprek meenden ook zij dat het huwelijk beter in hun woonplaats Baarn kon plaatsvinden. De rest is bekend. De Joodse gemeenschap bleef in maart 1966 weg bij het huwelijk, er werd niet gevlagd, en het NIW pleitte vanwege de “eerbied jegens onze doden […] voor de grootste terughoudendheid”. Pas door vier jaar later zijn eerste interview te gunnen aan NIW-hoofdredacteur Hans Knoop doorbrak Claus zelf die kilte.
Betere tijden
Toch ging het beter onder Bea. In 1974, bij haar bezoek aan Israël, overtrad zij bewust het protocol door de Knesset in te wandelen om “de Chagalls te bewonderen”. Bij het openen van een door Nederland betaalde kliniek aan de universiteit van Tel Aviv viste ze onverwachts een speech uit haar handtas met de vertrouwde vergelijking tussen God, Mozes, Oranje en Israël. Ook Juliana bezocht in 1976 dwars tegen de wens van de regering in, als “privébezoek”, ex-premier Golda Meir, premier Jitschak Rabin en de Jeruzalemse burgemeester Teddy Kollek. De koningin stal de show door bij aankomst op de vliegtuigtrap live voor de NTS-radio in snikken uit te barsten: “O! Zies piepel! Hoe hef suffered so mutsj!” Wat de voormalig SS-uniformdrager Bernhard naast haar daarvan vond, is niet bekend.
Racen met Rubinstein
De schrijfster Rubinstein verraste vriend en vijand door, toen kroonprins Willem-Alexander achttien werd, een samen met de Oranjes gemaakt boekje over hem te presenteren. Claus was daarin inmiddels wel een “geschikte kerel” en Alex een “lieve jongen”. Om het ijs met Wim-Lex te breken nam Renate haar neefje Maurits mee, ietsje ouder en dus in het bezit van een rijbewijs en een snelle Rover met automatische ramen. Waarna beide jongens met de de kroonprins achter het stuur op topsnelheid over de Britse binnenwegen scheurden. Ondanks de hoge heggen en Alex’ neiging om rechts aan te houden, kwamen ze er goed van af, zodat de argeloze Renate tegen Beatrix opmerkte dat ze toch een kundig coureur had in de kroonprins. Die kreeg daarop achter de gordijnen ongenadig op zijn falie. Beatrix wist nog goed hoe Bernhard levenslang rugpijnen had overgehouden aan een botsing met een zandauto in de jaren dertig.
Drieduizend vermoorde Argentijnse Joden
In het algemeen verliepen de contacten tussen Oranjes en Joden probleemloos: de wel zéér ver van het Jodendom afgedreven biermagnaat Freddy Heineken, die van zijn dochter geen “he brew” op zijn graf mocht zetten, werd een huisvriend. En de onvergetelijke Joodse crooner Leo Fuld werd koninklijk onderscheiden en liet bij Beatrix’ bezoek aan Marken (1997) pas los toen hij álle coupletten van zijn Oranje-hymne “God zegen Nederland!” gezongen had. Kleine rimpeling in de relaties vormde opnieuw de huwelijkskeuze. Willem-Alexander kwam aanzetten met de Argentijnse Máxima Zorreguieta, wier vader als (onder)staatssecretaris van Landbouw en Veeteelt mede verantwoordelijk is voor het vermoorden van een disproportioneel groot aantal Joden tijdens de militaire dictatuur van Videla: zo’n drieduizend.
Dat kan echter Máxima niet worden aangerekend. En dus lopen de Oranjes als vanouds de sjoeldeuren plat. In 2010 zelfs twee maal: kroonprins Willem-Alexander bij de opening van de nieuwe liberale synagoge en koningin Beatrix bij de viering van 375 jaar orthodoxe gemeente. Bij zijn kroning kreeg Willem-Alexander een speciale eredienst in de Portugese synagoge. De teba, de verhoging waarop het spreekgestoelte, en de lessenaar zelf werden daarbij bedekt door oranje zijde, nog daterend van het bezoek van Willem III in 1882. God, Nederland en Oranje, u zegt het.’
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren