‘In dienst van de nazi’s, gewone mensen als gewelddadige collaborateurs’ – voorpublicatie

Omniboek

Het boek ‘In dienst van de nazi’s. Gewone mensen als gewelddadige collaborateurs‘ is deze week verschenen. Het boek van Paul van de Water bevat tien nooit eerder gepubliceerde portretten van collaborerende Nederlanders. Het gaat om mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven als intimidatie, mishandeling, marteling, verraad, moord of doodslag. Jonet.nl heeft een voorpublicatie over de Amsterdamse politieagent Pieter Schaap, die honderden Joden oppakte en als medewerker van ‘Joodse Zaken’ over het fatale lot van vele duizenden Joden ging. Na de oorlog kreeg hij de doodstraf.

Hieronder staan voorbeelden van de misdrijven die Schaap beging en de slachtoffers die hij daarbij maakte. Het is niet mogelijk om een compleet overzicht te maken. Ten eerste is er geen totaaloverzicht, want niet alle slachtoffers zijn bekend. Ten tweede is de lijst van wat wel bekend is zo lang, dat daar een heel boek mee gevuld zou kunnen worden. Onderstaande voorbeelden zijn exemplarisch voor wat Schaap deed.

Schaap als Jodenjager
In zijn functie als rechercheur van het Bureau Joodse Zaken was Schaap actief betrokken bij het oppakken en beroven van Joden, die hij vervolgens liet deporteren naar Westerbork. Hij maakte intensief gebruik van zogeheten V-Leute. Vooral door de inzet van V-Frauen als Ans van Dijk, Jeanne Valkenburg en Branca Simons kon hij veel Joden en zogeheten Jodenbegunstigers oppakken. De werkwijze verliep als volgt. Een V-Frau of V-Mann trad in contact met beoogde slachtoffers, won hun vertrouwen en ontfutselde zo veel mogelijk informatie. Vervolgens werd Schaap hierover geïnformeerd, zodat hij de arrestaties kon verrichten. Onderduikgevers werden gestraft of afgeperst.

Na de oorlog beweerde Schaap dat hij de rechercheur was met de meeste V-Leute en dat hij daarom zo veel Joden kon oppakken. “Er waren dagen dat ik 300 gulden extra verdiende door het arresteren van Joden,” aldus Schaap in een verhoor van 5 september 1945. In datzelfde verhoor zei hij ook: “Er zijn wel maanden geweest dat ik achthonderd tot negenhonderd gulden extra verdiende. Nooit heb ik mij iets toegeëigend van het door mij in beslag genomen geld en waardeartikelen.”

Dat laatste is aantoonbaar onjuist. Bij zijn vlucht (april 1945) voor de geallieerden en de Binnenlandse Strijdkrachten had hij een tas bij zich die vol zat met waardevolle eigendommen van zijn slachtoffers. Wat niet in de tas paste, had hij aan zijn vrouw en stiefdochter in bewaring gegeven. Bovendien waren er tal van getuigen – zowel slachtoffers als voormalige collega’s – die bevestigden dat stelen, afpersen en plunderen tot het normale gedrag van Schaap behoorde.

Vrouwen ronselen
Schaap was bedreven in het ronselen van V-Frauen. In eerste instantie gebruikte hij zware bedreigingen, maar als snel wist hij hen zo te manipuleren dat ze hun werk met enthousiasme deden. Wie niet genoeg ‘leverde’, werd opnieuw door Schaap bedreigd met transport naar een kamp. Deze feiten werden Schaap na de oorlog zwaar aangerekend. Zijn bekendste V-Frauen waren Branca Simons, Jeanne Valkenburg en Ans van Dijk.

Anna van Dijk – roepnaam Ans – was een lesbische Joodse vrouw die vóór de oorlog een dameshoedenwinkel had op de Nieuwendijk. Die winkel met de ietwat gewrochte naam Maison Evani, moest zij in 1941 sluiten vanwege de anti-Joodse maatregelen: Joden mochten geen winkelier zijn, en haar zaak stond als Joodse onderneming ingeschreven. Ze had zich echter nooit als Jood laten registreren. Ze liet daarom haar haar blonderen en bemachtigde een vals persoonsbewijs. Als Alfonsia Maria de Jong hielp ze andere Joden aan een vals persoonsbewijs en ook aan onderduikadressen. Begin 1943 werd het haar te gevaarlijk en dook ze zelf onder. Van Dijk werd in mei 1943 verraden en opgepakt door Pieter Schaap.

Na vijf dagen hechtenis gaf hij haar de keuze: als V-Frau voor hem werken of op transport naar een concentratiekamp. Over die keuze hoefde zij eigenlijk niet na te denken. Ze koos onmiddellijk de eerste optie. Al vrij snel ontwikkelde zij zich tot een even geraffineerde als beruchte verraadster van Joden. Het precieze aantal slachtoffers dat ze maakte, is niet meer te achterhalen, maar het waren er meer dan honderd. Zelfs haar eigen broer en diens gezin werden slachtoffer van haar verraad.

Fanatiek
Al die tijd werkte ze voor Pieter Schaap. Hij gebruikte haar als V-Frau, en zij liet zich ook door hem misbruiken. Zelf heeft zij altijd volgehouden dat ze handelde uit pure angst voor Schaap. Dat kan natuurlijk, maar het blijft opvallend dat zij zich volledig inleefde in haar rol, dat ze met groot enthousiasme en fanatisme haar verraderlijke werk deed, dat zij zich er grof voor liet betalen en dat ze geen enkele poging heeft ondernomen om te vluchten en onder te duiken. Vooral in de eerste weken van haar functioneren als V-Frau moet daar gelegenheid voor geweest zijn. Het is aannemelijk dat het verraad haar een gevoel van macht gaf. Dat gevoel in combinatie met financiële motieven zorgde ervoor dat zij steeds fanatieker werd.

Na de Tweede Wereldoorlog kreeg Van Dijk de doodstraf. Die werd op 14 januari 1948 daadwerkelijk uitgevoerd. Daarmee is zij in Nederland de enige vrouwelijke handlanger van de Duitsers die door middel van een gerechtelijk vonnis werd geëxecuteerd. Hoewel Ans van Dijk bovenal een dader was die vele malen het zware misdrijf van verraad pleegde, was zij ook het slachtoffer van het misdadige optreden van Schaap.

Prostitutie
Jeanne Valkenburg werkte in Amsterdam als prostituee en hoerenmadam. Als voormalig rechercheur van de Amsterdamse politie met veel contacten in de onderwereld kende Schaap haar goed. Ze was niet Joods, maar was wel een tijdje getrouwd geweest met een Joodse man, en daarna had ze een relatie met een Joodse marktkoopman. Ze had daarom goede contacten in Joodse kringen.

In Amsterdam was haar bijnaam Jeanne de Leugenaarster. Ze stond namelijk bekend om haar leugenachtige gedrag en om haar talent voor bedrog. Ze hielp Joden aan valse persoonsbewijzen en onderduikadressen. Ze werd betrapt door de rechercheurs van het Bureau Joodse Zaken, en daarna werd ze actief als V-Frau. Pieter Schaap maakte veel gebruik van haar en kon via haar vele Joden oppakken. Waarschijnlijk heeft zij ongeveer vijftig Joden verraden. Na de oorlog werd ze ter dood veroordeeld, maar die straf werd door gratie omgezet in levenslang. In 1960 werd ze vrijgelaten.

Het ‘poetje van Schaap’
De Joodse familie Sarphati dook begin 1943 onder op verschillende adressen in Amsterdam. Zij werden daarbij ogenschijnlijk heel goed geholpen door Jeanne Valkenburg. Niemand van de familie wist dat deze vrouw voor Schaap werkte. Zij bracht Joden onder op onderduikadressen, en daarna tipte zij Schaap, die vervolgens binnenviel en de Joden oppakte. Dat overkwam Raphaël en Flora Sarphati ook, bijgenaamd Flik en Flok. Zij werden op 15 mei 1943 gearresteerd. Via dezelfde Jeanne Valkenburg was Schaap uitgebreid geïnformeerd over de adressen waar andere leden van de familie Sarphati waren ondergedoken.

Diezelfde avond werden de ouders van Raphaël Sarphati – Mozes Sarphati en Rosetta Sarphati-Roco – door Schaap opgepakt en beroofd van minstens zesduizend gulden. Schaap mishandelde Mozes Sarphati, en die was daar niet tegen bestand. Hij gaf de onderduikadressen van zijn familie aan Schaap door. Uiteindelijk werden er minstens acht leden van de familie Sarphati opgepakt. De meesten werden in Sobibor vermoord. Uit de gerechtelijke stukken over deze zaak blijkt dat Schaap ook tienduizenden guldens van deze familie heeft geroofd. Na de oorlog verklaarden verschillende collega’s van Schaap dat hij hen liet meedelen in de geroofde opbrengsten. Het ‘poetje van Schaap’ werd de roofbuit bij Bureau Joodse Zaken genoemd.

Het lot van Cohen, Stibbe en Velleman
Op 17 april 1946 legde Elisabeth van Loon een verklaring af bij de rechter-commissaris te Amsterdam. Martin Cohen was bij haar ondergedoken. Ze kende hem al langer, want voor zijn onderduik had hij twaalf jaar bij haar op kamers gewoond. In de loop van zijn onderduikjaar had hij haar verschillende waardevolle spullen laten zien, waaronder een doosje met juwelen en een koffertje met zilver bestek. De getaxeerde waarde van de spullen was 10.000 gulden. Hij vertelde haar dat het toebehoorde aan zijn broer. Hij gaf het vervolgens aan haar ter bewaring, zodat hij het na de oorlog weer terug kon krijgen.

Op 13 juli – het jaartal weet Van Loon niet meer – vielen Schaap en een paar van zijn collega’s bij haar binnen en werden zij en Cohen gearresteerd. De agenten stalen de waardevolle bezittingen van Cohen. Schaap liet de inhoud van het juwelendoosje in zijn zak glijden. Van Loon werd twee dagen vastgezet en daarna vrijgelaten. Cohen is waarschijnlijk via Westerbork in Auschwitz terechtgekomen. Hij overleed daar op 6 september 1944.

Frits Stibbe was een Joodse man die zijn geld verdiende als vertegenwoordiger. In 1942 dook hij onder. Hij werd verraden, en op 2 mei 1943 werd hij op zijn onderduikadres in Amsterdam gearresteerd door Schaap. Zijn vriend en collega Mozes Velleman was bij hem op bezoek, en ook hij werd meegenomen. Stibbe overleed op 14 mei 1943 in Sobibor. Eén week later werd zijn vriend Mozes Velleman in hetzelfde vernietigingskamp vermoord.

Seksuele relaties
Schaap ging bij het opsporen en oppakken van Joden niet zachtzinnig te werk, en als er wat te stelen viel van opgepakte Joden, dan stond hij vooraan in de rij. Hoewel hij getrouwd was, nam hij het principe van de huwelijkse trouw niet serieus. Hij had verhoudingen met zijn tipgevers en infiltranten, maar ook met vele andere vrouwen. Hij had er geen problemen mee om seksuele relaties te onderhouden met Joodse vrouwen. Volgens de Duitse wet was dat rassenschennis, en daar stond een zware gevangenisstraf of zelfs de doodstraf op. Het was overigens een veelvoorkomende praktijk waar zowel Nederlandse als Duitse SD’ers van het Bureau Joodse Zaken zich schuldig aan maakten. Schaap was dus niet alleen strafbaar volgens de Nederlandse wet, maar ook de toepassing van de Duitse wetten zouden hem al tijdens de bezetting minstens een veroordeling tot een zware gevangenisstraf opgeleverd hebben.

Groningse moorden
Rond Dolle Dinsdag (september 1944) vertrok in opdracht van Willy Lages een ploeg van ongeveer tien Amsterdamse politiegenten naar Groningen, waar ze werden aangesteld bij de Sicherheitsdienst. Schaap zat in deze groep. Ze kregen als opdracht om het plaatselijk verzet uit te schakelen.

In Groningen was Schaap direct betrokken bij diverse moorden en martelingen die beschreven staan in het hoofdstuk over Zacharias Sleijfer. Het gaat onder meer om de leden van de plaatselijke verzetsgroep De Groot: Anda Kerkhoven, Gerrit Boekhoven, Louis Swaagman, Harm Blauw en Roelof Hamminga. Schaap deed volop mee aan hun mishandelingen en martelingen. Bij degenen die geëxecuteerd werden, haalde hij waarschijnlijk niet zelf de trekker over, maar hij was er wel bij aanwezig, en in sommige gevallen gaf hij het signaal om te schieten. Ook bij de mishandelingen en martelingen van Jan Drent, Johannes Tepper en Pieter Boer was Schaap actief betrokken.

Pieter Schaap aan het einde van de Tweede Wereldoorlog

Good cop, bad cop
Schaap en zijn leidinggevende Kaper speelden bij verhoren vaak het toneelstukje van de good guy en de bad guy. Kaper begon de ondervraging tamelijk vriendelijk, terwijl Schaap op de achtergrond stond te wachten met een zweep in zijn handen. Als de vriendelijke benadering niet genoeg opleverde, verliet Kaper de kamer en begon Schaap met de afranselingen. In Groningen zette Schaap zijn ervaring als Jodenjager onverkort en met resultaat in. Hij pakte weliswaar beduidend minder Joden op dan in Amsterdam, maar dat had weinig tot niets te maken met zijn inzet of zijn prioriteiten. De meeste Joden in Groningen waren medio 1944 namelijk al opgepakt en gedeporteerd.

Gedwongen Joodse tipgever
Het verhaal van Leopold David de Jong is illustratief voor het optreden van Schaap. De Jong – roepnaam Louis – was vertegenwoordiger van kasregisters. Hij woonde in Heemstede. Hij was getrouwd met een Duitse, niet-Joodse vrouw. Hij was Joods, maar de status van een gemengd huwelijk bood hem een zekere bescherming tegen deportatie. Bij een controle door Schaap gaf hij zich uit voor een ‘half-Jood’. Schaap kwam er vrij snel achter dat dat niet klopte. Hij zette De Jong vervolgens onder zware druk om zijn tipgever te worden. De Jong bezweek onder de druk en ging voor Schaap werken. Hij verraadde ongeveer vijftig Joden, onder wie zijn eigen broer.

Vlucht naar Zwitserland
Na verloop van tijd werd De Jong bang dat hij ontmaskerd zou worden als handlanger van de SD. Op advies van Schaap liet De Jong zich vrijwillig transporteren naar Westerbork. Ook daar gaf hij voor andere Joden belastende informatie door aan de plaatselijke leiding, en waarschijnlijk ook aan Schaap. Hij kreeg daardoor in Westerbork allerlei privileges. Hij mocht zelfs op verlof naar Groningen. Tijdens zo’n verlof vroeg hij Schaap te regelen dat hij naar Zwitserland zou kunnen uitwijken. Zijn vrouw, die hij en passant beschuldigde van een buitenechtelijke relatie en van illegale activiteiten, wilde hij niet meenemen. Schaap beloofde hem te kijken wat er mogelijk was.

Moord
Vervolgens nam De Jong zijn intrek in een leegstaande woning. Nadat Schaap hem had verteld dat een vlucht naar Zwitserland niet zou lukken, maakte de Jong aan Schaap bekend dat hij een plan had om zijn vrouw te vermoorden. Schaap vond dat een ‘ploertenstreek’. Hij zorgde er vervolgens voor dat De Jong alsnog gearresteerd werd. Tijdens het transport naar het Huis van Bewaring vertelde De Jong dat er nog twee Joodse vrouwen in het huis waren ondergedoken. Schaap ging daarop met De Jong terug, en die probeerde daar te ontsnappen. Schaap schoot hem vervolgens twee kogels door het hoofd.

Volgens collega’s van Schaap deed hij dat omdat hij een seksuele relatie had met de vrouw van De Jong. Dat zou ook de reden zijn geweest om De Jong te adviseren om naar Westerbork te gaan. Schaap heeft deze beschuldiging altijd ontkend, maar hij bevestigde wel dat hij De Jong had doodgeschoten. Later zouden collega’s van Schaap en ook Ans van Dijk voor de rechtbank verklaren dat Schaap wel degelijk een seksuele relatie had met de vrouw van De Jong.

Zelf opgepakt
Na de oorlog werd Schaap vrij snel gearresteerd en vastgezet in de gevangenis van Groningen. Pas op 4 oktober 1948 moest hij zich voor zijn daden verantwoorden voor het Gerechtshof in Leeuwarden. Op 18 oktober 1948 werd hij ter dood veroordeeld, maar hij kreeg wel het recht van cassatie. Daar maakte hij gebruik van, maar dat leverde hem niets op. De doodstraf bleef gehandhaafd. Ook een gratieverzoek aan koningin Wilhelmina werd afgewezen. Uiteindelijk werd hij op 29 juni door een vuurpeloton geëxecuteerd.

Auteur: Paul van de Water
Uitgeverij: Omniboek
Prijs: 25 euro
ISBN: 9789 4019 16097

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de site van Historiek.

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘In dienst van de nazi’s, gewone mensen als gewelddadige collaborateurs’ – voorpublicatie