In Eritrea is nog één Jood over – zijn verhaal

Eritrea
wiki

‘De Joodse gemeenschap in Eritrea bestaat nog maar uit één man: Samy Cohen (68). Op sabbat zit hij in synagoge van Asmara om zijn gebeden te zeggen. Alleen. “Ik mijmer dan ook wat”, zegt hij. “Over wie hier vroeger allemaal zaten.” Het is een feest om met Samy Cohen, in zijn oude auto, door de Eritrese hoofdstad Asmara te rijden. Hij is er geboren en getogen en heeft bij bijna ieder gebouw een verhaal. “Daar woonde de Belgische consul,” wijst hij naar een statig pand. “En daar had je een geweldig restaurant. Wat heb ik er een plezier gehad.”

“Ja, hier ben ik thuis,” verzucht hij. “Ik houd van Eritrea.” Hij denkt er dan ook niet over te vertrekken, zoals de rest van de Joodse gemeenschap in de afgelopen decennia deed. “Ik heb hier altijd mijn handel gehad,” verklaart hij simpelweg. Cohen bouwt voort op een handelsimperium waarvan zijn grootvader de grondslag legde. Die was eind negentiende eeuw vanuit Aden in Jemen naar de Eritrese havenstad Massawa getrokken en had er een bloeiende onderneming opgebouwd met de import van verfijnde stoffen voor kleding.

“Het waren de meest exclusieve stoffen,” zegt Cohen met trots. “Welgestelde vrouwen lieten er hun jurken van maken.” Later kwam er de import in allerlei andere goederen bij, zoals drank. Toen een grote aardbeving Massawa in 1921 trof, week Cohens grootvader uit naar Asmara. De grootouders van Cohen maakten deel uit van een grote groep Joden die vanaf de negentiende eeuw Jemen voor Eritrea verruilden. Ze werden aangetrokken door nieuwe commerciële mogelijkheden die met de kolonisatie van Eritrea door Italië waren geschapen.

Herinneringen
In het centrum van Asmara, vlak achter de statige Harnet Avenue, staat de synagoge. Het witte gebouwtje is omgeven door een vaalgrijze muur, onderbroken door een gietijzeren hek met davidssterren en menora’s. Tegen de muur zit een oude vrouw elke dag kranten te verkopen. Hoewel het gebedshuis nog maar één actieve gebruiker heeft, is het gebouw in redelijke staat. En netjes is het ook: iedere dag komt er een schoonmaakster langs. Binnen branden enkele kaarsjes.

In het gebouw wijst Cohen waar hij altijd zit, op de sabbat en ook geregeld op andere dagen. “Kijk, daar zat mijn vader,” wijst hij. “En daar mijn grootvader.” Beiden waren chazan en mochten de gemeenschap dus voorgaan in de gebeden. “Als ik hier mijn gebeden zeg, denk ik vaak aan wie hier allemaal zaten. Dit gebouw zit vol herinneringen.” Al sinds het einde van de Eritrese onafhankelijkheidsoorlog, in 1991, is er geen minjan meer: de benodigde tien man voor een volledige gebedsdienst in de synagoge. Sindsdien is het slechts een enkele keer voorgekomen dat er wel genoeg Joodse mannen waren, zoals in 2005 bij het honderdjarig bestaan van het gebedshuis. De laatste keer was in 2008.

Cohen maakt een berustend gebaar. “Het is niet altijd makkelijk,” zegt hij. “Maar ik vier de sabbat ook weer niet altijd alleen. Soms vier ik het met personeel van de Israëlische ambassade, en soms is er familie over.”

Neergang
In de jaren vijftig en zestig bestond de Joodse gemeenschap in Asmara nog uit zo’n vierhonderd, vijfhonderd man. “We hadden een eigen begraafplaats en er was een Joodse school,” zegt Cohen. “Na de lessen op de reguliere school kregen we Hebreeuwse en Thoralessen.” Ook was er iemand die op Joodse wijze kon slachten. Na de jaren zestig, toen de onafhankelijkheidsoorlog met Ethiopië losbarstte, ging het neerwaarts. Cohen: “Steeds meer jongeren besloten te vertrekken. Vrijwel iedereen had de Britse nationaliteit, zoals we die ook in Jemen hadden. Het was dus gemakkelijk voor jongeren om zich ergens anders te vestigen.” De laatste Joodse bruiloft in de synagoge had in de jaren vijftig plaats.

In 1975 vertrok de opperrabbijn en een groot deel van de gemeenschap vanwege het sterk toenemende geweld. Een deel van hen vestigde zich in Israël, anderen trokken naar Europa of de Verenigde Staten. De gemeenschap kromp toen tot zo’n 150 personen. Na het einde van de onafhankelijkheidsoorlog, in 1991, was er nog maar een handjevol Joden over, onder wie Samy Cohen en zijn gezin. Toen er eind jaren negentig een nieuwe oorlog uitbrak met Ethiopië, pakten zijn vrouw en kinderen echter ook de koffers. Ze vestigden zich in Italië. Cohen zocht hen sindsdien geregeld op in Rome. Nog altijd vliegt hij geregeld het land uit, naar zijn familie in Italië en Tel Aviv. “Nee, ik vereenzaam niet,” zegt hij met een lach.

Goede relaties
Ondanks alle oorlogen hebben de Joden het in Eritrea altijd goed gehad, zegt Cohen. “Zelfs onder het fascistische Italiaanse bewind is ons hier niets in de weg gelegd. Na de oorlog hebben we als Joodse gemeenschap een brief naar Rome gestuurd waarin we een goed getuigenis geven van de gouverneur die hier toen diende, zodat hij niet vervolgd zou worden.” Hij loopt naar een hoekje van de synagoge en haalt er een kopie van de brief tevoorschijn.

Met de Eritrese moslims en christenen zijn de relaties volgens Cohen ook altijd goed geweest. “Prima,” zegt hij. “We leven hier gebroederlijk samen.” Hij haalt een oude foto tevoorschijn, waarop afgevaardigden van alle religieuze groepen bij elkaar in de tuin van de synagoge zitten: de orthodoxe partiarch, de imam, een rooms-katholieke priester en een lutherse dominee. “Daarom houd ik ook zo van dit land,” zegt hij. Cohen zegt van één incident te weten waarbij een groep moslimjongeren het plan had opgevat om Joden lastig te gaan vallen. “We hoorden ervan, meldden het aan de politie en die arresteerde de jongeren direct. Daarmee was de kous af.”

Alle goede relaties ten spijt, lijkt het einde van het Joodse leven in Eritrea echter onherroepelijk. Hoe Cohen over de toekomst van de synagoge en het Joods erfgoed in Asmara denkt? “Dat is in de hand van de Almachtige,” zegt hij. “Dat is niet aan ons.”

Zoet nieuwjaar
Op Rosj Hashana, Joods Nieuwjaar, heeft Cohen de tafel bij hem thuis voor drie gedekt: voor Elia, hemzelf en zijn Nederlandse gast. Aan de muren rondom hangen foto’s van zijn bruiloft, zijn grootouders, kinderen en kleinkinderen. Het in 1929 gebouwde huis staat op loopafstand van het centrum, vlak bij de ambassadewijk. “Hier ben ik geboren,” vertelt Cohen. “Er kwamen altijd veel gasten over de vloer, zeker voor het sabbatsmaal.”

Zijn huishoudster dient traditionele gerechten op voor het nieuwe jaar, zoals dadels en stukjes appel die in honing gedompeld worden. Cohen spreekt bij de gerechten de bij behorende gebeden uit, en vertaalt ze kort. “Moge het Uw wil zijn, Heer onze God en de God van onze vaderen, dat U ons een goed nieuwjaar geeft, zoet als honing.” Zo is het hier, in dit huis, al die jaren sinds 1929 gegaan. En zo zal Samy Cohen het blijven doen, zolang als hij hier nog is.’

Dit artikel verscheen eerder in het RD.

Categorie:

Home » Achtergrond » In Eritrea is nog één Jood over – zijn verhaal