Jonet wenst iedereen een goed Chanoeka

Beeld: Scargirl
Beeld: Scargirl

Chanoeka is een van de kleinere Joodse feesten, dat met name door invloed van de Verlichting, kerstmis en het zionisme in de laatste eeuwen aan belang heeft gewonnen. Er gelden geen halachische verboden, behalve enkele kleine beperkingen rond de tijd dat de kaarsen aangestoken moeten worden en wanneer ze branden. Met Chanoeka wordt de herinwijding van de Tempel van Jeruzalem herdacht. Dat gebeurde in 164 v.Chr. door Jehuda haMaccabi ofwel Juda de Maccabeër. Volgens de rabbijnse legende was er slechts één kruikje kosjere olie voorradig om de menora te branden tijdens de reiniging van de Tempel. Het kruikje raakte echter niet leeg voordat nieuwe zuivere olie was toebereid, maar schonk genoeg olie om de menora gedurende acht dagen – de tijd die nodig was om nieuwe olie te krijgen – brandend te houden.

Het verhaal van Chanoeka draait om Juda de Maccabeër. Juda leefde in het Hellenistische tijdperk, toen de Joden wat betreft hun geloofsbelijdenis zwaar onderdrukt werden. Het kwam zelfs zo ver dat de Seleucidische Grieken de Tempel in Jeruzalem ontwijdden door op het altaar een varken te offeren, een dier dat voor Joden onrein is volgens de wetten uit Leviticus. Voor de Joden was dit de laatste druppel en een groepje onder leiding van Juda besloot om terug te slaan. Deze groep kreeg steeds meer aanhangers en zo wonnen ze steeds meer stukken land terug uit de handen van de vijand. Hun populariteit werd zelfs zo groot, dat het gewone Joodse volk de leider ‘Jehuda haMacabi’ ging noemen, Hebreeuws voor ‘Juda de Hamer’. De manschappen van Jehuda werden naarmate ze meer veldslagen wonnen bekend als de Maccabeërs.

Uiteindelijk bereikten Jehuda en zijn mannen Jeruzalem en na een bloedige strijd overwonnen ze. Toen ze echter de Tempel binnenkwamen, zagen ze dat de Grieken alles vernield hadden, en het was de taak van de hogepriester om de Tempel weer in ere te herstellen. De hoge menora die in de Tempel stond, was door de Grieken omgegooid en moest weer rechtgezet worden. Nadat dit gedaan was, merkten de priesters dat er geen oliekruiken meer waren. Eén van hen vond ergens nog een klein kruikje, met daarin nog net genoeg olie om de menora één dag te laten branden. De menora werd aangestoken en de Tempel werd heringewijd. De priesters wisten dat zij gauw op zoek moesten naar meer olie en tijdens dat proces hielden ze de menora goed in de gaten.

De volgende dag was het kruikje opeens weer vol. De priesters begrepen er niets van. De dag daarop gebeurde hetzelfde en zo ging het acht dagen lang. De hogepriester, priesters, Maccabeën en het gewone volk vierden een groot feest. Vervolgens stelde de hogepriester dit feest in op dezelfde tijd van het jaar, de maand Kislev, opdat de Joden deze wonderlijke gebeurtenis niet zouden vergeten. Daarom vieren de Joden jaarlijks vanaf de 25ste Kislev het feest van Chanoeka, dat ‘Herinwijding’ betekent. Veel Joden vandaag de dag zingen tijdens dat feest ‘Maoz Tsoer’ en spelen met dreidels.

De chanoekia (meervoud chanoekiot), een speciale kandelaar voor chanoeka, heeft plaats voor 8 plus 1 kaarsjes of vlammetjes op olie. Iedere dag steken de Joden eerst het extra (negende) lichtje aan, de sjamasj. Het woord Sjamasj is afgeleid van dienst in het Hebreeuws (sjimoesj), omdat dit lichtje dienst doet om de andere aan te steken. De sjamasj staat ietsje afgezonderd van de andere lichtjes, qua hoogte of plaats. Voor het aansteken van de twee tot acht lichtjes spreekt men twee zegenspreuken uit. Alleen op de eerste dag van chanoeka spreekt men een extra zegen uit. Daarna steekt men met de sjamasj de andere lichtjes aan: de eerste dag één, de tweede dag twee, etc. tot en met de achtste dag.

Extra uitleg over Channoeka door rabbijn I. Vorst:

Categorie:

Home » Nieuws » Religie » Jonet wenst iedereen een goed Chanoeka