‘Koninklijk onderzoek naar Joodse roofkunst rammelt’

Beeld: Bril
Beeld: Bril

Van Hoore heeft geen goed woord over voor het onderzoek. Hij vindt dat het rapport van de commissie-Ekkart aan alle kanten rammelt en noemt het bewijs dat het schilderij Sint Hubertus in een landschap van Paul Bril geen roofkunst is uitermate mager. “Het rapport scheert zorgvuldig langs alle, voor het Koninklijk Huis gevaarlijke, klippen”, zegt Van Hoore.  

De journalist vindt dat de koning dit schilderij zou moeten afstaan aan de erfgenamen van de Joodse kunstenaar Gosschalk. Hij erkent dat er geen bewijs is dat het stuk van Gosschalk is geroofd, maar meent wel dat daar sterke aanwijzingen voor zijn. Van Hoore schreef vorige maand dat het schilderij vermoedelijk roofkunst is. De commissie-Ekkart heeft echter geconcludeerd dat het schilderij bij het begin van de bezetting al niet meer in het bezit was van Gosschalk.  

Van Hoore wijst erop dat deze conclusie gebaseerd is op één enkel briefje van de kunsthandelaar Schretlen, dat na de oorlog in het dossier van de nazi en kunstrover Fischböck werd gevonden. De onderzoeksjournalist vindt Schretler geen betrouwbare getuige. Hij wijst erop dat de kunsthandelaar banden had met Walter Hofer, de belangrijkste kunst-inkoper van Göring. Schretler gaf bovendien niet precies aan wanneer hij het schilderij precies had verworven en evenmin van wie hij het had gekocht.

Voormalig CIDI-directeur Ronnie Naftaniël stelt dat niet uit te sluiten valt dat Gosschalk het direct na het begin van de bezetting in paniek heeft verkocht. Als ondersteunend bewijs schrijft de Koninklijke commissie dat Gosschalk, die de oorlog overleefde, het schilderij nooit heeft geclaimd. Ook dit overtuigt Van Hoore allerminst. “Gosschalk was na de oorlog ‘ga-ga’. Zijn administratie was door de Duitsers in beslag genomen en hij had concentratiekamp Theresienstadt overleefd. Zijn nazaten hebben later bevestigd dat zijn geheugen hem in de steek liet”, aldus de onderzoeksjournalist.

Van Hoore wijst er verder op dat in het rapport met geen woord wordt gerept over ‘het knullige onderzoek’ dat de overheid na de oorlog naar de herkomst van het schilderij liet doen. In dat onderzoek werd Gosschalks naam verbasterd tot Gotschalk. De onderzoeker heeft nooit bedacht dat het om Gosschalk ging, hoewel dit volgens Van Hoore een bekende kunstverzamelaar was. Het onderzoek werd trouwens uitgevoerd door een ambtenaar die later werd gearresteerd voor oplichting en verduistering van kunst.

Verdacht vindt Van Hoore ook hoe het schilderij in 1946 op Paleis Soestdijk terecht kwam. Prins Bernhard nam het volgens de onderzoeksjournalist mee uit Kasteel Spelderholt op de Veluwe, dat hij als hoofdkwartier had ingericht. Van Hoore heeft een document waaruit zou blijken dat Bernhard daar verschillende geroofde kunstwerken had hangen.

Bas Noordenbos, die optreedt namens de erfgenamen van Gosschalk, is verbaasd over de kritiek van Van Hoore. Hij is niet van plan het schilderij te claimen en denkt dat de commissie haar onderzoek goed heeft gedaan. “Maar het was een mistige tijd. Er is veel kwijtgeraakt en verbrand. Juist daarom kan het best dat er nog iets boven water komt.”

Bron: NOS

Categorie:

Home » Nieuws » ‘Koninklijk onderzoek naar Joodse roofkunst rammelt’