‘Tacitus geldt voor Kielce en Rojava’ – column Natasha Gerson

Natasha Gerson (foto: S. De Jong)

In ‘Niemand wil ze hebben’, haar indrukwekkende boek over het Europese en internationale vluchtelingenbeleid sinds 1938, schrijft Linda Polman over de Europese omgang met de Displaced Persons na de oorlog: ‘Groot waren de ergernis en ontzetting van de opvanglanden toen er een heel nieuwe vluchtelingenstroom uit Oost-Europa naar het Westen op gang kwam. Oost-Europese Joden waren na de oorlog op zoek gegaan naar familie, vrienden en buren die de Holocaust misschien ook overleefd hadden. Ze keerden terug naar hun dorpen en steden en waren daar tegen muren van anti-Joods geweld opgelopen’.

Meestal, schrijft Polman, werden de geweldplegers behalve door de gebruikelijke bloedsprookjes, mede gedreven door alterieure motieven, namelijk het vasthouden van toegeëigend bezit. De druppel, het keerpunt en het symbool voor deze ontwikkeling was de pogrom van Kielce in juli 1946, toen de enige tweehonderd Treblinka-overlevenden van de vooroorlogse gemeenschap van circa 24.000 Joden terugkwamen en daarvan veertig alsnog omkwamen in een geweldsuitbarsting. Daarna stroomden de kampen in het Westen weer vol. In zijn boek ‘Fear: Anti-semitism in Poland’ beschreef Jan Tomasz Gross deze pogrom. Die bevatte alle klassieke elementen.

Een negenjarig Pools jongetje, Henryk Blaszcyk gaat kersenplukken, en verdwijnt twee dagen lang, waarna hij ongedeerd opduikt. Hij beweert dat een onbekende man in Kielce hem in een kelder had opgesloten, maar dat hij had weten te ontsnappen. Hij wordt gevraagd of deze man soms een Jood geweest kon zijn. Ja, het was een Jood, antwoordde de jongen. Hij wordt meegetroond naar de straat waar de meeste overlevenden hun intrek hadden genomen, plenty. Bij het hoekhuis, nummer zeven wijst de jongen iemand aan. Er ontstaat een oploop. Politie en militairen helpen mee Joden uit het huis te sleuren en uit te leveren aan de meute. Het geweld slaat al snel over op de omgeving. Tenminste tien van de doden, aldus Gross, waren verwikkeld in zaken met niet-Joden over gestolen bezit. De politieman die de kleine Henryk had gemanipuleerd om een Jood aan te wijzen als zijn kidnapper, had twee huizen ingepikt die voor de oorlog van nu teruggekeerde Joden waren geweest.

Voor de documentaire ‘Bogdan’s Journey’, die tegen de klippen op in 2016 ook in Kielce werd vertoond, zijn enkele resterende ooggetuigen van de de pogrom aan het woord gelaten, geïnterviewd in 2012 in Tel Aviv. Miriam Guterman, die als 25-jarige meemaakte hoe een groep staalarbeiders waren binnengevallen die met ijzeren staven om zich heen sloegen, zei: “Ik herkende ze niet als menselijk.”

De pogrom had een stroomversnelling tot gevolg. Het heeft iets van de kringen van een steen in het water, of radiogolven. De Bricha, de organisatie die al tijdens de Tweede Wereldoorlog was uitgedacht om Joden naar Palestina te smokkelen, was gedwongen een versnelde twee-traps-activiteit in te zetten: Het terughalen van Oost-Europese Joden naar West-Europa en vandaar naar Palestina.  De eerste slag bleek vaak nog het moeilijkst. De geallieerde bestierders van de DP-kampen waren vaak ook niet vrij van antisemitisme. Linda Polman citeert onder andere schokkende uitlatingen over Joden van de zo geroemde Generaal Patton.  Maar zoals bekend haalden 50.000 mensen dat, terwijl 30.000 werden onderschept en belandden eerst nog in een kamp op Cyprus om pas na 1948 Israël te bereiken, want het failliete en moegestreden Londen kon haar mandaatfunctie al snel niet meer aan. The rest is history. Het doet denken aan een van de meest wijze observaties van Tacitus: ‘Proprium humani ingenii est odisse quem laeseris’ oftewel, ‘het is de mens eigen, om diegenen te haten, die hij reeds heeft beschadigd’.

Er is altijd veel discussie over al of niet oneigenlijke vergelijkingen tussen Jodenvervolging, de voorbode, de methodes daarbij en de nasleep, en actuele mensenrechtenschendingen.

Maar het nagekomen onrecht na eerder onrecht, de opeenstapeling van onrecht, het totale verraad van het wegkijken en victim-blamen zoals Tacitus de mens eigen wist, treft momenteel voor de zoveelste keer een volk zonder land, en wel de Koerden. Als dader afgeschilderd na onrecht. Het Kielce van nu heet Kobani, in verhalen niet vergelijkbaar, maar in significantie, als steen in de vijver. De Jezidi van Sinjar, de bevolking van Rojava, het wordt echt tijd voor Koerdistan. Laten we niet wegkijken.

Lees ook:
Progressierups – column Natasha Gerson

Van de week hoorde ik een zevenjarige vertellen dat hij al de hele week niet op het schoolplein had kunnen spelen vanwege de ‘progressierups’. Mooi woord, progressierups. Je kunt je er van alles bij voorstellen: Een ijverig rupsje nooitgenoeg dat oude conventies wegvreet om ruimte te maken voor frisse, voortschrijdende inzichten om vervolgens te verpoppen tot een vlinder van verlichting.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: | |

Home » Nieuws » ‘Tacitus geldt voor Kielce en Rojava’ – column Natasha Gerson