Poolse overlevenden Sjoa vechten voor restitutie
Hania Rosenberg werd in 1934 geboren in Oswiecim, een industriestadje in Galicië in het zuiden van Polen. Na de Duitse invasie werd hier het beruchte vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau gebouwd.
Voor de oorlog was het een heel gewoon stadje, zo vertelt Rosenberg aan Nina Siegal, New York Times: “Niemand was arm, niemand was rijk, zoals dat is in provinciesteden. “Ik herinner me onze achtertuin, met honden, kippen, ganzen en een koe. Die had mijn vader gekocht toen ik was geboren omdat hij zei dat je je eigen melk moest hebben. Ik had een gelukkige jeugd.”
Haar vader handelde in stro, hooi en kolen. Hij stierf in één van de concentratiekampen, net als de meerderheid van de Joodse bewoners van het stadje. Rosenberg en haar moeder overleefden; zij was zelf ondergedoken en haar moeder overleefde een dwangarbeiderskamp. Na de oorlog vertrokken ze naar Zweden.
Haar grootouders hadden een huis, een winkel, wat land en twee moestuinen in het nabije stadje Ledziny. Tijdens de communistische tijd werden het huis en de winkel onteigend. Op het land dat hun eigendom was, staan nu een winkelcentrum en wat huizen. Maar de twee moestuinen staan nog steeds op naam van haar grootvader en Rosenberg vecht voor haar eigendom, zodat zij dit kan schenken aan het gezin dat haar redde.
Polen had voor de Tweede Wereldoorlog de grootste Joodse gemeenschap van Europa. Tijdens de Sjoa werden zo’n drie miljoen Poolse Joden vermoord. En terwijl het in alle landen in Europa vaak zeer moeilijk was voor overlevenden – niet alleen Joden, maar ook Roma, homoseksuelen, gehandicapten en anderen – om hun bezit terug te krijgen van hun regering of van buren die hen niet alleen niet hadden beschermd, maar vaak hadden meegewerkt aan hun vervolging, was de situatie in Polen extra gecompliceerd. De wetgeving na de communistische periode eiste de teruggave van privé-bezit, maar deze wetgeving is nooit uitgevoerd, aldus het Praagse rapport.
Dit speelt al heel lang, maar sinds het in 2015 aan de macht komen van een zeer rechtse regering is de situatie verslechterd. De Tweede Wereldoorlog wordt vooral als Pools leed beschouwd. De leider van de regeringspartij, Jaroslaw Kaczynski, legde zijn aanhang vorig jaar nogal suggestieve vragen voor: “Op welke basis moet Polen beslissen dat degenen van Joodse afkomst gecompenseerd worden, terwijl de Wit-Russen, Polen, Oekraïners of Karaïten, Tataren en Duitsers – die hier allemaal voor de oorlog woonden – niet worden gecompenseerd? Kan Polen de klok terugdraaien en iedereen compenseren die leed onder die tragische gebeurtenissen? Betekent dit dat de nakomelingen van arme Polen moeten betalen aan de nakomelingen van rijken? Daar komt het op neer.”
Verder stelt Polen dat het geen schuld heeft aan de misdaden van nazi-Duitsland en verwijst naar de overeenkomst uit 1952 waarin West-Duitsland beloofde herstelbetalingen te zullen doen voor zijn oorlogsmisdaden. Polen heeft een juridisch moeras geschapen waarin overlevenden al snel verzinken, mede omdat de bestaande procedures worden getraineerd.
Hania Rosenberg heeft het gezin dat haar heeft gered – en dat onderscheiden is door Yad Vashem – een huis dat van haar vader was in Oswiecim gegeven.