Aan Max van Weezel. Van je dochter (3)

Natascha van Weezel
Uitgeverij Balans

‘Lieve Papa,

Het lijkt alweer eeuwen geleden dat ik in Israël en de Palestijnse gebieden was. Er is natuurlijk ook veel gebeurd sinds begin juli, want het is net alsof het begrip “komkommertijd” de laatste jaren is verdwenen uit ons vocabulaire.

Vorige zomer stond de wereld in brand door de plotselinge opkomst van IS, de Ebola-empidemie in Afrika, de ramp met de MH17 en uiteraard de Gaza-oorlog. De afgelopen paar maanden waren voor ons persoonlijk minder heftig denk ik, er waren immers geen demonstraties waarbij ‘dood aan de Joden’ werd gescandeerd. Toch heb ik ook nu weer nachten wakker gelegen. De mislukte aanslag op de Thalys vanuit Amsterdam maakte me doodsbang, maar van het alsmaar nijpendere vluchtelingendrama werd ik pas écht wanhopig.

Hoe denk jij daarover? Wat voel jij als je avond na avond beelden van massa’s dak- en stateloze mensen op de televisie voorbij ziet komen? Misschien is het overgevoelig van me, maar ik voelde me constant schuldig als ik weg zapte om naar de Slimste Mens te kijken. De zwaar vermagerde schimmen die op het tweede net werden getoond waren alles kwijt wat ze lief hadden, en ik brak mijn hoofd over de vraag welke band uit het Limburgse Brunssum in 1975 een wereldhit had met het nummer Mississippi.

Ik schrok me rot van sommige reacties op de komst van vluchtelingen naar Europa. Wekelijks verongelukten boten vol vaders, moeders en kinderen op de Middellandse Zee en hier waren mensen die het gore lef hadden om te zeggen dat dit nou eenmaal het risico was waar “gelukszoekers” rekening mee dienden te houden. Hongarije bouwde een hek om vluchtelingen tegen te houden en menig Nederlands politicus meende dat we de grenzen moesten sluiten, omdat Holland anders te snel “vol” zou raken.

Je schreef in je vorige brief dat je het zo fijn vond dat de familie was overgekomen uit Australië, Florida en Israël om onze verjaardagen samen te vieren. Ik was ook dolgelukkig om hen weer in mijn armen te kunnen sluiten, want ik vind het jammer dat onze familie, die toch al zo klein is, ook nog zo verspreid over de aardbol leeft. Jij zegt dat je daar meer waarde aan bent gaan hechten naarmate je ouder wordt. Ik ben altijd al een familiemens geweest. En dat is precies waarom ik me nu zo opwind over de vluchtelingenproblematiek. Zoals je weet probeerde opa Bleich tijdens de Tweede Wereldoorlog per boot naar Engeland te gaan. Het bleek een kansloze missie, omdat er zóveel Joden in de haven van IJmuiden stonden te wachten dat er minstens honderd schepen mee gevuld konden worden. Vervolgens is hij samen met oma naar Zwitserland gevlucht, voor een deel te voet. Zij – en ik indirect dus ook – dankten hun leven enkel aan het handje vol mensen dat bereid was hen te helpen. Waren zij soms ook gelukzoekers?

Toen ik vijf jaar was schreef diezelfde opa een gedichtje in mijn poesiealbum: “Zwart of wit, arm of rijk. Lieve Taschi vergeet dit niet: elk mens is en blijft gelijk!” Ik vond het vergeelde boekje laatst in een kast, de plakplaatjes met glitters hadden inmiddels losgelaten. Hoewel opa al jaren niet meer leeft heeft hij me -zonder dat hij het wist- mijn belangrijkste levensmotto meegegeven; Je kan niet kiezen in wat voor familie je geboren wordt. Ook ík had Syrische of Afghaanse kunnen zijn.

Af en toe droom ik van een wereld waarin er miljoenen van zulke bijzondere opa’s bestaan. Het leven zou namelijk een stuk dragelijker zijn als iedereen wat meer empathie voor elkaar zou kunnen opbrengen. Al was het maar een beetje. Een piepklein beetje.

Liefs,

Natascha’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » Aan Max van Weezel. Van je dochter (3)