In Tjerkacci is het altijd Poerim! – gastcolumn Binyomin Jacobs

Opperrabbijn Jacobs Pesach
Christenen voor Israël

In Tjerkacci, Oekraïne, werd ik enige maanden geleden geconfronteerd met een tafereel dat ik niet licht zal vergeten. Ik was verbaasd en verbijsterd. Dit kan toch niet de bedoeling zijn, was mijn primaire gedachte. En als ik niet toevallig op een later moment mijn afkeuring had kenbaar gemaakt, zou ik ook nu nog vol onbegrip zijn over de wijze waarop rabbijn Axelrod zijn sjoeldienst organiseert. Naar sjoel gaan moet een eigen keuze zijn. Het beste is wanneer iemand eigener beweging komt voor de dienst. Maar het is ook prijzenswaardig als een gemeentelid de dienst bijwoont met als voornaamste doel om het minjan in stand te houden. Hij komt dan meer voor de ander als voor zichzelf. Maar in beide situaties komt hij en heeft daarvoor duidelijk gekozen.

Maar in Tjerkacci leek het allemaal een beetje anders te gaan: om precies half negen ‘s ochtends zaten de veelal oudere mannen netjes op hun vaste plaats voor het ochtendgebed. Ze hadden allen de gebedenboeken voor zich, droegen allen taliet (gebedsmantel) en tefillin (gebedsriemen), zoals dat hoort bij het ochtendgebed van een gewone werkdag. Het was allemaal perfect georganiseerd. Terwijl rabbijn Axelrod, een ver familielid van mijn echtgenote, voorging in de dienst, leek het alsof een van de oude mannetjes de aanvoerder was. Want op zijn aanwijzing zeiden allen op het juiste moment het “ameen” en andere teksten die hardop en gezamenlijk worden uitgesproken.

Nog niets mis mee, hoor ik u denken. Zo dacht ik ook. Tot mij ter ore kwam dat al deze oude mannetjes betaald werden om naar sjoel te komen! Ik wist niet wat ik hoorde. Ik was perplex. Waar zijn we mee bezig, hoorde ik mezelf afvragen. Is dit de bedoeling van een minjan? Ik moest denken aan een bekende Engelse uitdrukking: rent a crowd, figuranten bij een toneelstuk als decorum of als zaalvulling. Ja, ze zeiden allen braaf op aanwijzing van de aanvoerder/dirigent het ‘ameen’, maar ik hoorde even geen spontaniteit meer. Hoewel: ze deden wel braaf mee! Het leek bijna vrijwillig. Bijna vrijwillig, want ze werden dus betaald om minjan te komen maken. Ingehuurde minje-mannen. Ik vroeg me bijna ironisch af of ze vóór de sjabbat betaald werden voor hun ‘werk’ tijdens de sjabbat-dienst, of na afloop van de sjabbat, na het ‘werk’ dus, want werken is op sjabbat niet toegestaan!

Na enige tijd kwam ik er echter achter dat mijn zienswijze volledig verkeerd was. Ja, per keer aanwezigheid en meedoen werden ze betaald. Maar waarvoor eigenlijk en waarom? Axelrod, de rabbijn van de huurlingen, aan wie ik mijn onbegrip had kenbaar gemaakt, legde het bijna verontschuldigend uit:

Stuk voor stuk waren deze minje-mannen schrijnend arm.  En dus heeft de rabbijn een baan voor ze gevonden: minjeman! Iedere ochtend van half negen tot kwart over negen. Om kwart over negen kwamen er ook dames en stond er voor iedereen een gezond, voedzaam ontbijt klaar. Het leek op een maaltijd in een personeelsrestaurant.

Armoede, armoede! Maar de rabbijn wilde zijn armen geen aalmoes geven van de armenbedeling, hij wilde geen vernedering! En dus een salaris en een personeelsmaaltijd!

In Tjerkacci lijkt het iedere dag Poerim: ieder dag een (feest)maaltijd (seoedat Poerim), een paar keer per maand een voedselpakket om mee naar huis te nemen. Iedere ochtend worden de gemeenteleden geconfronteerd met hun identiteit, want ze krijgen ook nog een korte sjioer (rol van Esther) tijdens het ontbijt. Alleen tsedaka, het geven aan de armen (matanot la’evjonim), vindt daar nooit plaats. De rabbijn weigert zijn straatarme gemeenteleden tsedaka, een aalmoes, te geven. De armen zijn medewerkers. Ze worden ingehuurd en bedelen bestaat daar niet.

Het ‘Ameen’ klinkt mij nog dagelijks als muziek in de oren: dit is echte tsedaka!

Nog vele jaren Poerim! Lechajim!

Binyomin Jacobs, opperrabbijn van het Interprovinciaal Opperrabinaat (IPOR)
Poerim 5780

Categorie: |

Home » Nieuws » In Tjerkacci is het altijd Poerim! – gastcolumn Binyomin Jacobs