Antisemitisme is het probleem van de overheid, niet van de Joden – column David Serphos

C. Kamerodski

Het Centraal Joods Overleg (CJO) is blij met de aanstelling van haar voorzitter als Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding, viel vorige week onder andere op Jonet.nl te lezen.

Laat ik hiermee beginnen: het is heel goed dát de functie van Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding (NCAB) in het leven is geroepen. Dat het zo ver is, is de verdienste van drie personen. Het CJO heeft onder voorzitterschap van Ron van der Wieken bij de overheid gepleit voor het aanstellen van een NCAB. Daarvoor kreeg het CJO de politieke steun van de Tweede Kamerleden Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie). Zij hebben fantastisch werk verricht door een initiatiefwet met dat doel door de Kamer te loodsen.

Maar dan de benoeming van de huidige CJO-voorzitter tot NCAB. Om meerdere redenen zou Joods Nederland wat minder in zijn nopjes zijn met deze benoeming. Waarom is het dat dan wel? Omdat enkele hoofdrolspelers in Joods Nederland een eigen belang hebben. Maar de Joodse zaak wordt met deze benoeming allerminst gediend.

De lobby voor een NCAB speelde in een periode – drie jaar geleden – dat er veel spanning was binnen het CJO. Van der Wieken stond op het punt om af te treden na het verstrijken van zijn termijn en over zijn opvolging werd nogal gesteggeld. Verschillende mensen liepen langs de zijlijn warm. Maar het werd bonje. Het zwakke compromis kwam door een CIDI-bestuurslid als voorzitter aan te stellen. Maar de facto werd daarna Ronny Naftaniel de baas. De ervaren ex-directeur van het CIDI werd het CJO-bestuur in getorpedeerd vanuit het Verbond van Progressieve Joden en werd vicevoorzitter. De de jure voorzitter opereerde 2,5 jaar lang in de schaduw van de ervaren Naftaniel. 

Toen CDA-minister van Justitie en Veiligheid Ferd Grapperhaus zo ver was met de benoeming van de NCAB, hoefde alleen nog het juiste poppetje gevonden te worden. Een logische keuze zou Joël Voordewind zijn geweest. Hij begon zijn politieke carrière in 1991 als junior-beleidsmedewerker voor de PvdA en werd later beleidsmedewerker van de ChristenUnie. In 2006 werd hij voor het eerst gekozen tot lid van de Tweede Kamer voor die partij en sindsdien werd hij bij elke verkiezing herkozen. Hij was in het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie steevast onder meer verantwoordelijk voor de zogenaamde Israël-paragraaf. Hij diende met succes verschillende initiatiefwetsvoorstellen in. De man is gepokt en gemazeld in Den Haag, en weet alles over antisemitisme. Hij en zijn partij zijn vrienden van de Joodse gemeenschap. Dat hebben ze meer dan eens bewezen. In juni kondigde hij zijn vertrek aan als Kamerlid. Ik zou het wel hebben geweten.

Maar het werd de voorzitter van het CJO. Sommigen betwijfelen zijn persoonlijke geschiktheid voor deze functie, maar los daarvan is het onbestaanbaar dat hij vanuit zijn CJO-functie verantwoordelijk wordt voor antisemitismebestrijding in Nederland. Een goede vriend zei ooit tegen mij: “Antisemitisme is het probleem van de niet-Joden. Wij moeten dat niet oplossen.” En dat is de waarheid als een koe. Een samenleving die vergiftigd is met antisemitisme, heeft een ernstig probleem. En dat moet niet door Joden worden opgelost. Net zo min is homofobie een probleem van gays noch is racisme een probleem dat gediscrimineerde bevolkingsgroepen moeten oplossen. Antisemitisme is een probleem van de Nederlandse overheid. Om voor de aanpak ervan de voorzitter aan te stellen van het hoogste orgaan van de georganiseerde Joodse gemeenschap is een onverstandige zaak.

Ik begeef me op glad ijs als ik zeg dat het misschien ook niet zo verstandig was dat twee prominente Nederlandse Joden (onder andere de toenmalige voorzitter van de NIHS Amsterdam) de benoeming aanvaardden als voorzitter van de Joodsche Raad. Zij werden daarmee verantwoordelijk gemaakt voor het oplossen van het ‘Joodse probleem’ in Nederland. Maar van hen kan je nog zeggen: ze deden het om erger te voorkomen èn ze konden niet weigeren. Dat excuus gaat hier niet op. 

Het CJO – en heel Joods Nederland – zou helemaal niet zo blij moeten zijn met deze benoeming. Wie gaan we op het matje roepen als we ontevreden zijn met het antisemitismebeleid van de overheid? Nu zal gezegd worden: jullie eigen voormalige hoogste vertegenwoordiger is hiervoor verantwoordelijk. Het is een recept voor problemen. En dat zeg ik zonder het te hebben over ’s mans kwalificaties voor deze lastige job. Het leidt er bovendien toe dat het voorzitterschap van het CJO een plek wordt voor baantjesjagers. En daar is onze gemeenschap al helemaal niet bij gediend. Als je zo’n functie wordt aangeboden door de minister, moet je als CJO-voorzitter vriendelijk bedanken. Zijn voorbeeld had Mr. L.E. Visser moeten zijn. Maar sommige mensen hebben van de geschiedenis onvoldoende geleerd. 

Waarom zijn de Joodse bobo’s dan toch blij met deze benoeming? Eén van de personen die al langer aast op het CJO-voorzitterschap is voorzitter van de NIHS. Hij ambieerde eerder al voorzitter te worden van het NIK, maar werd het niet. Nu hoopt hij de Joodse Gemeente te kunnen gebruiken als springplank voor het voorzitterschap van het CJO.

En dan is er natuurlijk de eerdergenoemde vicevoorzitter van het CJO. Die is niet ingelukkig dat de chef is weggepromoveerd. Zeker niet met de wetenschap dat je al drie jaar alle belangrijke brieven van het CJO schrijft en grotendeels de mediavoering doet. Dit is zijn kans. Een kans die voorbij leek nadat de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan hem tot persona non grata had gemaakt op het stadhuis nadat hij hem bij een bijeenkomst in het openbaar had uitgefoeterd over de verdeling van Joodse erfpachttegoeden. Ook invloedrijke mensen als de voorzitter van het Nationaal 4 en 5 mei Comité wilde om die reden niet meer met Naftaniel van doen hebben. Maar Van der Laan is dood en het Nationaal Comité is aangeschoten wild vanwege de Benali-affaire. Dus de sterren staan gunstig voor Naftaniel. En daarom is het CJO – bij monde van … u raadt het al – blij met deze benoeming. 

Blijf kritisch, mensen. Er is geen reden tot blijdschap met deze benoeming. Wèl met de instelling van de functie. Petje af voor die ontwikkeling. Maar let wel: antisemitismebestrijding zou geen zaak moeten zijn van een Jood of de Joodse gemeenschap, dus ook niet van de CJO-voorzitter.

Lees ook:
David Serphos’ Curaçao’s dagboek – 2 –

In mijn eerste column op Curaçao beschreef ik enkele zaken die ik signaleerde. Onder meer de middelmatigheid die helaas hoogtij viert. Het werd opgepikt door het Antilliaans Dagblad, één van de twee Nederlandstalige dagbladen op het eiland. En daarmee werd ikzelf even lokaal nieuws. Helaas bleek mijn boodschap zonder dat ik me dat realiseerde een gevalletje oude wijn in nieuwe zakken.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.



Categorie: | |

Home » Nieuws » Antisemitisme is het probleem van de overheid, niet van de Joden – column David Serphos