‘Beeld over de Joodse Raad is te simplistisch’, aldus NIOD-onderzoeker
Het beeld dat velen hebben over de ‘collaborerende’ Joodse Raad – alias Joodsche Raad – is te eenzijdig en simplistisch. Dat concludeert onderzoeker Laurien Vastenhout van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, kortweg NIOD. Om de Joodse Raad te begrijpen moeten we onze blik verschuiven van de keuzes die de Joodse vertegenwoordigers maken, naar de omstandigheden waarin de raad functioneerde, aldus Vastenhout. In haar nieuwe boek, dat donderdag gepresenteerd wordt, vergelijkt ze de Joodse raden van Nederland, België en Frankrijk.
Nederlandse blik
De Joodse raden zijn in de afgelopen decennia teveel vanuit een moreel oogpunt bestudeerd, aldus Vastenhout. Vooral in Nederland hebben historici disproportioneel veel aandacht voor de keuzes van de Joodse Raad leiders gehad. ‘Daarbij zijn ze voorbijgegaan aan het feit dat contextuele factoren, zoals de samenstelling van de Joodse gemeenschappen en het karakter van de bezettingsstructuur, doorslaggevend waren voor het bepalen van de handelingsruimte die deze leiders hadden’, schrijft het NIOD in een persbericht.
Lokale factoren
In haar vergelijking van de Nederlandse Joodse Raad met die van België en Frankrijk laat Vastenhout zien hoe lokale factoren impact hadden op het functioneren van deze organisaties. ‘Gebaseerd op een grote hoeveelheid persoonlijke getuigenissen, dagboeken, administratieve documenten en rechtbankverslagen ontrafelt Vastenhout de ontstaansgeschiedenis van deze organisaties. Ze beschrijft hoe de Joodse leiders een weg probeerden te vinden tussen de steeds verdergaande eisen van de bezetter en de wens om Joden hulp te verlenen’. Verder toont de onderzoeker dat het functioneren van de Joodse raden ‘in de juiste (vooroorlogse) context beschouwd moet worden. Ook staat ze stil bij de persoonlijke contacten met de Duitse bezetter en met clandestiene organisaties.
Moreel oordeel
Vastenhout gaf een interview aan NRC-Handelsblad over haar bevindingen. Het feit dat zovelen zich nog steeds met het handelen van de Joodse Raad bezig houden, komt door het Nederlandse idee dat die heeft bijgedragen aan de deportatie van de Joden, zegt ze. “Er zijn hele duidelijke meningen over, vooral in Nederland, waar veruit het grootste aandeel van de Joden is gedeporteerd in West-Europa. Daardoor ontstaat snel een moreel oordeel. Ik denk ook dat er disproportioneel veel aandacht is geweest voor het handelen van de Joodse leiders. Je moet veel meer kijken naar de context waarin ze opereerden.”
Cold Case-boek
In het boek ‘Het verraad van Anne Frank’, dat Rosemary Sullivan schreef aan de hand van de bevindingen van het Cold Case Team dat onderzocht wie het meisje zou hebben verraden, wordt een verkeerd beeld geschetst van de Joodse Raad, aldus Vastenhout. Ze spreekt van een ‘een gevaarlijke tendens’.
“Naast de ongefundeerde claim dat de Joodse Raad lijsten met onderduikadressen had, stelt het dat die raad verantwoordelijk was voor het opstellen van deportatielijsten. Dat is een grote misvatting die maar blijft bestaan,” zegt Vastenhout in NRC. “Al in de jaren zestig zei [de Duits-Amerikaanse filosofe] Hannah Arendt dat als Joodse leiders niet hadden meegewerkt met de Duitsers, er veel minder slachtoffers waren geweest. Aan het aloude beeld dat Joden (mede)verantwoordelijk zijn voor hun eigen vervolging heeft dit recente boek bijgedragen. Dat is een gevaarlijke tendens, zeker gezien het toenemend antisemitisme.”
Terughoudend zijn
Vastenhout benadrukt in NRC dat de Joodse raden in andere omstandigheden moesten werken – in Nederland was er bijvoorbeeld een civiel bestuur terwijl België en Frankrijk te maken hadden met een militair bestuur – en dat het moeilijk is om een moreel oordeel te vellen over de Joodse Raad. “Ik denk dat je dat ook kunt stellen met betrekking tot de Joodse raden. Ook hier hebben mensen keuzes moeten maken waar we ons geen voorstelling van kunnen maken. We moeten terughoudend zijn met dergelijke oordelen. Want het constante oordelen heeft een begrip van de Joodse raden in de weg gestaan. Kijk verder dan dat.”
Lees ook:
Onderzoeker Van der Boom: ‘De leden van de Joodsche Raad dachten erger te voorkomen’
Wie met enige empathie naar de Joodsche Raad kijkt, kan niet anders dan concluderen dat leden ervan geen slechte bedoelingen hadden. Dat is een van de conclusies van onderzoeker Bart van der Boom, die jarenlang historisch onderzoek deed naar de omstreden Raad, die in de bange jaren ’40-’45 een soort ‘Joodse mini-regering’ in bezet Nederland was. Na de oorlog keken overlevenden met wrok terug op de Joodsche Raad, omdat die compleet zou hebben geweten van de Sjoa.
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren