Dag lieve Margriet… – column Femmetje de Wind

Foto: Y. Kulkens

Ik neem het boek aan van een mevrouw met halflang wit-blond haar en een groen coltruitje. Het vloeipapier knispert in mijn handen. De mevrouw is een beetje kortaf. Ik heb haar per mail laten weten dat ik het gek vind dat ze me niet kan vertellen van wie ze dit dagboek hebben gekregen. Ik maakte daarbij een ongelukkige vergelijking over een gestolen fiets die ook niet zomaar van mij wordt als ik hem van iemand krijg. Ze benadrukt in een mail terug dat ik me wel moest beseffen dat ik nu alleen maar toegang tot dit dagboek heb, doordat zij er al die jaren op gepast hebben. Ze heeft vast gelijk maar er is teveel emotie aan mijn kant om redelijk te kunnen blijven, dus ik schrijf niets terug, behalve dat ik het dagboek graag kom inkijken. 

Het gebeurt niet elke dag dat je een oorlogsdagboek terugvindt en dan nog wel van een nabij familielid. Maar het gebeurde mij. Al maanden ben ik aan het graven in archieven om wat informatie te vinden over mijn overgrootmoeder Femmetje Vreeland- de Wind, geboren in 1862 op Vlooienburg te Amsterdam. Het idee om een familiekroniek te schrijven over haar en haar dochters, is voor mij een manier om de vermoorde familie dichterbij te brengen. Dat ze er zijn geweest is onmiskenbaar, maar tot mij hebben zij slechts gesproken vanuit de dood.

In mijn fantasie wil ik ze tot leven wekken. Maar dan moet ik wel een beetje weten wie ze waren, waar ze woonden, wat ze deden en wat hen interesseerde. En dat is niet eenvoudig terug te vinden. Het vuur van de Holocaust heeft alles verteerd. Ik had het al bijna opgegeven. In overleg met mijn redacteur hadden we besloten er dan maar een historische roman van te maken. Een dag later stuit ik op iets ongelooflijks. Er bestaat een dagboek van Femmetjes kleindochter, Margriet Overst. 

Als vijftienjarige scholier begint Margriet in juli 1942 een dagboek. Omdat ze vindt dat ‘dit nu net een tijd is die je je later herinneren moet’. Via dit vijftig velletjes tellende dagboek leer ik, aan een formica tafeltje in het studiecentrum van het Joods Museum, het nichtje van mijn vader kennen. Op een manier die zo pijnlijk dichtbij komt dat ik me er bijna voor schaam om zo haar leven in te kijken. Ik ontdek hoe ze naar zichzelf kijkt (‘ik heb lelijke vierkante handen en een bruine huid’). Ik lees hoe verliefd ze is op ene Jacob de Haan, die nogal wisselende signalen uitzendt. Soms spreekt hij met haar, op het schoolplein van het Joods Lyceum na het pingpongen. Dan belooft hij weer dat hij langs zal komen. Ze wacht, en wacht, maar hij komt nooit. Ze fantaseert over hem, hoe hij viool voor haar speelt, hoe ze samen wandelden langs de oevers van het IJ en hoe hij haar hand pakt. ‘Hij heeft prachtige sierlijke handen’.

Ook rept ze over een nare seksuele ervaring. ‘Jan Raaff is langsgekomen en heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt allerlei handtastelijkheden te begaan. Ik heb hem uitgemaakt voor viezerd’, schrijft ze trots. Ik ben ook trots op haar en tegelijk voel ik een drang om haar te beschermen, dat meisje van vijftien, die net zo oud is als mijn dochter. 

En dan is er in de macabere bijzinnetjes natuurlijk ook nog de oorlog: ‘want het is stil in de stad, alle Joden zijn weg naar Duitsland. Mijn zus is bang, en ik ben ook bang maar ik laat het niet merken’. En: ‘vandaag is mijn zus naar de Joodsche Raad gegaan om te vragen wat ze moet doen met de oproep die ze heeft gekregen’. En: ‘…als zij gaat, ga ik ook’. 

Ren, denk ik. Verstop je. Doe iets. Maar ga niet! 

Alles wat er nu nog is, is dat boek. Het papier. De woorden. En de gevoelens die deze woorden oproepen. Onthutst en toch ook enigszins dankbaar sla ik het dagboek na lezen dicht. Het liefst zou ik het in mijn tas stoppen en mee naar huis nemen. Maar ja, ik ben netjes opgevoed, dus ik stop het boek zorgvuldig terug in de vloeipapieren behuizing en overhandig alles wat er over is van mijn familie aan de vrouw in de groene coltrui. 

Dag lieve Margriet, ik zal proberen jouw verhaal te vertellen.

Lees ook:
Echt heldendom – column Femmetje de Wind

‘Mijn vader had er een uitgesproken mening over: laf zijn is de grootste fout die een mens kan maken. Niet opstaan tegen onrecht en geweld zag hij als een doodzonde. Dat alles werd natuurlijk steeds gebracht met de onderliggende boodschap dat hijzelf wel lef had getoond in de oorlog. Dat deed iets met mij. Ik heb lang geworsteld met de vraag of ik wel genoeg lef zou hebben als het erop aankomt. Als kind fantaseerde ik daarover…’ 

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Dag lieve Margriet… – column Femmetje de Wind