Het Uilenburg van mijn opa Philip – column Shoshanna de Goede

Shoshanna de Goede (foto: S. De Goede)

Bij de Stopera in Amsterdam werd afgelopen week een plaquette onthuld als herinnering aan de verdwenen Joodse buurt Vlooienburg. Ik had nog nooit gehoord van Vlooienburg, maar als kind hoorde ik veel verhalen over het aangrenzende Uilenburg, waar mijn opa, Philip de Goede (1911-2000), was geboren en getogen.

Uilenburg was een krottenwijk, het dichtstbevolkte stukje Amsterdam in die tijd, waar de straatarme Joden met hun hele gezin woonden in éénkamerwoningen zonder daglicht of riolering. Er woonden zo’n zeventig mensen per houten pand van vier verdiepingen. Op elke verdieping stond een emmer waarop je je behoefte kon doen en waarvoor de boldootwagen langskwam om de inhoud op te halen. De Uilenburgers sjacherden als handelaren en marktkooplui.

Dit is de wereld waarin mijn opa opgroeide. Toen hij als kind een gulden in de sneeuw verloor, doolde hij uren door de kou; hij durfde niet naar huis omdat het hele gezin hierdoor die avond niet te eten had. Na de lagere school moest hij gaan werken. Zijn vader stuurde hem naar het abattoir iets verderop in de straat, maar daar schrok hij zo van de dode beesten en de geur van bloed dat hij het direct op een lopen zette. Stel je voor, een jongetje van een jaar of twaalf. Hij ging aan de slag op de markt, zijn zussen werkten als naaisters op een atelier.

Het uitbreken van de oorlog betekende ook het einde van Uilenburg, want bijna geen enkele inwoner overleefde. Mijn opa was ongeschoold maar had blijkbaar een sterke intuïtie. Zo vaak vertelde hij me: “En toen kregen we een oproep voor een werkkamp. Daar geloofde ik niks van; er kwam nooit iemand van terug. Ik besloot onder te duiken en probeerde mijn familie over te halen om dat ook te doen. Dat vonden ze niet nodig. Philip, het is maar een werkkamp, wat kan ons nou gebeuren? Het verhaal eindigde altijd met de woorden: ze zijn vertrokken en ik heb ze nooit meer teruggezien.”

Dit verhaal heeft veel indruk op me gemaakt en is een van de backbones van mijn leven geworden: je moet altijd zelf blijven nadenken. Niet blind vertrouwen op autoriteiten en er automatisch ervan uit gaan dat zij het beste met je voor hebben. Luister naar je gevoel. Het kan je leven redden.

Achteraf is het een godswonder hoe mijn opa met deze voorgeschiedenis en alle menselijke verliezen het in de jaren vijftig schopte tot middenstander in Den Haag met een eigen modezaak, een auto en een televisie (zijn devies: gewoon blijven ademhalen). Toen hij al dik in de tachtig was, reden mijn broer en ik een rondje met hem door de binnenstad van Amsterdam om de plekken van zijn jeugd op te zoeken. Dat leek me best confronterend, omdat niet alleen de mensen uit zijn herinnering maar ook de gebouwen niet meer bestonden.

Wij reden langs het Waterlooplein, de Jodenbreestraat en de Uilenburgerstraat en registreerden het stadhuis, de filmacademie en een Bagels & Beans. Mijn hart kromp ineen: hoe moest dit zijn voor mijn opa? Maar hij begon te stralen. Op zijn netvlies verscheen de wereld zoals hij hem kende. “Kijk!! Hier stond Saartje Scheefsnoet! Die heette niet echt zo, maar we noemden haar zo omdat ze een scheve snoet had. En in dat water sprong rabbijn De Hond toen er een kind in was gevallen. Ik zie nog zo die lange baard op het water drijven. Wat een machtig gezicht was dat! En daar woonde opa Aandagt. Die had de loterij gewonnen. Weet je wat hij met dat geld deed? Hij kocht pakjes voor de arme jongens die bar mitswa werden, zodat ze die dag iets fatsoenlijks hadden om aan te trekken.”

Dat ik nog nog nooit van Vlooienburg had gehoord, zegt iets over het feit dat er geen verhalen meer circuleren van mensen die daar ooit leefden en er later over vertelden. Het zijn die verhalen die mensen levend houden, die zorgen dat ze bij je blijven en die je met liefde en mededogen laten kijken naar je eigen plek in de wereld.

Hoe zouden mijn voorouders uit Uilenburg tegen mij aankijken? Hun leefwereld was zo diametraal anders dan de mijne nu is. Ik ben in de Mediene geboren en getogen, heb gestudeerd en woon het grootste deel van mijn leven in Amsterdam. Niet in de krotten van Uilenburg, maar in een mooie rustige benedenwoning in Amsterdam-Zuid.

Door mijn persoonlijke verleden en de wereldgeschiedenis weet ik dat je een speelbal kunt zijn van verhalen die groter zijn dan jijzelf. Levens en werelden komen en verdwijnen, zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn. Uilenburg bestaat allang niet meer. Maar ik, uiteindelijk toch een product van Uilenburg, ben er nog wel.

Lees ook:
Tijd over: ik even niet, u misschien wel? – column Shoshanna de Goede

‘Precies een jaar geleden, ook met de hoge feestdagen, schreef ik hier over de plek die we allemaal innemen in de tijd. Ik had op dat moment zojuist het eerste rouwjaar na het overlijden van mijn man afgesloten en stond voor mijn gevoel op een nieuw punt, waarbij ik mijn blikveld weer wat wilde verruimen ten opzichte van alleen maar bezig zijn met het op de rit houden van mijn gezin.
Ik sprak de wens uit dat het voor ons, de nabestaanden, tijd was om onze plekken weer in te nemen als de mensen die we ooit waren en de mensen die we nog moesten worden...’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Het Uilenburg van mijn opa Philip – column Shoshanna de Goede