Hoe Amerikaanse Joden ons zien – opperrabbijn Jacobs

Amerika
Odyssy

‘Ben gewoon even voor privé redenen weggeweest. Een bar mitswe van een kleinzoon in Brooklyn, New York. Absoluut geen nieuws en geen enkele reden om dit heugelijke feit te delen via de media. Niet dat ik ervoor zou waken om privé en zakelijk strikt gescheiden te houden. Mijns inziens hoort bij een rabbijn privé en zakelijk niet te bestaan; alles dient privé te zijn, ook het zakelijke. En andersom natuurlijk idem dito. Overigens denk ik dat collega’s predikanten er ook zo in horen te zitten.

Maar waarom dan toch die bar mitswe van mijn kleinzoon gedeeld? Aanleiding hiertoe is zondag jongstleden. ’s Avonds zou ik terugvliegen, maar doe nog even na de Soekot feestdagen de laatste inkopen. Op Kingston Avenue, een soort Chassidische Kalverstraat, is er bijna geen doorkomen aan. Wij blijken niet de enigen te zijn die de Soekot dagen hebben doorgebracht in deze grote Chassidische wijk, te vergelijken met Mea Sjearim in Jeruzalem.

Ik word gestopt door een man. “U bent toch rabbijn Jacobs?” vraagt hij mij. En dan begint het. De man houdt zich bezig met de registratie van opkomend antisemitisme in de Verenigde Staten. “Er hoeft maar even iets te gebeuren en de vlam slaat in de pan. En Europa is voor de Joden een grote graveyard, begraafplaats.” Na hem te hebben aangehoord, onderwijl mezelf afvragend of hij misschien een beetje overdrijft, lopen mijn echtgenote en ik gezellig verder. (Hoewel ik hier toch even volmondig beken dat ik ‘inkopen doen’ het summum van ‘ongezellig’ vind!). We ontmoeten allerlei bekenden, zo werkt dat in zo’n Joodse Kalverstraat. Op zichzelf niets bijzonders. Wij kennen veel mensen in deze kringen en worden ook door velen gekend. Maar nu het cruciale: nagenoeg iedereen spreekt zijn zorg uit over opkomend antisemitisme, speciaal in Europa. “Toen ik in Italië was,” vertrouwt iemand mij toe, “Heb ik toch maar een baseball cap opgedaan in plaats van mijn hoed.” Anderen geven aan niet naar Frankrijk te durven gaan. En weer anderen begrijpen dat het weliswaar onze religieuze plicht is om de gemeenschap in Nederland niet te verlaten, maar toch …

Na zes uur en 45 minuten vliegen, sta ik weer op vaderlandse bodem, Schiphol. Mijn vrijwillige chauffeur van Christenen voor Israël staat ons getrouw op te wachten (om aan de slogan ‘Breng de Joden thuis’ te voldoen). En terwijl ik alweer druk aan het bellen ben geslagen, word ik door een jong Joods orthodox ogend echtpaar benaderd. Ik ken ze niet en zij weten ook niet wie ik ben. Ze hebben door een vertraging vanuit Tel Aviv hun aansluiting met de British Airways vlucht naar Manchester gemist. Ontredderd lopen ze rond. British Airways had ze net verteld, dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de vertraging vanuit Tel Aviv. En dus moesten ze maar nieuwe peperdure tickets aanschaffen en loopt het jonge paartje verdwaasd rond. Ik mag ze helpen en tot steun zijn, terwijl ik ondertussen ook via de telefoon een relletje mag oplossen en een vrouw in geestelijke nood mag bijstaan. Ik ben weer thuis.

Na de periode van de Hoge Feestdagen moeten we weer terug naar normaal. Want de Feestdagen waren dagen van inspiratie met als doel om juist in het gewone alledaagse als Jood, als mens te leven. Op de Grote Verzoendag vroom zijn, de hele dag in de synagoge en jezelf door en door Joods voelen, is geen kunst. En dat is ook niet wat de bedoeling is van de Hoge Feestdagen. Juist in een spiritueel ballingschap waar de secularisatie voortdurend op de loer ligt, waar antisemitisme oprukt, waar medemensen steun nodig hebben … Juist daar moeten we ons als goed en positief gedreven mens weten te handhaven. Vanuit onszelf, ons eigen zakelijke- en privéleven, dienen wij een Tempel te maken, een Heiligdom, ondanks alle beproevingen. Duisternis transformeren tot licht. Op naar Chanoeka!’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Gastcolumns en blogs » Hoe Amerikaanse Joden ons zien – opperrabbijn Jacobs