‘Mijmeringen met een collectebus’

Meijers (Beeld: FB).
Meijers (Beeld: FB).

‘Als een column moet worden geschreven en de deadline angstvallend nadert, loop ik een beetje rond, peinzend over het te kiezen onderwerp en de pointe hier van. Situeer ik het (weer) in Israël? Misschien toch in Nederland? Wordt het een trouwe weergave van een gebeurtenis of voornamelijk Dichtung und Wahrheit? Speelt het recentelijk of in de gouden era toen ik een jonge man was. Een Jiddische adonis, bij wijze van spreken, met fiere blik en ferme tred en altoos een kwinkslag achter de hand. De tijd dus dat de meiden om mij heen zwermden en vochten voor een glimpje aandacht mijnerzijds.

Enfin, afgelopen week bood zich de column aan die ik hier publiceer. Sinds jaren doneer ik geld voor goede doelen. Da’s geen verdienste, maar een doodnormale inzet om een beetje leed in Nederland en de rest van de wereld te ledigen. De Dierenbescherming heeft in dat kader mijn volledige aandacht. Ik schrok dan ook toen ik ergens las dat er jaarlijks 20.000 meldingen van mishandelingen van zowel huis- als boerderijdieren bij de Dierenbescherming binnen komen! Excessieve dierenmishandeling in ons calvinistische, degelijke, ietwat behouden, maar tegelijkertijd o zo leuke, gezellige, keurig aangeharkte landje? Onbegrijpelijk die haat tegen weerloze wezens. Daarom besloot ik niet zomaar een handjevol euro’s in een collectebus te doen, maar mij actief in te zetten. Aldus stond ik de week voorafgaande aan Wereld Dierendag van maandag tot en met donderdag met een mosgroene collectebus, die alsmaar zwaarder werd, voor de deur bij een filiaal van een bekende supermarktketen. Een volle bus weegt zo’n 4 kilo waardoor ik na verloop van tijd pijn in m’n armen kreeg. Dat ik echter ongeveer vijftienhonderd euro bij elkaar heb gesprokkeld maakt alles weer goed.

Maar wat is het interessant om de reactie van sommige mensen te zien. Mijn vriendelijke vraag luidt: ‘Goedemiddag mevrouw/mijnheer. Hebt u iets over voor de Dierenbescherming?’ Ik vraag niet of ze ‘iets over hebben’ voor de verbouwing van mijn badkamer, mijn vakantie in een ver buitenland willen financieren, en ik dwing hen niet een paar tientjes voor het heil van de Islamitische Staat (IS) te doneren. Toch zijn er lieden die tamelijk agressief reageren. Dat kan in woord: “Ga toch ergens anders staan bedelen, man”. “En die centen die dan in de zak van jouw baas verdwijnen, hè”. Er bestaat ook boosheid via lichaamstaal, zoals dwars door de collectant heen kijken, alsof deze niet bestaat. Het zogenaamde bijna tegen hem of haar aanlopen is ook zoiets.

Het eerste half uur van mijn nieuwe carrière trok ik mij die verbale en lichamelijke afkeer wel aan, hoewel ik wist dat zoiets iedere collectant overkomt. Dus is het niet persoonlijk. Op een gegeven moment dacht ik: Ik sta hier vriendelijk aandacht te vragen voor dierenmishandeling, wreedheden die zich binnen onze samenleving afspelen, bijna onder onze ogen. En wat doet u? U maakt door uw houding kenbaar het wel okay te vinden, dat dierenleed. Wie van ons beiden moet zich dus schamen? Vanaf dat ogenblik straalde ik nog meer. Vooral omdat veel mensen bankbiljetten in de bus stopten.

Op Facebook had ik beweerd nooit tevoren met de collectebus de straat op te zijn geweest, maar de volgende dag herinnerde ik mij dat ik dit wel wis en waarachtig had gedaan. Ook met succes. Namelijk in 1967, tijdens de zogenoemde Zesdaagse Oorlog. In de tijd dus dat op veel auto’s een sticker was geplakt met het opschrift ‘Ik sta achter Israël’. Een beetje rare slogan, want als je zoiets op een auto beweerd zou het moeten zijn: ‘Ik rijd (of parkeer) achter Israël’. Maar goed, we hadden andere zorgen. Zo wisten we de eerste uren niet wat er in het Midden-Oosten aan de hand was en waren bang dat het slecht met Israël ging omdat de Egyptische dictator Gamal Abdel Nasser van de daken schreeuwde de Israëlische luchtmacht binnen no time te hebben vernietigd en Egyptische grondtroepen de ‘Zionistische legers’ al ongeveer hadden vermorzeld. Die middag bleek het tegendeel waar en stond ik even later voor de V&D in Arnhem de extra editie van Het Parool uit te delen. Een man weigerde de krant met het goede nieuws aan te nemen. Hij beantwoordde mijn vraag ‘waarom dan niet?’ met: “Ik ben communist, lid van de CPN. Dus je begrijpt het wel”. Nou nee, ik begreep het niet, waarop de kerel mij een duw gaf waardoor ik op de grond viel. Toen snapte ik het; het communisme is een agressieve ideologie. Die avond stonden we met vrienden samen op de stoep van het stadhuis te collecteren voor Israël. Bijna iedereen was aardig en we haalden veel, heel veel, geld op.’

Awraham Meijers is journalist en werkte onder meer voor het NIW en het Joods Journaal. 

Categorie:

Home » Columns en opinie » ‘Mijmeringen met een collectebus’