Ronny Naftaniel: ‘Kok gaf ons juist wél een hand’

Kok

De op zaterdag overleden oud-premier Wim Kok (80, PvdA) kreeg tijdens zijn regeerperiode op verschillende momenten te maken met de Joodse gemeenschap, maar de belangrijkste gebeurtenis was voor hem de onderhandeling over de restitutie voor gestolen bezittingen van de Joden in en na de Tweede Wereldoorlog. In het jaar 2000 onderhandelde het Centraal Joods Overleg (CJO), waar toenmalig CIDI-directeur Ronny Naftaniel onderdeel van uitmaakte, met Kok over tegoeden en excuses. De rol van de Nederlandse overheid in de restitutie van door de nazi’s gestolen bezit tijdens de bange jaren ’40-’45 was hiervoor de aanleiding. Naftaniel blikt terug op zijn momenten met Kok. “We kregen een typische Kok-reactie: nukkig, geïrriteerd en zakelijk.”

De onderhandelingen met Kok om te komen tot een genoegdoening tijdens de bezettingsjaren begonnen officieel eind januari 2000. In de statige Treveszaal ontving de premier samen met ministers Gerrit Zalm (VVD) van Financiën en Els Borst (D66) van Volksgezondheid – zij had ook het dossier Oorlogsgetroffenen – een Joodse delegatie. Hierin zaten onder meer toenmalig CJO-voorzitter Henry Markens en een vertegenwoordiger van Joodse Nederlanders in Israël, vertelt Ronny Naftaniel anno 2018. Zelf was hij er ook bij. “Het eerder gepubliceerde onderzoeksrapport van oud-minister Jos van Kemenade over de rol van de Nederlandse overheid tijdens de bezetting vormde de basis voor de gesprekken. Daar hadden we al veel gesteggel over gehad, onder meer omdat in de eerste versie van het rapport enige vorm van verantwoordelijkheid voor het kille Nederlandse overheidsbeleid van na de Tweede Wereldoorlog ontbrak,” aldus Naftaniel, die toegeeft dat deze voorgeschiedenis geen goede wissel trok op de eerste ontmoeting in de Treveszaal.

Nukkig en afstandelijk
“Daar zat toen een Wim Kok die wel bereid was om iets te doen, maar alleen in de vorm van een gebaar en niet in de vorm van een moreel rechtsherstel. Wij accepteerden namelijk geen gebaar. Een gebaar is: die arme Joden zijn zo verschrikkelijk getroffen, dus geef ze maar een grijpstuiver.” Dit gesteggel was een frictie tussen het CJO en het Paarse kabinet. De eerste bijeenkomst in de Treveszaal was volgens Naftaniel dus ‘een koude bijeenkomst’. “Kok hoopte dat de Joden het rapport van Van Kemenade meteen zouden accepteren, maar dat gebeurde niet. Henry Markens heeft juist een vlammend betoog gehouden tegen het rapport, wat bij Kok in het verkeerde keelgat schoot. We kregen een typische Kok-reactie: nukkig, geïrriteerd en zakelijk.” De premier duldde de tegenspraak van Markens niet. “Kok stond helemaal niet negatief tegenover Joden, maar zijn wil was wel een beetje wet. Hij vondt het zo, en dus moest het zo.”

Geen hand aan Joden
“Wij zeiden tegen Kok en zijn ministers: het gaat ons niet om een gebaar. Het is bij ons rechtsherstel dat aan de orde is. Vermoedelijk hadden zijn adviseurs hem eerder ingefluisterd dat de Joodse gemeenschap een meebuigende houding zou hebben. Dat bleek in de Treveszaal niet het geval en dat moet Kok hebben verrast.” Het was uiteindelijk Els Borst die haar begrip uitsprak voor de gevoelens van de Joodse gemeenschap.” Daarna werd minister Gerrit Zalm van Financiën aangewezen tot de hoofdonderhandelaar. Met hem konden wel later wel zaken doen.” De bijeenkomst in de Treveszaal liep zonder resultaat af en iedereen ging zonder veel enthousiasme weg. Het is volgens Naftaniel echter niet waar dat Kok na afloop geen hand zou hebben gegeven aan de Joden. “Hij liep per ongeluk eventjes door en kwam teruggelopen om mij een hand te geven. Er was gezien de omstandigheden dus even geen moment om iedereen een hand te geven, maar uiteindelijk heeft hij toch twee Joodse onderhandelaars de hand kunnen schudden. Er zat geen kwade wil achter.”

Spijt betuigen
Los van het financiële gebaar waar de Nederlandse staat zich op richtte, was er een roep om excuses van de Nederlandse overheid. Die was immers de rechtsopvolger van de autoriteiten van toen. Naftaniel: “Er was een soort roep van de Joodse Nederlanders in Israël dat Kok excuses moest maken voor alles. Hij vond het echter niet op zijn plaats dat hij spijt moest betuigen over hoe de generatie van zijn grootouders in de oorlog zou hebben gehandeld. Maar hij was wél de rechtsopvolger van de Nederlandse overheid en dus ook van de Nederlandse ambtenaren. Daarvoor was excuses wel degelijk op zijn plaats geweest, maar ook die spijt uitte Kok niet. Wel heeft hij zijn excuses aangeboden voor de kilheid die de Joden kregen na 1945.” Naftaniel begrijpt dat de Nederlandse overheid geen excuses kan aanbieden voor het naar de gaskamers brengen van de Joden, want dat hebben de nazi’s gedaan. “Je wilt als politiek leider ook niet iets zeggen wat historisch gezien niet klopt. Maar dat Nederlandse politieagenten, rechters en ambtenaren hebben meegewerkt en onvoldoende verzet hebben geboden, is zonneklaar. Dit gegeven vergde wel een heel duidelijke spijtbetuiging en die heeft Kok helaas nagelaten te doen. Zijn opvolger Jan-Peter Balkenende heeft daar later wel iets over gezegd. Hij heeft het slechte beleid van de Nederlandse overheid erkend.” In 2015 laaide in Nederland de discussie over excuses weer eens op.

Royale erkenning
Na de eerste bijeenkomst in de Treveszaal gingen de onderhandelingen met minister Zalm van start. “De uiteindelijke onderhandelingen gingen over vijftien elementen van de schade die Joden hebben geleden, waaronder het niet-restitueren van delen van Joods bezit waar de Nederlandse overheid zich aan verrijkt had. Bijvoorbeeld ging het om heffingen die waren geheven op het bewaren van Joods bezit en voor de opbouwkosten van kamp Westerbork die de Joden zelf hebben moeten betalen.” Natuurlijk werd er gesproken over een geldbedrag, want er was immers veel van de Joodse Nederlanders gestolen. Niet alleen de bezetter, maar ook het Nederlandse overheidsapparaat deed daar aan mee, ook na de oorlog.  “Van Kemenade opperde in de eerste versie van zijn rapport een gebaar van 150 miljoen gulden en daarna 250 miljoen gulden. We zouden in de onderhandelingen uiteindelijk uitkomen op een bedrag van 400 miljoen gulden.”

Diamanten en consignatie
Met Zalm werden grote stappen gemaakt. “Met hem is in eerste instantie de stap genomen dat er sprake zou zijn van een moreel rechtsherstel. Hij vond dat een acceptabele term. Ik heb die term opgeworpen en heb gezegd: dit is waar we samen voor moeten gaan en Zalm accepteerde dat.” Daarna ging het pas echt goed lopen. Het CJO en Naftaniel onderhandelden over allerlei bedragen en posten die te onderbouwen waren. “Neem bijvoorbeeld de diamanten van Joden die de Nederlandse overheid na de oorlog heeft geveild. De opbrengsten daarvan zijn in de schatkist terecht gekomen. Of kijk naar de consignatiekas met bezittingen van mensen zonder nabestaanden. Dit geld ging altijd naar de staat, zo ook bij Joodse burgers. Tien procent van de Joden had geen enkele nabestaande, dus hun geld ging naar de staatskas. Dat geld hebben we opgeëist en gekregen.” Het ging er ook om wie de rechthebbenden waren van geld dat over was. “Het ging om geld van vermoorde Joden. De massamoord op Joden, daar mocht de Nederlandse staat niet van profiteren.”

Slotbijeenkomst met Kok
Op 21 maart 2000 is er een akkoord bereikt en in het voorjaar volgde een slotbijeenkomst in de Haagse Treveszaal, opnieuw met Wim Kok en Els Borst erbij. Alles was toen al uitonderhandeld. De Nederlandse Joden kregen een bedrag van 400 miljoen gulden en er werd vastgelegd dat het ging om een moreel rechtsherstel. “Het was formeel en de boodschap was: fijn dat we eruit zijn,” aldus Naftaniel. De Israëlische delegatie bleef echter weg, omdat ze niet tevreden waren over de uitkomst van de onderhandelingen. “Een aantal maanden later is Kok zelf naar Israël gereisd om daar met de Joodse Nederlanders te spreken. Hij was dus wel degelijk zeer begaan en zag in dat hij mogelijk niet helemaal goed was geïnformeerd door zijn raadgevers. Ik denk ook dat hij de problematiek wat onderschat moet hebben en mogelijk gerekend heeft op een wat meebuigende houding van de Joodse gemeenschap.” Er is een verklaring van de regering en van het CJO gekomen, vertelt Naftaniel nog. “Als je die naast elkaar legt, dan zijn ze niet identiek. Er waren echter nog een aantal open gebleven punten waaronder de erfpacht. Daar wordt nu aan gewerkt in onder andere Amsterdam en Den Haag.”

Shell en Iran
Jaren later kruiste Naftaniel nogmaals de degens met Kok. “Hij was toen bestuurscommissaris van Shell en ik was toen vicevoorzitter van het Nederlands Iran-comité. Wij waren erg kritisch op de rol van Shell in Iran en hebben toen de aandeelhoudersvergadering van het bedrijf bijgewoond. Daar hebben we ten overstaan van alle aandeelhouders kritische vragen gesteld. Dat was natuurlijk heel erg vervelend voor de Raad van Commissarissen.” Naftaniel en de zijnen maakten een punt over het ontwikkelen van nieuwe olie- en gasbronnen samen met het mullah-regime. “Kok was in het bestuur verantwoordelijk voor de ethische kwesties en was onaangenaam verrast. Hij gaf niet thuis en gaf ook geen duidelijke antwoorden op onze vragen. Uiteindelijk hebben leden van de Amerikaanse senaat gedreigd dat Shell in de VS kon stoppen als het bedrijf zou doorgaan in Iran.” In deze zaak vond Naftaniel Kok niet begripvol. “Hij was echt geïrriteerd. Misschien ook wel van: daar heb je die Naftaniel weer. Ik vond dat niet OK.” Toen hij premier was nam hij stelling tegen hoge salarissen van grote bedrijven, terwijl hij daarna zelf commissaris werd bij Shell en de ING Bank, benadrukt Naftaniel. “Kok verdedigde de belangen van het bedrijf en wij moesten afdwingen dat dit omdraaide. Toch was het een man die heel veel betekend heeft voor Nederland. Hij was een verbindende figuur en haalde ons land uit het economische slop. Ondanks de problematiek van de Joodse tegoeden had hij toch ook duidelijk belangstelling voor het wel en wee van de Joodse gemeenschap.”

Categorie:

Home » Achtergrond » Ronny Naftaniel: ‘Kok gaf ons juist wél een hand’