Niets aan het toeval overgelaten – gastcolumn Philip Menco

Foto: M. van den Brink

In Nijmegen werden op 10 april de allereerste Stolpersteine gelegd, ook vier voor mijn familie’s laatste huis. Dat was uiteraard een emotioneel moment en een soort afronding van een zoektocht naar de oorlogsgeschiedenis van mijn vaders ouders, zijn broertje en hemzelf. Bijna had ik deze steenlegging zelfs gemist, want tot juli vorig jaar wist ik eigenlijk nauwelijks iets over het leven van mijn vader voor 1950. Hij overleed namelijk al in 1970 en had mij als kind maar weinig verteld over die jaren. Zo wist ik alleen dat hij in Nijmegen ondergedoken zat na als achttienjarige uit Westerbork te zijn ontsnapt. Als enige van zijn grote familie op een neef na had hij zo de oorlog overleefd.

Dat mijn vader ook voor de oorlog in Nijmegen woonde, wist ik niet. De zoektocht verliep als het vallen van dominostenen: de ene informatie bracht de volgende voort. Daarbij hebben vooral twee Nijmeegse heren die al jaren onderzoek doen naar de Joodse oorlogsgeschiedenis van de stad een schat aan wetenswaardigheden boven water gehaald. Soms overrompelde dat stuwmeer, maar ik ben ze enorm dankbaar.

Op 17 november 1942 maakte de grote razzia van Nijmegen een eind aan de vooroorlogse Joodse geschiedenis van die stad, een plaats met toen 80.000 inwoners waarvan een kleine vijfhonderd Joods. Slechts een handjevol keerde terug.

Het comité dat de steenlegging had georganiseerd koos voor vier plekken in de binnenstad van gewone burgers en dus uitdrukkelijk niet voor plaatselijke notabelen of rabbijn Salomons. De selectie van de gezinnen voor wier huis een Stolperstein zou komen te liggen, had een hoog pragmatisch gehalte: lekker dicht bij elkaar op een paar minuten loopafstand in een drukke winkelstraat, de Stikke Hezelstraat en het verlengde daarvan, de Lange Hezelstraat.  Dat maakte een eerder geplande legging in november 2021 ook onmogelijk. Want met alle coronabeperkingen kan je geen 150 mensen achter dranghekken zetten.

Het organisatiecomité had niets aan het toeval overgelaten. Reeds vorig jaar waren de stenen in Kleve bij Günter Demnig opgehaald. Uit die plaats kwam ook de violist die de leggingen, gedaan door twee professionele stratenmakers, muzikaal omlijstte. Burgermeester Hubert Bruls, wie kent hem niet, hield een toespraak en liep verder mee tijdens de hele ceremonie. Rabbijn Mendel Levine van Nijmegen declameerde het kaddisj bij de eerste stenen nadat hij zich had vergewist van een minjan. En bij drie leggingen spraken nabestaanden, waaronder ik, een persoonlijk en emotioneel woord. Zij memoreerden kort het trieste verhaal van hun familie, van wie er zo weinigen aan de gaskamers wisten te ontsnappen. Toespraakjes en muziek zorgden voor een geladen sfeer, waarbij het rijkelijk toegestroomde publiek muisstil toehoorde. De doden kregen een gezicht en bleken gewone mensen wier leven alleen maar werd vernietigd omdat ze toevallig Joods waren. 

En dat is ook precies waarom die stenen en het Namenmonument in Amsterdam tachtig jaar na de oorlog nog steeds zin hebben. In de Joodse traditie geldt: je bent pas vergeten als niemand je naam meer noemt. Zolang wij leven, zullen zij leven. Moge hun ziel gebundeld worden in de bundel van het eeuwige leven!

Philip Menco is onafhankelijk beleggingsstrateeg en bestuurslid van diverse stichtingen, waaronder Joods educatief centrum Crescas, Sja’ar, Gan Hasjalom, Vrienden van het Juda Palache Instituut.

Categorie: |

Home » Nieuws » Niets aan het toeval overgelaten – gastcolumn Philip Menco