Nuances en oogkleppen – column Judith Zilversmit

Judith Zilversmit (M. De Groot)
Judith Zilversmit (M. De Groot)

‘Beeld van Jodentransport vanuit Westerbork klopt niet’, kopte RTV Drenthe boven een artikel over Jodentransporten uit Nederland. Volgens voormalig Westerbork-directeur Dirk Mulder is het gangbare beeld van deportaties – dat die vanuit Kamp Westerbork voornamelijk in veewagons plaatsvonden – niet correct. Recent onderzoek toont aan dat Joden veelal in gewone passagierstreinen hun dood tegemoet gingen. Die conclusie trekt Mulder in zijn nieuwe boek Buitengewone transporten, over het afvoeren van de Nederlandse Joden in de Tweede Wereldoorlog. 

Volgens Holocaust-onderzoeker en NIOD-medewerker Laurien Vastenhout is het beeld dat Joden met veewagens naar de vernietigingskampen werden gebracht algemeen geworden door de invloed van films over de Holocaust en door het iconische beeld van het Sinti-meisje Settela Steinbach tussen de wagondeuren bij haar vertrek uit Westerbork. Het was volgens Vastenhout overigens al bekend dat de Duitsers vooral passagierstreinen gebruikten. Maar nog veel belangrijker: dit ‘inzicht’ doet niets af aan het feit dat de Joden naar de vernietigingskampen werden gebracht, en dat slechts 5000 van de 107.000 uit Nederland gedeporteerde Joden de kampen hebben overleefd. 

De wijze waarop dit bericht werd gepresenteerd stemde me onrustig, en niet alleen omdat veel landelijke media het zonder meer over namen. Natuurlijk – het is te allen tijde goed om bij de feiten te blijven, maar de nuance is ook dan onontbeerlijk. Juist in deze tijd, waarin antisemitische complottheorieën en Holocaustontkenners weer overal opduiken, moet geen beeld worden gewekt dat het wel meeviel. ‘Beeld van Jodentransport uit Westerbork klopt niet’ is een kop die duistere types al snel doorsluizen als het bewijs dat de Holocaust een verzinsel is. De koppenmaker had beter kunnen kiezen voor een neutrale kop, in de sfeer van: ‘Nieuwe visie op Jodentransporten uit Westerbork’.

Voor de goede orde: ik ben een voorstander van de gewoonte om zelf op zoek te gaan naar hoe het zit, en te checken of jouw verhaal in je hoofd nog klopt met wat je kan achterhalen en zien. Ik dacht hier ook aan toen ik in het Joods Museum de tentoonstelling A Place of Our Own zag. In deze tentoonstelling draait het om de levens van vier studentes in Tel Aviv, allen Palestijns én Israëlisch staatsburger. 

De Israëlische fotograaf Iris Hassid woont in de universiteitsbuurt van Tel Aviv. Het viel haar op dat het aantal Arabisch sprekende studentes snel groeide. Maar het beeld dat zij uit de media kende van Arabische vrouwen in Israël kwam niet overeen met wat ze zag. Voor de fotograaf ontstond een behoefte dit uit te zoeken. Wie zijn die vrouwen? Wat doen ze in Tel Aviv? Hoe ziet hun leven eruit?

Ze besloot deze vrouwen te portretteren en zes jaar lang te volgen.  De foto’s en citaten in de tentoonstelling tonen het dagelijks leven van de jonge studentes die vanuit Nazareth of Kafr Kanna naar Tel Aviv zijn verhuisd om daar hun opleiding te volgen.  Het levert een persoonlijk beeld op van het leven van deze vrouwen. De foto’s weerspiegelen de complexiteit van hun dagelijkse bestaan als Palestijnse- Israëlische studenten in Tel Aviv. En de foto’s tonen hen vooral ook als ambitieuze burgers in de Israëlische samenleving. Een beeld dat ik zelf niet kende. 

Toen ik de vrouwen en de fotograaf sprak voor een bijeenkomst in het Joods Museum, was ik oprecht verrast: niet alleen door hun open houding, maar ook hoe ze een nieuwe generatie vertegenwoordigen die graag samen willen leven. “Ik wil een Israëlische Palestijnse genoemd worden, of een Israëlische met Palestijnse roots; ik wil erbij horen en iets nieuws opbouwen. … – ik wil gewoon een persoon zijn zonder labels.”

Ook hier geldt: het is een verhaal dat we misschien liever niet hadden willen horen, omdat deze vrouwen zich nog altijd niet thuis voelen in Tel Aviv. Maar doordat er een vriendschap groeide tussen de Israëlische fotograaf en de Israëlisch-Palestijnse vrouwen ontstond er ruimte voor hun verhaal. Overigens vertellen de beelden niet alleen de complexiteit van het leven in Israël. Ik zag vooral de menselijke, universele kant: studentes die jonge vrouwen worden en voor carrière- en liefdeskeuzes komen te staan, iets waar we allemaal mee te maken hebben (of hebben gehad). Ik zag ook een verlangen om overal bij te horen, en als een project over empowerment van vrouwen op een leeftijd dat je vrienden je familie zijn.

In het museum realiseerde ik me weer eens dat betrokkenheid begint met begrip. Open staan voor hoe de werkelijkheid van de ander eruit ziet. Maar daarvoor moet je wel eerst je oogkleppen afdoen en luisteren.

Lees ook:
De troost zit in het weten – column Judith Zilversmit

‘Afgelopen week was ik aanwezig bij twee culturele evenementen die verbonden zijn met het Jodendom. Als een soort vlaag werd ik ernaartoe getrokken. Het begon vorige week met de tentoonstelling in het Joods Museum: Every Picture Tells a Story – Fotoschatten uit eigen collectie. De fotocollectie van het Joods Museum is met  70.000 foto’s het rijkste beeld­archief over het Joodse leven in Nederland…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Nuances en oogkleppen – column Judith Zilversmit