‘We laten dappere mensen zien in het Verzetsmuseum’ – gastcolumn Liesbeth van der Horst

Beeld: J.C. van Zijp

De Joodse zakenman Walter Süskind  wist als hoofd van de Hollandsche Schouwburg vele honderden Joden te redden. Toch dook hij zelf niet onder. In het voorwoord van het boek bij onze tentoonstelling ‘Dag pap, tot morgen’ uit 2005 noemde ik Süskind een held. Een held leeft voor een ideaal en geeft daar soms zijn leven voor. En daar kunnen wij ons aan optrekken; een voorbeeld aan nemen. Kijk, zo kan het ook! Het verzet kende vele helden. Onderduikers en hun nabestaanden, die hun leven aan hen te danken hebben, eren hun redders als hun held. Ik ben de laatste om ze dat te verbieden.

In het onlangs geopende, vernieuwde Verzetsmuseum Amsterdam hebben wij het beleid van de oprichters uit het verzet voortgezet. Zoals Trouw mij citeerde: ‘Wij willen niet heroïseren, wij willen juist de menselijke kanten laten zien’. Eén van de oprichters zei in 1985: Wij hebben geen enkele behoefte aan heldenverering. Niet dat we aan heldhaftige daden iets af willen doen, maar ons streven is in dit museum de gebeurtenissen te ontmythologiseren. (…) Het verzet was vaak heel prozaïsch. Je deed iets of liet het na, en dat had gevolgen. Mensen kwamen in vele gevallen zo maar in dat verzet terecht.”

Sinds ik eind 1988, pas afgestudeerd, als vrijwilliger in het Verzetsmuseum ging werken, was ik onder de indruk van de mensen uit het verzet. Zij hadden hun leven gewaagd en waren in actie gekomen, maar ze waren ook heel no-nonsense. Ze voelden zich geen helden, en wilden ook niet dat wij jongeren ze als helden zagen. Zij verwachtten van ons dat wij de geschiedenis in zijn nuances zouden laten zien en onze ogen niet zouden sluiten voor complexe en minder positieve aspecten. Sommige vormen van verzet waren klein of eenmalig, of ze waren – zoals het plegen van liquidaties – omstreden binnen het verzet. Ook liepen collaboratie en verzet soms door elkaar heen. Politieagenten die enerzijds collaboreerden, hielpen het verzet door weg te kijken en te waarschuwen. Mensen die voor de Duitsers werkten, regelden soms dingen voor het verzet.

Wij als Verzetsmuseum vertellen de verhalen over moeilijke keuze’s en dilemma’s en zijn niet diegene die bepalen wie al dan niet een held is. Bezoekers mogen dat uiteraard wel. Onze vroegere bestuursvoorzitter Hans Blom schreef in NRC dat het benoemen van helden een zinvolle functie kan hebben voor het heden, maar doorgaans niet helpt voor de verklaring van wat er in oorlog gebeurde. Als Verzetsmuseum hebben we ook een educatieve taak; we willen inzicht geven, niemand op een voetstuk plaatsen en de geschiedenis niet mooier voorstellen dan ze was.

Door een misverstand bij sommige krantenkoppenmakers is het idee gaan circuleren dat het Verzetsmuseum het woord held wil uitbannen. Op de sociale media wordt ons verweten dat we ons bemoeien met wie of wat helden zijn. Dat doen we juist niet. Wel laten we dappere mensen zien. Door de hele tentoonstelling komt terug – ook aan de hand van enkele portretten van daders – dat men was overgeleverd aan een beangstigende willekeur en – soms om vrijwel niets – werd opgepakt, gevangen gezet en geëxecuteerd. Dat doen we om te laten zien hoe moedig verzetswerk was, en ook om inzicht te geven in het belang van onze rechtsstaat en democratie. Dat is onze missie.

In Elsevier schreef chef Cultuur Joppe Gloerich dat het tonen van heldendaden beter werkt dan het benoemen ervan. En hij schreef: “Wie na het bezoeken van het museum nog denkt dat het Verzetsmuseum helden van zijn voetstuk wil trekken, heeft niet opgelet.” Kom vooral kijken en oordeel zelf.

Liesbeth van der Horst is directeur van Verzetsmuseum Amsterdam

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘We laten dappere mensen zien in het Verzetsmuseum’ – gastcolumn Liesbeth van der Horst