‘Albert Speer wist ook Harry Mulisch om de tuin te leiden’ – boekrecensie

Speer
Thomas Rap

Een oorlog biedt een prachtmogelijkheid tot een snelle carrière en snelle verrijking. Daar zijn natuurlijk genoeg voorbeelden van, maar iemand die na een (verloren) oorlog carrière blijft maken én zich blijft verrijken, komt weinig voor.

In dit geval is het Albert Speer, vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog bouwmeester en minister van Bewapening van het Derde Rijk, en na de Tweede Wereldoorlog een gevierde ‘goede nazi’. Hij stond met meer dan twintig andere nazi-kopstukken terecht in Neurenberg en kwam er met twintig jaar gevangenisstraf genadig vanaf. In de periode tussen zijn arrestatie in april 1945 en het tribunaal was hij al uiterst behulpzaam geweest bij zijn verhoren. Hij legde bereidwillig uit hoe de Duitse economie in de oorlog had gefunctioneerd en zette zichzelf neer als efficiënte bureaucraat. Tijdens het proces ging hij verder en bekende hij medeverantwoordelijk te zijn aan de nazi-misdaden, in tegenstelling tot zijn medeaangeklaagden. Maar volgens eigen zeggen was hij eigenlijk een kunstenaar, net als Hitler, en was hij uitsluitend gericht geweest op de architectonische wonderen die hij in het Duizendjarig Rijk zou mogen uitvoeren. Over zijn eventuele kennis van Auschwitz, en dus de Holocaust, had hij een fraaie verklaring gevonden: “Als ik het had gewild, was ik er ook achter gekomen. Maar ik sloot mij ervoor af.”
Niet alleen hijzelf, maar ook talloze naoorlogse prominente historici, televisiemakers en schrijvers geloofde in dat steeds herhaalde mantra. Zijn faam startte, toen zijn dagboekfragmenten uit zijn gevangenistijd in 1969 in boekvorm werden uitgegeven als Erinnerungen. Hij was drie jaar eerder vervroegd vrijgelaten en het materiaal voor zijn boek was de voorafgaande jaren met behulp van vrienden en corrupte bewakers de gevangenis uit gesmokkeld. Vanaf zijn vrijlating tot zijn dood in 1981 zou Speer zijn uiterste best blijven doen als ‘goede nazi’ bekend te worden en te blijven. Talloze uitgevers, auteurs en televisieproducenten waren meer dan welkom bij hem en hij besteedde vele uren en vaak dagen om hen te masseren. Of het nu wetenschappelijk of populair was; Speer ging ervoor. Zo ook in 1971 in de Amerikaanse Playboy, waarin een zeer uitgebreid vragengesprek stond. Hij was ook zeer behendig in het steeds lelijker afschilderen van zijn alte Kameraden, die toch niets terug konden zeggen omdat ze zelfmoord hadden gepleegd (Hitler, Goebbels en Goering) of waren opgehangen. Dat ging er bij het grote publiek in als koek; dat derde Rijk was het summum van slechtheid geweest en wie kon dat beter vertellen dan één van de weinigen die tot inkeer was gekomen. Er waren natuurlijk voormalige nazi’s die boos waren over het ‘verraad’ van Speer, maar dat maakte zijn positie alleen maar sterker. Na het verschijnen van de Engelse vertaling werd hij in het Verenigd Koninkrijk een gevierd spreker en na de publicatie van Spandauer Tagebücher in 1975 kon hij nergens meer stuk. Natuurlijk waren er historici, en voormalige gevangenen, die wel degelijk de zeer zwarte kanten van Speer belichtten, maar het bleef een minderheid.

Oordeel
De Duitse historicus Magnus Brechtken fileert op knappe wijze al diegenen die door middel van de ‘goede’ Speer goede sier probeerden te maken. Vooral de befaamde Duitse historicus Joachim Fest moet het ontgelden; het hoofdstuk aan hem geweid heet ‘Moedwillige onwetendheid’. Maar ook Harry Mulisch krijgt in vijf pagina’s de wind van voren; ‘De Speer van Mulisch is nagenoeg volledig geportretteerd volgens de verzinsels die Speer over zichzelf de wereld in heeft geholpen.’(p. 510). Ik noem de pagina maar, omdat Mulisch ontbreekt in het uitgebreide namenregister.

Deze recensie werd geschreven door David Barnouw

Titel: Albert Speer. Een Duitse carrière.
Auteur: Magnus Brechtken
Uitgeverij: Thomas Rap
ISBN: 978 9400 40 5653
Prijs: 49,99 euro

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Albert Speer wist ook Harry Mulisch om de tuin te leiden’ – boekrecensie