Bijzondere roman over de dubbelzinnigheid van identiteit – boekrecensie

Ambo|Anthos

Sommige debuutromans voelen helemaal niet aan als een debuut, maar veel meer als het werk van iemand die eigenlijk altijd al schrijver was, maar pas later het besluit heeft genomen om ook echt gaan schrijven. Dat gevoel kreeg ik bij Viktor van Judith Fanto, een bijzonder mooie, ontroerende en gedragen roman. In een vloeiende schrijfstijl vertelt ze het verhaal van Geertje van den Berg, rechtenstudent in Nijmegen midden jaren negentig en Viktor Rosenbaum, een soms studerend maar meestal vrouwenversierende jongeman die zijn plek in vooroorlogs Wenen probeert te vinden. Afwisselend lezen we over Geertje’s zoektocht naar een antwoord op de vraag wat Joods-zijn en Jodendom voor haar betekent, en over de avonturen van Viktor, die zich uiteindelijk moedig opwerpt als een soort een onverschrokken beschermengel van zijn familie in aanloop naar de inlijving van Oostenrijk door nazi-Duitsland in 1938.

Joods-zijn
In een interview op deze website merkt Fanto op dat Viktor over familie gaat, maar je hoeft een schrijver niet altijd op zijn of haar woord te geloven. Deze roman las ik vooral als een historisch geladen verhaal over identiteit, zowel de individuele als de collectieve beleving daarvan. In de eerste plaats over wat het betekent Joods te zijn, hoe het (tragische Europese) verleden daarin doorwerkt  en hoe de blik van de ander misschien wel belangrijker kan zijn dan je zelfbeeld.

Voor Geertje is haar Joods-zijn bepalend maar tegelijkertijd raadselachtig. Ze weet dat ze Joods is, maar weet ze niet wat het betekent. ‘Mijn Joodse bewustzijn bestond vooral uit het vage besef dat wij een ondoorgrondelijk geheim met ons meedroegen, dat ook mij aankleefde, als een ondoorzichtige geboorteafwijking, een extra tekortkoming naast al mijn tekortkomingen,’ laat Fanto laat haar zeggen. Het is een voldongen maar nooit toegelicht en steeds dubbelzinnig feit.

Ze zal er zelf achter moeten komen wat het betekent. Haar familie rept er namelijk met geen woord over. Deels komt dat voort uit schaamt, of in de woorden van Fanto: ‘een mengeling van existentiële angst, grondige afkeer en diepe schaamte’. In het geval van de moeder van Geertje, gaat die zelfs gepaard met zichtbaar fysiek ongemak. Als Geertje haar vader Joods noemt geldt dat als ‘een directe belediging’. En haar grootmoeder verzucht ergens: “Ach kind, als je maar niet te Joods gaat doen.” Het Joods-zijn, zo lijkt de norm in de familie, mag je aan niets merken, behalve misschien aan wat er gegeten wordt. Dan lijkt er plots ruimte voor identiteit, alsof het een soort vluchtplaats is voor ‘het laatste restje Joods zelfbewustzijn’. In eten – niet ‘voedsel’! – wordt de Joodse identiteit ‘gematerialiseerd’, letterlijk vleesgeworden, zonder dat het als zodanig benoemd hoeft te worden.

Namen
De Britse, en Joodse, ideeënhistoricus Isaiah Berlin zei eens dat zijn Joods-zijn was als het hebben van twee handen en twee voeten: volkomen natuurlijk. Joods-zijn voor Geertje is dat helemaal niet. Voor Viktor is het door de loop van de geschiedenis steeds meer een (harde) dagelijkse realiteit. Geertje wil het ontdekken, en wordt lid van de Nederlands Israëlitische Gemeente Nijmegen. Viktor moet het beschermen in een tijd dat die kant van zijn identiteit simpelweg onder vuur ligt. Fanto weet dat voor beiden geloofwaardig op te schrijven.

In hun Joods-zijn spelen de namen van beiden hoofdpersonen daarin een bepalende rol. Als Viktor’s broer Ernst de psychiater Richard Nepallek bezoekt, merkt de laatste op: “Onze naam is een determinerende kracht in ons leven.” De naam Viktor betekent: overwinnaar, victorie, zegt hij. Ernst, vervolgt Nepallek, in combinatie met de achternaam Rosenbaum is een soort combinatie tussen ‘plechtstatige gewichtigheid’ en ‘zorgeloze gelukzaligheid’.

Voor Geertje is haar naam een soort schuilnaam. Totaal niet passend. Ze verandert het in Judith; een autobiografisch element, de auteur heeft hetzelfde gedaan. Op de vraag van een vriendin waarom ze niet van haar naam houdt, laat Fanto haar denken: ‘Omdat mijn naam me verhindert mijn werkelijke zelf aan de wereld te openbaren. Geertje heet wel zo, maar ze is geen ‘Geertje’. Met Judith kiest ze niet voor een andere identiteit – als dat al mogelijk is – maar voor het bij elkaar brengen van haar zelfbeeld – ‘ik ben geen Geertje’ – en de associaties die anderen zouden kunnen hebben bij haar naam. Judith is natuurlijk niet zomaar een andere naam. Het betekent immers ‘vrouw van Judea’: Yehudit of Y’hudit.

Historische achtergrond
Viktor is een historische roman, uiteraard heel expliciet in de hoofdstukken over Viktor zelf. Zo haalt Fanto geregeld de moeilijke, dubbelzinnige relatie aan tussen het Jodendom en Christendom. In aanloop naar en na de Anschluss verwijst Fanto bijvoorbeeld naar aartsbisschop van Wenen Theodor Innitzer, die enerzijds in 1938 beviel dat alle kerken de swastikavlag moesten uithangen en zich anderzijds uitsprak tegen antisemitisme. Of naar de katholieke kanselier Kurt Schuschnigg van Vaterländische Front, die zich enerzijds verzette tegen de Anschluss, maar anderzijds een openlijk fascistische partij leidde die flirtte met antisemitisme.

Tegen de achtergrond van de doop als ‘kans’ om in het maatschappelijk leven te kunnen blijven deelnemen nadat Oostenrijk door de nazi’s is ingelijfd, snijdt Fanto opnieuw de vraag naar de Joodse identiteit aan. Ernst Rosenbaum bekeert zich tot het katholicisme, omdat het Jodendom voor hem geen rol van betekenis heeft. Hij wil wetenschapper blijven en als hij daarvoor katholiek moet worden, dan moet dat maar. Het slapende deel van zijn identiteit geeft hij graag op voor het actieve deel, al is de wrangheid ervan in het Europa van de jaren dertig natuurlijk evident. Fanto slaagt erin die periode historisch expliciet te maken, zonder te vervallen in droge geschiedenis.

Sjoa
Via Judith, Geertje, komt onvermijdelijk de Sjoa aan bod. Heel direct ook, via een themamiddag in een Nijmeegse sjoel met als centrale vraag: ‘Van wie is de Sjoa?’ Fanto lijkt via Judith bijna hardop te reflecteren op de vraag of de volgende generatie ook moet leven met de Sjoa ‘nadrukkelijk in het achterhoofd’. Voor Judith lijkt de Sjoa, of in ieder geval het leed van haar familie, in ieder geval een manier om zich met hen te identificeren maar vooral om dichterbij haar familie te komen. “Anders voel ik me nog meer een buitenstaander. Ik bungel toch al zo’n beetje aan de rand van de familie,” laat Fanto Judith zeggen.

Fanto laat Judith vervolgens de boeiende zin uitspreken dat ze het gevoel heeft ‘dat mijn familieleden zich de Sjoa niet echt toe-eigenen. Daardoor heb ik inderdaad misschien een beetje de neiging dat voor hen te doen’. Daarmee maakt ze het een kwestie van identiteit en vooral een poging om niet alleen ingebed te worden in het Jodendom van nu maar ook het Jodendom als historische erfenis. Ze is op zoek naar ‘een nieuw gezin’, maar elders laat Fanto een vriendin van Judith scherp opmerken: “Door identificatie vervagen de grenzen met de ander. Waardoor jij weer niet de mogelijkheid krijgt je van je familie af te bewegen.”

Met Viktor heeft Fanto heel veel samen weten te bundelen, waarbij ze soms zinnen opschrijft die, als het non-fictie was geweest, schreeuwen om hele alinea’s. De roman heeft daardoor ook iets pedagogisch. Viktor en Judith volgend, wordt ook de lezer geconfronteerd met de altijd dubbelzinnige ‘zijns-vraag’ – tot en met die van de betekenis van namen. Een vervolg op dit debuut kan eigenlijk niet uitblijven.

Titel: Viktor
Auteur: Judith Fanto
Uitgeverij: Ambo|Anthos
ISBN: 9789026350764
Prijs: 24,95 euro

Categorie: |

Home » Nieuws » Bijzondere roman over de dubbelzinnigheid van identiteit – boekrecensie