De drang naar moeders – column Tomer Pawlicki

Tomer Pawlicki
FB

‘Een week geleden was ik aanwezig bij de nieuwjaarsreceptie van burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam. Tussen het opera en ballet door hield hij zijn nieuwjaarstoespraak. Hij maakte zich daarin sterk tegen het populisme. Pleitte om niet door angst besmet te worden. Niet te laten leiden door lege woorden zoals die van Wilders. Maar door vertrouwen en steun te zoeken en te vinden bij elkaar. De ‘zwijgende meerderheid’ doopte hij om tot constructieve meerderheid, mensen die niet zoveel van zich laten horen maar er natuurlijk wel allemaal zijn. Het was een respectabele oproep.

Daar, tussen de genodigden, die er natuurlijk allemaal wat van vonden, moest ik denken aan de populisten. Met hun drang naar “vroeger was alles beter” en “laten we Nederland terugveroveren”. En aan de kiezers, die zich laten besmetten met angst en daarom kiezen voor een charismatische leider die belooft hun angst weg te nemen. En ook dacht ik aan het handjevol Joodse kiezers dat valt voor Wilders en zijn senator Gidi Markuszower (hij staat op plek vier van de PVV-kandidatenlijst voor de komende Tweede Kamerverkiezingen). Daar, op de receptie, begon ik het ineens allemaal te begrijpen. Hoe kan ik het al die tijd niet hebben gezien?

Twee weken geleden liep ik door de binnenstad van Amsterdam. In een winkelvitrine zag ik een pet met het clublogo van de Chicago Bulls. Er overkwam me een gevoel van nostalgie. Die pet droeg ik als tienjarig jochie namelijk geregeld. Althans, voordat het ding gestolen werd door een ander jochie op zomerkamp. Maar daar gaat dit verhaal niet over. Bij het zien van die cap voelde ik me weer een jongetje van tien. En door die emotie had ik het gevoel dat alles weer binnen mijn handbereik lag, net als de tienjarige jongen van toen. De bescherming van mijn omgeving. Mijn vader die me naar school brengt. Mijn moeder die me troost kan geven en voor me kan zorgen. Ik wilde weer terug naar vroeger.

Dat gevoel dat ik kreeg dus toen ik die pet zag van de Chicago Bulls. Hoe ik in één keer ineens weer een jongen van tien was. Hoe ik plotseling weer even voelde hoe het was om mijn angst te laten sussen door mijn moeder. En om me één seconde daarna te realiseren dat dit gevoel voor altijd weg is. Vroeger voelde het misschien wel beter, maar vroeger was ik ook naïever. Kon ik me laten sussen. Nu is dat niet meer mogelijk. Omdat ik besef dat die angst in mezelf zit en door niemand op te lossen valt; behalve door mezelf. Maar ik snap het nu wel. We verlangen allemaal weer naar de moeder die we vroeger hebben gehad. Naar iemand die ons gerust kan stellen en ons ziet. We willen gezien worden.

Omdat politiek eigenlijk een populariteitswedstrijd is heb ik een voorstel. Misschien dat het helpt als alle politieke leiders zich zouden verkleden als moeders. En om, in plaats van valse beloftes te doen, ons te sussen. Een aai over het hoofd te geven. Af en toe streng toe te spreken. Ons gerust te stellen dat het allemaal niet zo erg is. Bevestigen dat het wel goed komt. En ons daarna vooral aansporen om weer gezellig mee te doen. Niet gemeen te zijn naar elkaar. Samen te spelen. Dat soort dingen.

Natuurlijk gaan de politici dat nooit doen. Maar het zou wél leuk zijn. Gewoon. Om een beetje de spot te drijven met onze angst. Want laten we eerlijk wezen: hoe vaak is die angst die we als kinderen in Nederland ervoeren werkelijk levensbedreigend geweest?

Als we allemaal die moeder weer even in ons hoofd laten praten, dan kunnen we het echt wel weer relativeren.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » De drang naar moeders – column Tomer Pawlicki