‘De Fikser blijft een ongeëvenaard meesterwerk’ – boekrecensie

Meulenhoff

Ongeëvenaard meesterwerk van Bernard Malamud opnieuw uitgegeven.

‘De mensen bekommeren zich vandaag de dag veel minder om hun medemensen dan vroeger. De vroomheid neemt af in de wereld en vriendelijkheid is zeldzaam. Heel zeldzaam zelfs’ – quote uit het begin van de vorige eeuw –

Iedereen zal bekend zijn met de uitdrukking: ‘Hij fikst dat klusje wel eventjes’. Het gaat dus over een persoon die zijn hand er bij wijze van spreken niet voor omdraait om een karweitje te klaren. De vertalers van het boek – M. en L. Coutinho – hebben met ‘fikser’ een nieuw zelfstandig naamwoord gecreëerd. Want in tegenstelling tot bijvoorbeeld bakken – de bakker, smeden – de smid, of voetballen – de voetballer, bestaat in onze taal geen fikser als zelfstandig naamwoord. Dit wordt althans niet in een woordenboek vermeld.

Er is ook iets bijzonders met de (Engelstalige) titel The Fixer, want het blijkt dat minstens drie andere auteurs dezelfde naam hebben gebruikt, te weten; Joe Sacco (2003) Jennifer Lynn Barnes (2015) en Joseph Finder (2016).

Op zoek naar geluk
Jacov Bok, de protagonist in deze roman, noemt zichzelf fikser omdat hij leeft van het repareren van zowat alles. De handige, beslist intelligente, maar ook desolate Jacov, wordt door Malamud geschetst als een lange zenuwachtige man met grote oren, vlekkerige handen, een brede rug en een gekweld gezicht. Hij draagt ruimvallende kleren, heeft een pet op en: ‘Zijn neus was soms Joods, soms niet’.

Jacov verlaat zijn Shtetl (dorpje) met paard en wagen nadat zijn trouwloze en onvruchtbare vrouw Raisel hem heeft verlaten. Naar Kiev wil hij gaan om daar zijn geluk te zoeken. Kiev, de stad met wijken die begin vorige eeuw nog verboden terrein voor Joden waren! Zijn vriend Sjmoel waarschuwt hem dat Kiev een gevaarlijke stad is: ‘Vol kerken en antisemitisme’.
Met zijn paard, dat meer dood dan levend is, wil hij toch naar Kiev om daar zijn geluk te zoeken. Met de verkoop van het nagenoeg dode paard betaalt hij de veerman, die hem over de Dnjepr zet. Jacov gaat nu als niet-Jood door het leven.’

‘Ik ben Let’, zei Jacov. De veerman vertrouwt hem nu toe: ‘Een Jood is een duivel – dat weet iedereen – en als je d’r ooit eentje z’n stinkende laarzen ziet uittrekken, zal je een gespleten hoef te zien krijgen (…) Ik weet het want, de Heer is mijn getuige, ik heb er een gezien met mijn eigen ogen’. En even verder: ‘Hij {de veerman} liet zijn roeispaan zakken en bekruiste zich. Jacov voelde een neiging hetzelfde te doen. De zak met zijn gebedskleed en gebedsriemen viel met een plons in de Dnjepr en zonk als lood’. O symboliek.
Jacov vervolgt zijn armzalige, kansloze levenspad. Een doelloze zoektocht naar geluk, dat hij in Kiev zeker niet zal vinden.

De Jood als niet-Jood
Op een dag vindt hij een man die stomdronken in de sneeuw ligt. Stomdronken, een stereotype beeld dat we ook van het hedendaagse leven in Rusland kennen. Jacov Bok, die een hart van goud heeft, brengt de bezopen kerel naar diens huis, waar hij later als tegenprestatie enkele kamers mag opknappen om in zijn levensonderhoud te voorzien. De opdrachtgever, Nikolaj Maximovitsj, blijkt lid van de beruchte ‘Zwarte Honderd’, een club fanatieke antisemieten met in hun embleem de tsaristische tweekoppige adelaar.
Om problemen te voorkomen verzwijgt de fikser sinds hij onder niet-Joden verkeert wijselijk zijn Joodse achtergrond en gebruikt hij de Russische (schuil)naam Jacov Ivanovitsj.
Hij krijgt via Maximovitsj een baan aangeboden als controleur van een steenfabriek, een herenbaan in nota bene een stadswijk waar Joden niet mogen wonen: ‘Is dat een risico of een kans?’ De fikser heeft geen keus en accepteert de betrekking, waar hij zich verdienstelijk en integer zal manifesteren.

Gemeenschappelijke vijand
Maar lang zal dit niet duren, want het leven van Jacov krijgt al snel een dramatische wending: hij wordt beschuldigd van de dood van een dertienjarige jongen die hij van het fabrieksterrein heeft verjaagd. De knaap had ook een rabbijn aangevallen, een Jood, dus was dat geen zonde. Jacov neemt de rabbijn mee naar huis, waar hij hem verpleegt.

De moord is weliswaar niet door Jacov gepleegd, maar barbertje moet hangen. Want voor de overheid – lees: de Russisch-orthodoxe kerk – is deze Jood vanzelfsprekend de moordenaar, aangezien er hier evidente kenmerken van een Joods-religieuze samenzwering zijn. Volgens het aloude gruwelsprookje zou het bloed van de omgebrachte jongen bij de paasviering (Pesach) zijn gebruikt om matzes van te bakken, zoals eeuwenlang door de Joodse godslasteraars met het bloed van jonge christenjongens werd gedaan.

Interessant is dat de advocaat van Jacov, zich in de problematiek van het christenbloed voor de bereiding van matzes heeft verdiept: ‘Hij [de advocaat] weet bijvoorbeeld ook dat enkele rooms-katholieke pausen, onder wie een Innoncentius, een Gregorius en een Clemens (…) bepaalde verboden hebben uitgevaardigd tegen deze beschuldiging. Ik meen dat een van hen het ‘een ongegrond en zondig verzinsel noemde.’
Die ‘feiten’ staan voor de Russen, geïndoctrineerd door de ijverige Russisch-orthodoxe kerk, echter onwrikbaar vast. Aldus leidde het spoor naar de fikser, die als Jood al eerder was ‘ontmaskerd’. Jacov Bok is gearresteerd, gevangengezet, en wacht onder vernederende omstandigheden zijn rechtszaak af, een procedure waarvan het vonnis al vaststaat.
Tijdens zijn gevangenschap denkt hij na over de menselijke natuur en zijn eigen jammerlijk verkwanselde leven in het bijzonder. Hij vergeeft in een van zijn monoloques interieur zijn ex-vrouw Raisel, die hem destijds verliet. Deze intelligent verwoorde absolutie is van grote symbolische waarde in Boks’ ontwikkeling als Mensch.

Het grote falen
Eindelijk komt de zaak voor. Via de verdediging van Jacovs’ advocaat Groebesjov, krijgt het arrest tegen Jacov – ergo; tegen de Joden – voor de lezer nu historisch perspectief: tsaar Nicolaas II verkeert in die tijd onherroepelijk in zijn nadagen en is zich daarvan bewust. Zaak is het voor hem om zodoende de macht over het volk te houden. En hoe kan zoiets beter dan via een gemeenschappelijke vijand, namelijk de Joden. Maar het mocht niet baten; de tsaar moet in 1917 troonsafstand doen en wordt in 1918 samen met zijn gezin gefusilleerd.
Ook met Jacov Bok, de man die een prima fikser was, maar (uiteraard) hopeloos faalde als het om het repareren van de donkere kanten van de hemzelf en de medemens gaat. De mens stoot zich volgaarne telkens weer aan dezelfde steen.

Oud en nieuw antisemitisme
Voor deze huiveringwekkend op historische feiten gebaseerde roman was Bernard Malamud (New York 1914 – New York 1986) geïnspireerd door de geschiedenis van Mendel Beilis, een onterecht gevangen gehouden Jood in tsaristisch Rusland. Hij raakte in moeilijkheden vanwege een ‘rituele moord’ die in 1913 in Kiev zou hebben plaatsgevonden. Het was ‘bewijsbaar’ dat deze Jood de rituele misdaad was begaan. Dat was in Rusland de traditionele gang van zaken; een Jood was per definitie altijd schuldig.
Het proces rond Beillis veroorzaakte grote internationale verontwaardiging. Wellicht was dit de reden dat hij – in tegenstelling tot de romanfiguur Jacov Bok – na het proces in vrijheid is gesteld.

‘Christenbloed heeft plaatsgemaakt voor onder andere ‘bewijsbare internationale Joodse samenzweringen’ zoals het gevaar van het Zionisme’Awraham Meijers

‘De Fikser’ lezen betekent een pijnlijke confrontatie met een destijds onuitroeibare fabel, namelijk het bereiden van matzes met het bloed van christenjongetjes. Dat speelde begin vorige eeuw en de eeuwen daar voor. Inmiddels zijn de kaarten opnieuw geschud, na de moord op zes miljoen Joden waren nieuwe antisemitische sjablonen vereist. Christenbloed heeft plaatsgemaakt voor onder andere ‘bewijsbare internationale Joodse samenzweringen’ zoals het gevaar van het Zionisme: ‘Ik heb niets tegen Joden, maar die Zionisten…’. En bijvoorbeeld Nine Eleven: Op het moment dat het vliegtuig zich in het World Trade Centre boorde waren er geen of nauwelijks Joden in dat gebouw aanwezig – zegt men. Er kwamen zelfs ‘bewijzen’ op tafel dat het een Zionistische (Israëlische) aanslag was. Verhoudingsgewijs hebben veel Joden een Nobelprijs ontvangen. Kapitalistische Joden zouden Nobel-commissieleden die de prijs toekennen, hebben omgekocht. Enzovoort.

Er is een nieuwe vorm van antisemitisme, aangepast aan deze eeuw. Binnen dat kader zijn de marges dus heel erg ruim.

Authentieke vertaling
‘De Fikser’ kreeg in de loop der tijd zoveel prachtige recensies, ontving de  National Book Award en de Pulitzer Prize, en is wereldwijd met roem overladen. In 1968  is het boek verfilmd door John Frankenheimer, met in de hoofdrol Alan Bates. Dus is het eigenlijk  ondoenlijk en overbodig om hier nog eens een juichende kritiek te geven. In één zin: ‘De Fikser is zonder meer een werk van wereldformaat’. Dus gewoon kopen!

De Nederlandse vertaling is prachtig: De tekst is bijna veertig jaar geleden uit het Engels vertaald, waarbij de vertalers er in geslaagd zijn het woordgebruik authentiek te houden. Een grote verdienste van M. en L. Coutinho.


Titel: De Fikser
Heruitgave bij: Uitgeverij Meulenhoff
ISBN: 978-90-290-9168-8
ISBN e-book:978-04-023-0113-7
Winkelprijs – gebonden: 19,99 euro

(Meulenhoff heeft dit jaar drie verhalen van Malamud uitgegeven, gebundeld in een band: De Bediende, De Fikser en De Huurders)

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘De Fikser blijft een ongeëvenaard meesterwerk’ – boekrecensie