De Jindo-connectie – column Shoshanna de Goede

Shoshanna de Goede (foto: S. De Goede)

OP EEN ZOMERAVOND IN 1940 trok een jong Joods meisje tijdens een optreden in Den Haag de aandacht van de zestien jaar oudere Indonesische bandleider. Een voluptueuze achttienjarige met rode krullen en fel gestifte lippen, die voor de duvel nog niet bang was. Of ze ‘Blue Moon’ mocht zingen, met de band. Dat mocht ze. En nog datzelfde jaar volgde de bruiloft, die anticipeerde op de aanstaande eerste zoon die keurig wachtte tot de akte getekend was. Het werd geen heel gelukkig of langdurig huwelijk, maar er kwamen vier kinderen uit voort en het huwelijk redde het leven van mijn oma. Mijn opa maakte de Duitsers wijs dat hij een Japanner was (en die heulden met de Duitsers) en dat ze daarom van zijn vrouw moesten afblijven. Hij kon echter niet voorkomen dat de vier jongere zusjes van mijn oma (Leontien, Eva, Betty en Suzanne) op transport werden gesteld.

OP EEN ZOMERMIDDAG IN 2019 bracht ik met mijn gezin een bezoekje aan nooit eerder ontmoete familieleden van mijn opa in het plaatsje Tondano op Sulawesi – het eiland dat mijn opa in 1930 verliet en nooit meer terugzag. De familieleden waren de vijfde generatie nageslacht van mijn opa’s in 1875 geboren halfbroer. Hele verre familie dus, maar wél met de zelfde exotische achternaam als mijn moeder. Minstens zo bizar: nooit eerder zag ik kleine donkere vrouwtjes die zo op mij leken. Voor het bezoekje was een enorm buffet gemaakt, want de familie uit Nederland mocht het natuurlijk aan niets ontbreken. Ontroerend was het om de foto aan de muur te zien hangen waarop mijn opa poseerde op zijn zeventigste verjaardag in 1976, met al zijn kinderen en kleinkinderen. Oftewel: hier hing een foto aan de muur waar ik opstond als schuchtere peuter met een eskimo kapsel, bij mensen die ik nooit eerder had gezien! Mijn jongste zoon ging met zijn lichte ogen van hand tot hand, mijn oudste twee kinderen moesten met iedereen op de foto – of ze nou wilden of niet.

Toen werd er aangebeld. Ik had een paar dagen ervoor een appje gekregen van een onbekende man die zich uitgaf als vriend van mijn oom Elfin. Hij had voor mij de contacten gelegd met de familie in Indonesië, want hij komt daar al jaren over de vloer en heeft zich ook verdiept in het Bahasa Indonesia. Dat was natuurlijk ontzettend handig. Dat zijn vriend ons ook wilde ontmoeten leek me prima. In de deuropening stond een Indonesische man met een pak aan, een hoed op en tsietsieth uit zijn broek. Hij stelde zich voor als rabbi Yaakov Baruch – in het Nederlands. Ik keek waarschijnlijk alsof ik water zag branden. Rabbi Yaakov bleek een nazaat van de Nederlandse familie Van der Kloot – en was daarmee familie van mijn oma Mirjam van der Kloot; dezelfde oma die in 1940 in Den Haag trouwde met Roland Moningka, afkomstig uit een christelijke familie uit Tondano, Sulawesi. Vervolgens nam hij ons mee naar zijn sjoel, vijf minuten verderop, zodat onze oudste zoon (die een paar maanden daarvoor bar mitswa was geworden) daar voor het eerst tefillien kon leggen. Uitgerekend in Tondano, een klein stadje in noord-Sulawesi, leidt hij de enige actieve sjoel van heel Indonesië, met een wekelijkse dienst.

Dus daar stonden we, totaal overweldigd, in de sjoel van Tondano voor het vervullen van de mitswa. En zo werden mijn opa en oma, zo’n vijfentwintig jaar na hun overlijden en zeventig jaar na hun scheiding, voor een kort en bijzonder moment herenigd door de tefillien van de achterkleinzoon die ze nooit hebben gekend, in de sjoel van Tondano, omringd en toegejuichd door de christelijke Moningka familieleden. Met grote dank aan mijn oom Elfin T. Moningka die dit onvergetelijke bezoek van rabbijn Baruch tijdens ons bezoek aan de familie Moningka als verrassing voor ons had geregeld.

Lees ook:
Een nieuw jaar, een nieuw begin – column Shoshanna de Goede

‘In de dagen rondom de Hoge Feestdagen zijn we ons extra bewust van onze plek in de tijd. We treden naar binnen en kijken terug op wat het afgelopen jaar ons heeft gebracht en hoe we deze ervaringen mee willen nemen naar het komende jaar. In mijn geval had zich een heel jaar voltrokken waarin mijn man niet meer bij ons gezin aan tafel zat, ´s ochtends de jongste naar school bracht en ´s avonds met mij een wijntje dronk en we samen plannen maakten voor het weekend, de aankomende vakantie of een verder liggende toekomst…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » De Jindo-connectie – column Shoshanna de Goede