Hoe verdedig je het onverdedigbare? – column Tomer Pawlicki

Tomer Pawlicki
FB

‘Momenteel repeteer ik voor de moderne opera genaamd Eichmann. U raadt het al. De opera gaat over Adolf Eichmann. De man die tijdens de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk was voor het logistieke gedeelte van de Endlösung.

De repetities zijn in volle gang. We praten veel over Eichmann. Vooral over hoe hij tot zijn redenatie komt. Hoe hij zichzelf vrijpleit van schuld en verantwoordelijkheid. Mijn rol heeft een calvinistische inslag. Dat wil zeggen, ik verdedig letterlijk de ‘bevel is bevel’ gedachte. “Je stelt er geen vragen bij, je volgt een bevel als die gegeven wordt. Omdat het nu eenmaal instinctief is om bevelen te volgen. En daarom ben je niet schuldig.

Tijdens het proces tegen Eichmann, begin jaren zestig in Jeruzalem, waren onder andere Hannah Arendt en Harry Mulisch aanwezig.
Beiden viel op dat de man die berecht werd niets anders was dan een gehoorzame kantoorklerk. Arendt opperde de gedachte dat Eichmann geen duivel was, maar een banale uitvoerder van de gegeven bevelen. ’Een instrument’ van de heersende regime.
‘Een auto’, zoals Mulisch zelf zei, afhankelijk van wie er in rijdt. En alle maatschappijen stikken van dit soort auto’s.

Zo werd de term “Banaliteit van het kwaad” geïntroduceerd.
Kwaad doen zonder kwade bedoelingen.
Hij is symbool geworden van de onnadenkendheid. Van de mensen die klakkeloos bevelen opvolgde. Van de mensen die hadden gestemd op de NSDAP maar nooit genocide hadden gewild.
In andere woorden en zeer kort door de bocht: Het kwaad kan in iedereen schuilen die niet nadenkt.

Het is belangrijk te vermelden dat Eichmann zich onschuldiger voordeed dan dat hij was.
Hij was wel een bewuste uitdrager van het nazisme en voorstander van de Endlösung.

Dus hoe verdedigen wij banale uitvoerders?
Vanuit mijn Joodse achtergrond zou ik moeten zeggen dat ik moeite heb met deze voorstelling.
Moeite met de teksten die de gedachten van Adolf Eichmann representeren. Moeite om te accepteren dat onnadenkendheid ervoor heeft gezorgd dat er zes miljoen mensen zijn vermoord. Moeite met de gedachte van Arendt, dat het kwaad banaal is en ondoordacht.

En hoezeer ik er ook moeite mee heb, hoe vaker ik mezelf en de mensen om mij heen betrap op onnadenkendheid. Ons leven past in een systeem van onnadenkendheid. Want als we over alles moesten nadenken, ik noem bijvoorbeeld veter strikken als het meest simpele voorbeeld, dan kwamen we niet voorruit. We hebben systemen nodig die we kunnen vertrouwen. Juist om niet na te denken. Om vooruit te komen.

Daarom kan ik nu stellen dat ik geen onbegrip heb voor zijn redenatie. Sterker, ik weet niet wat ik zou hebben gedaan had ik in dezelfde maatschappij geleefd.
En waar ben ik nu medeplichtig aan?

Dat het kwaad in iedereen kan schuilen is een weerzinwekkende gedachte. Geen onlogische.
Ik zou dus naïef zijn als ik beweerde dat het kwaad zich onmogelijk in mij kan nestelen. Want ook ik ben onderdeel van een systeem. Langzaamaan begin ik te begrijpen dat wie dat wel doet, zichzelf een vrijbrief schenkt voor zelfkritiek. En zonder zelfkritiek lopen wij werkelijk gevaar gebruikt te worden.

Daarom ben ik genoodzaakt te zeggen dat ik geen moeite heb om onderdeel te zijn van de opera Eichmann. Ik ben voorstander. Het is belangrijk om vragen te stellen die schuren. Om meningen te horen die haaks kunnen staan op waar een vrije maatschappij voor staat. Juist om te testen of wij nog wel zo vrij zijn als dat we denken te zijn. Om te zorgen dat de maatschappij gezond blijft.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » Hoe verdedig je het onverdedigbare? – column Tomer Pawlicki