Een onverwacht grote Joodse gemeenschap – column David Serphos

C. Kamerodski

“Hoeveel Joden wonen er eigenlijk op Curaçao?” Deze vraag wordt me altijd gesteld als ik Joodse toeristen ontmoet.

De rijke joodse geschiedenis van het eiland met door de eeuwen heen verschillende synagoges, twee begraafplaatsen en (nog steeds) bedrijven met typisch Portugees-en Asjkenazisch-Joodse namen als de Senior Likeurfabriek, de Maduro & Curiel’s Bank, Parfumerie Penha en de stoffenwinkel van Ackerman; doen vermoeden dat er nog steeds een grote Joodse gemeenschap is. Meestal hield ik het de afgelopen jaren op zo’n honderdvijftig tot tweehonderd personen, qua ledental eerlijk verdeeld over de beide gemeenten Mikve Israel-Enanuel en Shaarei Tzedek. Maar inmiddels weet ik wel beter.

Als je vraagt hoeveel Joden er in Nederland wonen, ben je geneigd te kijken naar het aantal leden van het NIK, de Portugese zustergemeenschap en het Verbond van Liberaal-religieuze Joden. Alles bij elkaar kom je met een beetje geluk misschien op zo’n tienduizend. Maar in werkelijkheid zijn het er uiteraard veel meer. Want er zijn naar schatting nog eens vijftienduizend Joden die geen lid zijn of willen zijn van één van de genoemde kerkgenootschappen. En nog veel meer mensen die zich wel als Joods identificeren, maar geen lid kunnen zijn van één van de drie kerkgenootschappen omdat ze niet geboren zijn uit een Joodse moeder.

Dat er op Curaçao veel meer Joden wonen dan ik me altijd realiseerde, merk ik elke vrijdagavond weer aan het Sjabbat-diner bij de enige rabbijn die het eiland momenteel rijk is. Hij en zijn vrouw nodigen naast leden van de Joodse gemeenten elke week ook andere Joden uit, van wie ik het bestaan niet kende: op Curaçao woonachtige Joden die zij tegenkomen en die geen behoefte hebben om zich ergens bij aan te sluiten (en daarnaast trouwens ook niet-Joden die zij hebben leren kennen).

Zo maakte ik afgelopen vrijdagavond kennis met Nitzan en Rachel, artsen in het Curaçao Medical Center. Nitzan komt uit het zuiden van Nederland, Rachel is een rasechte Amsterdamse, uit Noord. In een synagoge zal je ze niet snel tegenkomen, maar dus wel aan de Sjabbestafel van het Chabad House op Curaçao.

Een regelmatigere gast is de Zwolse makelaar Benjamin, die de humor uit de mediene meenam naar het eiland. En dan is er ‘Manchi’ (Herman), die er een aantal keren per week met zijn kleine vissersbootje op uit gaat om de lekkerste tonijn of red snapper te vangen. Manchi’s moeder overleefde de Sjoa, maar hij groeide niet op met enig Jodendom. Vandaag is hij niet weg te denken als Chanoeka of Poeriem worden gevierd. En met Rosj Hasjanna verzorgt hij steevast de grote vis, waarvan de kop een symbolische functie vervult.

Bij het populaire strand van Janthiel werkt af en toe een man van gepensioneerde leeftijd. Als ik bij de slagboom ben, begroeten wij elkaar wel eens met Gut Sjabbes. Een paar jaar geleden zag ik hem daar voor het eerst.

Igor is net als ik ‘herkenbaar’ Joods. Hij heeft er echter helemaal niets mee, zei hij. Hij was in Amsterdam advocaat geweest en deed nu op Curaçao ‘helemaal niks’. Hij helpt de bevriende exploitant van het strand door af en toe de slagboom te bedienen. Ooit bracht ik hem met Rosj Hasjanna een appeltje met honing. Het ontroerde hem, want hij kende het van vroeger. Hij wenste me Sjana Tova. Hij heeft er misschien niks mee, maar toch heeft ie wel een Joodse nesjomme, een Joodse ziel.

Niet zo lang geleden kwam ik erachter dat een bekende Nederlandse rock-ster die op Curaçao woont, geboren is uit een Joodse moeder. Uit een interview met hem maakte ik op dat moeder de Sjoa had overleefd. De sympathieke gepensioneerde rocker heeft naar zijn zeggen geen enkele affiniteit met het Jodendom, dat hij associeerde met lange baarden en intolerantie. Toch twijfelt de rabbijn er niet aan dat ook deze man een Joodse nesjomme heeft. En het zal me niet verbazen als ik u een keertje kan vertellen dat ik ook met hem en met de man van de slagboom Lechayim heb mogen uitroepen aan de populairste Sjabbestafel van Curaçao.

En als u mij een volgende vraagt hoeveel Joden er op Curaçao wonen, zal mijn antwoord voortaan zijn: veel meer dan ik altijd dacht. Kom maar kijken bij Chabad op vrijdagavond.

Lees ook:
Hoge hoed – column David Serphos

‘Met Quipur – ingaand en uitgaand – was ik in Snoge. Een paar dagen eerder was ik uit Curaçao naar Nederland gevlogen, waar ik Ros Hasjaná (of Rosaná, zoals het daar onder de Spaans-Portugese Joden wordt genoemd) nog in de Snoa had doorgebracht. Ik wilde dit jaar per se weer aanbijten met mijn gezin aan de lange tafel bij mijn zus en zwager…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: | |

Home » Nieuws » Een onverwacht grote Joodse gemeenschap – column David Serphos